21 501-15
Consumentenraad

23 162
Consumentenbeleid

nr. 31
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 22 januari 1998

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 23 oktober 1997 overleg gevoerd met staatssecretaris Van Dok-van Weele van Economische Zaken over het consumentenbeleid (Kamerstuk 23 162, nr. 8, EZ-97-73 en -167), de agenda en het verslag van de Consumentenraad van 10 april 1997 (Kamerstuk 21 501-15, nrs. 26 en 27) en de agenda van de Consumentenraad van 3 november 1997 (EZ-97-601/EU-97-228).

Van het overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Rabbae (GroenLinks) noemde de notitie «De consument op nieuwe markten» een duidelijke poging om verder te gaan met het versterken van de positie van de consument. Zelfregulering van de markt is een goed uitgangspunt, maar het is de vraag binnen welke randvoorwaarden zelfregulering wordt toegestaan. Partijen hebben daarmee een eigen speelruimte. Op welk niveau en bij welke overschrijding gaat de overheid optreden en interveniëren?

Zoals bekend, verwacht de fractie van GroenLinks veel van de oprichting van een mededingingsautoriteit. Het is evenwel de vraag of deze mededingingsautoriteit alle (sub)sectoren gaat dekken. Is het ter bevordering van de concurrentie en de mededinging in Nederland niet beter om sectoraal een aantal radertjes te handhaven of in te voeren ten behoeve van de mededingingsautoriteit?

In de stukken is melding gemaakt van de overgang van een aantal monopolistische situaties naar meer op de marktwerking gerichte situaties. Op terreinen waarop er sprake is van een monopolistische situatie of van een overgangssituatie verdient de positie van de consument extra aandacht van de overheid. Hoe reageert het kabinet op de mededeling van de NV Nederlandse Spoorwegen dat zij volgend jaar wil gaan schuiven met tarieven en uren?

Dit kabinet wil de marktwerking stimuleren. Toch roept de minister van Economische Zaken in wezen een monopoliepositie in het leven in de energiesector. Dat wordt nodig geacht vanwege de toekomstige concurrentiepositie in Europa, maar is wel in strijd met de concurrentiefilosofie en het belang van de consument. Hoe valt dit met elkaar te rijmen?

De heer Rabbae stelde vast, dat de staatssecretaris zeer te spreken is over de geëmancipeerdheid van de consument. Het is waar dat de burger thans veel beter van allerlei zaken op de hoogte is dan zo'n twintig jaar geleden, maar dat geldt niet voor bijvoorbeeld vele jongeren, allochtonen en minima. Vandaar dat de heer Rabbae pleitte voor een categorale benadering van deze groepen. Dat zou bijvoorbeeld kunnen door de Consumentenbond in staat te stellen om gedurende een aantal jaren deze groepen wegwijs te maken op ondoorzichtige markten.

Blijkens een interview is de staatssecretaris bereid de Consumentenbond nog eenmalig financieel te helpen. De heer Rabbae dacht daarbij aan een programmafinanciering, zoals ook op andere terreinen wordt gehanteerd. Dat zou in financiële zin rust betekenen voor de Consumentenbond, terwijl er tevens zicht zou zijn op koers, doelstellingen en effecten van het programma van de bond.

Voor een aantal verkooptechnieken, zoals colportage, is een wettelijke bedenktijd vastgelegd waarin men van een aankoop kan terugkomen. Er komen steeds agressievere verkoopmethoden waarbij mensen overrompeld worden en besluiten nemen waarvan zij later spijt hebben. Vandaar dat de heer Rabbae pleitte voor het invoeren van een wettelijke bedenktijd op álle terreinen.

Gegevens over consumenten worden zonder dat deze het weet, in allerlei databasesystemen opgeslagen met als gevolg dat de consument wordt bedolven onder gerichte reclameaanbiedingen. Men probeert wel tot zelfregulering te komen in de sector, maar die is in de ogen van de heer Rabbae nog onvoldoende. Deelt de staatssecretaris die mening en, zo ja, vindt zij dan ook dat de privacybescherming in deze sectoren beter moet worden geregeld?

De heer Houda (PvdA) stond positief tegenover de notitie, waarin het Nederlandse uitgangspunt is neergelegd, dat de consument een actieve zelfstandige deelnemer aan de markt is, dat een goed functionerende markt voorwaarde is voor een goed functionerende consument en dat de regelgeving ondersteunend en beschermend moet zijn. De markt biedt zelf vele instrumenten, zoals certificering, die veelal flexibel zijn en daarom de voorkeur genieten. Kortom, het gaat om marktwerking en zelfregulering, uiteraard met enige bescherming van de consument. Het communautaire standpunt wijkt daar op zich van af en gaat ervan uit dat een adequaat wetgevingskader noodzakelijk is voor een goede wisselwerking tussen consument en markt en dat er derhalve op communautair niveau een actief consumentenbeleid gevoerd moet worden. Het belang van meer of minder regelgeving zal worden afgemeten aan de drie aangekondigde onderzoeken naar het functioneren en de doorzichtigheid van de markt, het evenwicht in de verhouding tussen consumenten en deelnemers aan de markt en de rol van de consumentenorganisaties in dit verband. Tot deze onderzoeken zijn afgerond, zullen er op Europees niveau geen beslissingen worden genomen over de consumentenregelgeving.

De heer Houda was van oordeel dat Nederland zich moet opmaken voor het bereiken van een goed consumentenbeleid binnen Europa. Het huidige Nederlandse standpunt is te veel gericht op Nederland en geeft geen blijk van een Europese visie. Veel van wat in Nederland ten aanzien van de positie van de consument is geregeld, is dat in andere EU-landen niet. Op die punten zal Nederland moeten proberen de rest van Europa te beïnvloeden. Daarnaast is elders in Europa de bescherming op andere punten beter geregeld. Daar kan Nederland dan weer van leren. Nederland is daar nogal passief in. Ook ontbreekt het aan de kaders voor de zelfregulering waarvoor de overheid in de overgangstermijn of op langere termijn verantwoordelijk is. Uiteraard moeten er in het kader van de zelfregulering wel garanties zijn op het gebied de veiligheid, zodat goederen en diensten de gebruikers niet schaden, op het gebied van de informatie, zodat keuzes effectief kunnen zijn, en op het gebied van de klachten- en verhaalmogelijkheden en de toegankelijkheid, vanwege het gelijkheidsbeginsel. Hoe denkt het kabinet de waarborgen op deze gebieden vorm te geven, ook in Europees verband?

In de notitie wordt ternauwernood ingegaan op het aspect educatie, terwijl het van belang is dat de overheid daar iets aan doet, bijvoorbeeld via voorlichtingsprogramma's op scholen en programma's gericht op ouderen. Hoe denkt het kabinet hieraan gestalte te geven? Is daar geld voor beschikbaar? Zo nee, waarom niet?

De heer Houda was van oordeel dat er een keuzemogelijkheid moet komen voor de consument. In het geval van de «gebonden klant» moet een klantenraad, een raad van toezichthouders of iets dergelijks zich kunnen buigen over leveringscondities, bijvoorbeeld in de energiesector. Deze toezichthouders moeten de markt volgen en terugkoppelen. Er moet een instantie zijn die kan worden aangesproken.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA) kon zich vinden in zelfregulering als einddoel, maar was van mening dat de staatssecretaris te gemakkelijk denkt over de randvoorwaarden en het wetgevingskader, net als over consumentenbeleid als deel van het marktwerkingsbeleid, want de toegang van de consument tot de markt is lang niet altijd zo gemakkelijk als zij suggereert, terwijl het consumentenbeleid erop gericht zou moeten zijn dat de consument een gelijkwaardige positie op de markt krijgt. Educatie is daarbij absoluut noodzakelijk, net als het bestaan van consumentenorganisaties. Aandacht voor doelgroepgerichte informatie en voorlichting blijft noodzakelijk, niet alleen in het kader van onderwijs, maar ook specifiek gericht op groepen als allochtonen, laagopgeleiden en ouderen. Het ministerie van Economische Zaken zou op dat punt een voorwaardenscheppende en ondersteunende rol moeten vervullen.

Mevrouw Van der Hoeven was er voor om de subsidieperiode voor de consumentenorganisaties tot en met 1998 te verlengen en om niet nog één keer subsidie te geven. Daarna zou bijvoorbeeld programmafinanciering een goede aanpak kunnen zijn. Zo'n programma zou een aantal projecten moeten omvatten. Daarmee zou recht gedaan worden aan de taak van EZ als het gaat om het ontwikkelen van een beleidsvisie op dat punt en aan de taak van met name de Consumentenbond. Die overgang vergt wel tijd. Kan 1998 daarvoor worden gebruikt?

Hoe werken de reeds bestaande toezichtsvormen? Op welke manier zal er gemonitord worden en welke criteria worden gehanteerd om te bepalen of nieuwe toezichtsvormen moeten worden ingesteld? Bij de toetsing van de toezichtsvormen zal systematisch het oordeel van de consumentenorganisaties moeten worden betrokken, terwijl het kennelijk de bedoeling is dat op ad hocbasis te doen.

Momenteel bestaat slechts voor bepaalde novel foods een etiketteringsplicht. Kan Nederland daarin niet verdergaan en een algemene etiketteringsplicht voorschrijven? Zo ja, dan moet die mogelijkheid worden bekeken. Zo nee, waarom niet?

Ingaand op de geannoteerde agenda van de Consumentenraad van 3 november a.s., vroeg mevrouw Van der Hoeven of de politieke overeenstemming over het richtlijnvoorstel betreffende de verkoop van en de waarborgen voor consumptiegoederen niet bereikt had kunnen worden tijdens het Nederlands voorzitterschap. Welke reactie is Nederland voornemens te geven op het groenboek inzake de algemene beginselen van het levensmiddelenrecht? De financiële diensten blijven een zorgpunt, niet alleen wat de klachten- en verhaalprocedures betreft, maar ook ten aanzien van de kosten voor de consument. De presentatie van de Commissie moet worden afgewacht. Maar wat zal de Nederlandse inzet op dat punt zijn?

Het European Home and leisure accident surveillance systeem (EHLASS) is een mooi systeem om in te zetten als instrument ter monitoring van de productveiligheid en de determinanten van de gezondheid in Europa. Mevrouw Van der Hoeven kon zich ook voorstellen dat men het systeem wil verbeteren. Zij vroeg of het systeem millenniumproof is, dus of rekening is gehouden met de datumveldenproblemen die op 1 januari 2000 zullen optreden. Zo neen, dan verwachtte zij dat de staatssecretaris daarvan een punt zal maken in het debat op 3 november.

Mevrouw De Koning (D66) had het gevoel dat consumenteneducatie in de ruimere zin van het woord – niet als onderwijsprogramma, maar in de zin van «mensen dingen bijbrengen» – een absolute noodzaak is. Zij vond het onbegrijpelijk, dat er geen consumentenrecht bestaat, dat er geen grondbeginsel is waarop een consument zich kan beroepen als hij zich onjuist behandeld acht. Dat geldt ook voor het gedrag van de rijksoverheid.

Het is de vraag of zelfregulering werkt. In dit kader wees mevrouw De Koning erop dat de NS de treinkaartjes in de spits duurder maken, hoewel steeds is gezegd dat consumentenbescherming een prioriteit van de spoorwegen is. Als dát het gevolg is van de voorgestane marktwerking, dan is het effect tegengesteld aan de bedoeling. In de alinea over het op afstand van de overheid plaatsen van publieke diensten staat: «Zoals in de notitie is aangeduid zullen ten aanzien van het vormgeven van die voorzieningen en de daarvoor benodigde regelgeving de principes van noodzakelijkheid en proportionaliteit moeten worden toegepast.». Wat wordt met die zin bedoeld?

De commissie Consumentenaangelegenheden van de SER (CCA) en de Consumentenbond hebben kritiek op het feit dat de milieuaspecten en de Europese dimensie te weinig in ogenschouw genomen zijn. Echt Europese regelgeving is nodig vanwege het verdwijnen van de grenzen.

Essentieel is de betrokkenheid van de Consumentenbond, eigenlijk de enige consumentenorganisatie in Nederland. Hiermee liep Nederland voorop in Europa. De staatssecretaris heeft in een interview gesteld, de bond nog één keer tegemoet te willen komen. Het is de vraag of de staatssecretaris niet onderschat hoe wezenlijk het functioneren van de Consumentenbond en met name het functioneren van de geschillencommissies, in Nederland is. Wat zou het macro-economisch gezien niet kosten als de bond er niet was en geen geschillen kon afdoen? Mevrouw De Koning vroeg de staatssecretaris de subsidiëring minimaal nog een jaar voort te zetten, omdat de subsidieafbouw veel te snel gaat.

Privacybescherming is van groot belang. In het Europees Parlement is langdurig gesproken over de financiële diensten. Mevrouw De Koning stelde vast dat de staatssecretaris hoopt dat de (organisaties van) aanbieders van financiële producten en de consumenten samen in dezen tot oplossingen zullen komen. Maar de tijd dat iedereen er zelf uitkwam, zou wel eens voorbij kunnen zijn. De vertrouwde nutsbedrijven worden minder vertrouwd.

Een televisieprogramma als «Ook dat nog» is het beste bewijs dat een consumentenorganisatie en een gereguleerd regelmatig contact met die organisatie geen luxe zijn.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD) stelde dat voor de VVD-fractie de eigen verantwoordelijkheid van de burger uitgangspunt is. In de huidige mondige samenleving dient die eigen verantwoordelijkheid inhoud te krijgen. Het is de vraag of de bescherming van de burger al voltooid is. Hoe mondig de burger ook is, hij kan toch slachtoffer worden van agressieve verkoopmethoden, zoals toegepast bij piramidespelen. De rechter heeft overigens in een rechtszaak, aangespannen door een aantal slachtoffers, op grond van de Colportagewet bepaald dat zij een vergoeding dienen te krijgen. Zaken als deze bewijzen het bestaan van een spanningsveld in een dynamische markt tussen de eigen verantwoordelijkheid van de consument en de bescherming die de overheid moet bieden.

De Consumentenbond heeft een grote historische rol gespeeld in Nederland en stelt op dit moment nog steeds allerlei zaken aan de orde. Ook mevrouw Voûte was benieuwd naar de stellingname van de staatssecretaris ten opzichte van de Consumentenbond en gaf de voorkeur aan projectfinanciering. Daarbij zal de doelmatigheid van het functioneren van de Consumentenbond in het oog gehouden moeten worden. Doelmatigheid zal waarschijnlijk een cultuuraanpassing van de organisatie vergen. De organisatie zal klantgericht moeten werken.

In het kader van zelfregulering en mondigheid van de consument is de informatievoorziening van de consument van groot belang. Over novel foods en biotechnologische ontwikkelingen zijn afspraken gemaakt. Nederland vervult daarbij een voortrekkersrol, met name op het gebied van certificering en informatieverstrekking aan de klant. Op het etiket van producten waaraan gemodificeerde producten, zoals soja, zijn toegevoegd wordt vermeld: gebaseerd op moderne biotechnologie. Nederland moet voor dit onderwerp bij voortduring aandacht vragen in Europees verband.

Het kabinet heeft een nota toegezegd over de samenhang van de toezichthouders in het kader van de nieuwe mededingingsautoriteit. Hoe staat het daarmee?

De informatietechnologie vormt een dynamische markt, waarbij de privacy van groot belang is. De Consumentenbond kan bij de aandacht daarvoor een grote rol spelen, samen met de Registratiekamer. De klantvriendelijkheid van de hardware in de informatietechnologie verdient veel aandacht. De Consumentenbond zou daarop kunnen wijzen.

Wat de geannoteerde agenda betreft, vroeg mevrouw Voûte hoe Nederland de harmonisatie van de verschillen in regelgeving en taal denkt te bevorderen in het kader van het richtlijnvoorstel betreffende de verkoop van en de waarborgen voor consumptiegoederen. Hoe ver wil Nederland gaan bij zijn streven naar overeenstemming tussen de richtlijn en het bepaalde in het Burgerlijk Wetboek?

Graag kreeg zij enige indicatie over de Nederlandse reactie op het groenboek inzake het levensmiddelenrecht. Het gaat om vereenvoudiging van regelgeving, wat van groot belang is in Europa. Vandaar ook het SLIM-project (Simple legislation internal marketproject). Ook hierbij vervult Nederland een voortrekkersrol.

Willen de grensoverschrijdende verkoop van en waarborg voor producten werkelijk inhoud krijgen, dan zullen de financiële diensten, met name via de elektronische snelweg, verbeterd moeten worden. Daarbij speelt de BTW-problematiek een grote rol. Wat is de Nederlandse insteek daarbij?

Antwoord van de regering

De staatssecretaris beaamde dat de essentie van de problemen is bescherming versus vrijheid. Vrijheid veronderstelt in dezen keuzen voor de consument op de markt. Bescherming geldt voor die terreinen waarop de keuzevrijheid tot excessen kan leiden of ontbreekt. Het ontstaan van nieuwe verschijnselen op de markt, zoals de informatietechnologie en het kopen op afstand, daagt de overheid uit om na te gaan of er overheidsmaatregelen nodig zijn of dat partijen moeten worden gestimuleerd om gaten die ontstaan te dichten. Deze notitie is een uitvloeisel van een eerdere nota waarin al is ingegaan op een groot aantal in dit overleg aan de orde zijnde vragen. In de nota werd onder meer uitvoerig ingegaan op de positie van de Consumentenbond. Daarin is met name aan de orde geweest de vraag: wie doet wat?

Daarover is de afgelopen jaren onduidelijkheid gebleken als gevolg van het feit dat de overheid bijvoorbeeld een aantal instellingen subsidieerde die zich bezighielden met consumentenbescherming of -voorlichting. De overheid moest bovendien zorgen voor goede basiswetgeving. Die basiswetgeving is inmiddels in Nederland gerealiseerd en op een aantal punten ook in Europa. Er is in de praktijk wel degelijk consumentenrecht in Nederland, namelijk via het Burgerlijk Wetboek en aanvullende basiswetten, gericht op de consument. De basiswetgeving is ook voltooid op het punt van de colportage en het kopen op afstand.

Sinds de eerdergenoemde nota, waarvan de staatssecretaris de inhoud schetste, is de rol van de overheid veranderd wat het ondersteunen van de emancipatie van de consument betreft. Een aantal instellingen is verzelfstandigd, zoals de SWOKA. De geschillencommissie heeft een andere positie gekregen en het Nibud heeft een eigen plaats gevonden. Ook is de relatie met de Consumentenbond veranderd door het afbouwen van de structurele subsidie. Er is nu een min of meer zakelijke relatie ontstaan tussen overheid en Consumentenbond in de vorm van opdrachtgever en klant met bijzondere vragen. Door omstandigheden is er een samenloop ontstaan van het nog niet kunnen oppakken van de nieuwe lijn, enkele andere factoren en het voor het eerst sinds jaren niet stijgen van het aantal leden, terwijl de bond toch een enorm draagvlak heeft, wat z'n belang bepaalt. Om die reden is de staatssecretaris voornemens met de Consumentenbond in het kader van een businessplan te praten over de mogelijkheid, de bond te helpen met een bijdrage, overigens niet als begin van een nieuwe structurele subsidieverhouding. Zij was bereid na te gaan of het nu gehanteerde projectsubsidiesysteem een meer programmatische opzet kan krijgen, omdat er een aantal meerjarige «klussen» voor de Consumentenbond zijn. Overigens vragen langdurige vraagstukken niet altijd om langdurige projecten. Uiteraard zal de Kamer over het resultaat van dit overleg worden geïnformeerd. Het is de bedoeling in december tot afspraken te komen.

De informatie over de toezichtpositie zal over enkele weken beschikbaar komen. Naar aanleiding van een interruptie wees de staatssecretaris erop dat er in de notitie apart aandacht is besteed aan de «gebonden klant» en de kwetsbaarheid van consumenten in het kader van nieuwe technologieën.

Wat onder meer Europa betreft, merkte zij op dat verschillende beslissingen nogal fundamenteel zijn voor consumenten, zonder dat het woord «consument» erin voorkomt. De Wereldhandelsorganisatie bijvoorbeeld neemt beslissingen die van groot belang zijn voor de consument. Om die reden is zij nogal gespitst op dat soort organisaties en heeft zij zich ingespannen om het mededingingsbeleid op de agenda van de Wereldhandelsorganisatie te krijgen. Afgesproken is nu, dat er een onderzoek komt naar mededinging wereldwijd. De antidumpingmaatregelen die de WHO mogelijk maakt, zijn goed voor de producent, maar slecht voor de handel en de consument. Om die reden heeft Nederland tijdens het voorzitterschap aangegeven dat de transparantie van beslissingen over antidumpingmaatregelen moet worden vergroot en dat bij de afweging ook op het belang van de consument moet worden gelet.

Nederland lijkt terughoudend bij consumentenbeleid in Europa, maar is het niet. Tijdens het voorzitterschap heeft het een debat op gang gebracht over de in Nederland al bekende systematiek van zelfregulering, basiswetgeving, consumentenemancipatie en marktwerking. Nederland beoordeelt voorstellen en wetgeving op basis van proportionaliteit en effectiviteit. Tijdens het voorzitterschap zijn drie richtlijnen gepasseerd: de richtlijn die het de consument mogelijk maakt toegang tot de rechter te krijgen in Europa, de richtlijn over grensoverschrijdende regels inzake consumentenkredieten en de richtlijn over vergelijkende reclame. Er lagen op dat moment nog geen concrete voorstellen over de financiële diensten en novel foods. Er is wel over deze onderwerpen gediscussieerd.

Uitgaande van de vraag welke regel het best kan worden toegepast in het belang van de consument en waar, meent het kabinet dat het richtlijnvoorstel inzake grensoverschrijdende garantieverlening niet de beste oplossing biedt, omdat in de praktijk per land wettelijk verschillende garantieregelingen bestaan. Bovendien beoogt het voorstel ook in te gaan op de commerciële garantierechten. Dat gaat het kabinet te ver, omdat het element «zelfregulering» daardoor verdwijnt. Tegengeworpen werd dat Nederland daarin alleen staat en dat ook de consumentenorganisaties het een goede regeling vinden. De staatssecretaris antwoordde dat het Nederlandse standpunt wordt ingegeven door het belang van de consument, omdat het richtlijnvoorstel een aantal in Nederland goed geregelde zaken onderuit zal halen. De zuidelijke landen vragen vaak om communautaire wetgeving, omdat zij nationaal een dergelijke wetgeving niet weten te realiseren. Nederland heeft overigens Duitsland en Italië aan zijn kant. Gegeven haar ervaring met de richtlijn over de toegang tot de rechter, was de staatssecretaris niet onder de indruk van een groot verschil in standpunten aan het begin van de discussie over een richtlijnvoorstel. Mocht het in het belang van de consument zijn om tot een compromis te komen, dan zal Nederland daaraan meewerken. Het behoort tot de standaardprocedure dat de Kamer, voorafgaand aan overleg in Europese raden, wordt geïnformeerd over de Nederlandse standpuntbepaling in die raden.

Grensoverschrijdende zaken die er beter van worden, horen thuis in communautaire regelgeving. Voor andere zaken geldt dat niet, vanwege het risico van kwaliteitsverlies, verminderde doorzichtigheid, bureaucratie en kosten. Daarbij wordt uiteraard uitgegaan van de positie van de consument. De staatssecretaris heeft haar visie in Europa geventileerd en voorafgaand aan het voorzitterschap aan de Kamer doen toekomen. Daarover is toen ook door de Kamer gesproken. Die visie kon rekenen op de sympathie van een aantal andere lidstaten. Het voorlopige voorstel met betrekking tot de financiële diensten vertoont alle kenmerken van de discussie die op 10 april in de Consumentenraad is gevoerd over de plaats en vormgeving van het consumentenbeleid.

Het kabinet tracht via enkele projecten ook in eigen land te komen tot grotere doorzichtigheid en betere bescherming in het kader van de financiële diensten. Wanneer de sector zelf niet tot een code komt, zal de overheid tot wetgeving moeten overgaan. Uiteraard wordt in overleg met aanbieders en afnemers en aan de hand van de eigen overheidscriteria beoordeeld of de zelfregulerende afspraak van de markt consumentenbelangconform is. Op 3 november zal worden bezien wat de belangrijkste kwaliteitseisen zijn die in een Europese richtlijn op dit stuk moeten worden opgenomen.

Wat consumenteneducatie en onderwijs betreft, wees de staatssecretaris erop dat er al sprake is van leerplanontwikkeling, speciaal gericht op de educatie van de consument (in de dop). De Consumentenbond houdt zich daarnaast bezig met de educatie van bijzondere groepen. Consumenteneducatie is zonder meer een basistaak van consumentenorganisaties. Via het verschuiven van prioriteiten zou evenwel kunnen worden gepoogd ruimte te scheppen voor projecten in het kader van de bijzondere speerpunten van de notitie. Die projecten zouden langer dan een jaar kunnen duren, maar geen structureel karakter mogen krijgen. Gevraagd naar haar standpunt in het geval dat er meer geld nodig is dan er beschikbaar is gesteld, antwoordde de staatssecretaris dat zorgvuldig omgegaan moet worden met onvoorziene omstandigheden, maar dat zij er wel in principe van uitging dat er geen extra geld beschikbaar zal worden gesteld. Desgevraagd deelde zij mee nog nooit met de staatssecretaris van OCW te hebben gesproken over (risico's van) sponsoring van scholen, maar dit wel te willen doen.

De Nederlandse reactie op het groenboek inzake het levensmiddelenrecht is onlangs aan de Commissie toegezonden. De Kamer zal een afschrift daarvan ontvangen. Het gaat voornamelijk om zaken op het terrein van de ministeries van VWS en LNV.

De staatssecretaris beaamde dat ook het doelmatigheidsbeginsel een rol dient te spelen. Het voorbeeld van het piramidespel geeft aan dat de burger zich tegen een dergelijke faux pas kan beschermen via de rechter.

Aan de privacybescherming zal extra aandacht worden besteed in de verdere uitwerking van het beleid op een aantal onderdelen, en dan uiteraard met name op het terrein van de financiële diensten en de elektronische verkoop.

De milieuaspecten komen aan de orde in de nota Economie en milieu.

De staatssecretaris zegde toe het al dan niet millenniumproof zijn van computerbestanden op 3 november aan de orde te zullen stellen.

Nadere gedachtewisseling

De heer Rabbae (GroenLinks) zou graag zien dat bij de uitwerking inzake privacybescherming ook de vorming van databases wordt betrokken, mede vanwege het risico van het verkopen van gegevens van consumenten.

Is het waar dat er geen bedenktijd geldt in geval van telefonische verkoop? Zo ja, dan zou hij graag zien dat de regelgeving op dat punt wordt aangepast.

De heer Rabbae vroeg naar de zienswijze van de staatssecretaris op zijn stelling dat de consument beschermd moet worden tegen de verkiezingsprogramma's van de politieke partijen. Wil de staatssecretaris verkiezingsprogramma's aan de vrije democratische markt overlaten en acht zij de consument op dit terrein geëmancipeerd – de heer Rabbae geloofde daar niet in – of wil zij zich er over buigen?

Mevrouw De Koning (D66) herinnerde eraan dat de voorgangster van deze staatssecretaris wel een structurele subsidie aan de Consumentenbond heeft toegezegd, zij het als inspanningsverplichting. Hoe moet de Consumentenbond zonder structureel subsidie zijn door de staatssecretaris zelf gewenste taken vervullen ten aanzien van met name educatie en toezichthouders? Als er een relatie komt waarbij de Consumentenbond moet werken op basis van opdrachten van de overheid, dan moet er wel sprake zijn van meerjarige werkplannen om geen personele problemen te krijgen. De stap van 5 mln. subsidie naar nul gulden subsidie is nogal groot. De fractie van D66 hecht aan het voortbestaan van de Consumentenbond. Wanneer de overheid activiteiten van de Consumentenbond verlangt, dan moet daar wel op de een of andere manier geld tegenover staan, liefst op een zekere structurele basis.

Hoe staat het met de verleden jaar aangekondigde consumenteneffectmeting?

De staatssecretaris was het ermee eens dat aandacht nodig is voor de privacybescherming bij databases.

Zij wist niet beter dan dat de wetgeving op het gebied van op afstand gesloten overeenkomsten met de wachttijd van zeven dagen ook van toepassing is op telefonische verkoop. Nagegaan zal worden of dit waar is. Mocht het niet waar zijn, dan zal de Kamer daarover worden geïnformeerd.

De richtlijn ten aanzien van vergelijkende reclame zou van toepassing kunnen zijn op verkiezingsprogramma's. Die worden altijd al over en weer vergeleken, zij het misschien niet conform de eisen van die richtlijn.

Vervolgens ging de staatssecretaris in op de vraag hoe structureel zakelijke vergoedingen (projectsubsidies) moeten zijn voor taken die worden afgesproken. Zij benadrukte dat er geen structurele subsidieverhouding meer is met de Consumentenbond en dat zij hechtte aan het voortbestaan van een zelfstandige Consumentenbond, met een goed draagvlak onder de consumenten. Zij hechtte voorts aan het voortbestaan van de Consumentenbond in relatie tot de overheid als opdrachtgever die uiteraard een vergoeding geeft voor het uitvoeren van haar opdrachten. Deze verhouding leent zich niet voor het garanderen van een bedrag voor projecten ter hoogte van het vroegere subsidiebedrag. Zij hield haar uitspraken over een meer programmatische aanpak staande. Overigens is over deze kwestie uitvoerig gediscussieerd aan de hand van de voorstellen die de Kamer drie jaar geleden zijn voorgelegd. Op dit moment is uitsluitend de vraag aan de orde of de Consumentenbond thans in staat is om zelfstandig door te gaan. De staatssecretaris heeft die vraag in positieve zin beantwoord.

Bij interruptie werd gesteld dat de bond wel een zeker personeelsbeleid moet kunnen blijven voeren. De staatssecretaris antwoordde dat dit voor elke organisatie geldt die te maken heeft met vraag en aanbod en met klanten en leden. In december zal met de Consumentenbond worden gesproken over het businessplan. Daarbij zal duidelijk worden wat de organisatie zelf moet doen (doelmatigheid, maken van keuzes e.d.) en wat het ministerie van EZ als oude trouwe partner en nieuwe klant voor de Consumentenbond kan betekenen om het voortbestaan van de bond te verankeren.

Gevraagd werd of de staatssecretaris vanwege het belang dat de overheid hecht aan het beschermen en steunen van de consument, een organisatie als de Consumentenbond zou willen handhaven en dus financieel zou willen ondersteunen, ook indien de bond geen andere inkomsten had of dat de staatssecretaris het bestaan van zo'n organisatie als een zaak van de samenleving beschouwt en daarom in geval van gebrek aan draagkracht onder de consumenten ook geen financiële hulp meer zou willen verlenen. De staatssecretaris reageerde met de opmerking dat zij het heel belangrijk vindt dat er vakbonden zijn, maar dat het iets anders is of de overheid voor het bestaan daarvan moet zorgen. Een consumentenorganisatie moet haars inziens een draagvlak onder de consumenten hebben in de vorm van contributiebetalende leden. De overheid kan daarbij wel een zetje in de rug geven. De Consumentenbond heeft een groot aantal leden weten te verwerven. Het enige probleem is dat precies in de periode van verzelfstandiging het aantal leden niet langer met de gebruikelijke 6% is gestegen, maar is gestabiliseerd.

Er wordt inderdaad een consumenteneffectmeting uitgevoerd. Daarbij wordt het effect van voorgestelde maatregelen op de consument gemeten.

De voorzitter van de commissie,

H. Vos

De griffier van de commissie,

Tielens-Tripels


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Mateman (CDA), Blaauw (VVD), Van der Vlies (SGP), H. Vos (PvdA), voorzitter, Van Gelder (PvdA), Smits (CDA), Ter Veer (D66), G. de Jong (CDA), Leers (CDA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Voûte-Droste (VVD), ondervoorzitter, Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Jorritsma-van Oosten (D66), De Koning (D66), Hessing (VVD), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), Van der Ploeg (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Van Walsem (D66) en Hofstra (VVD).

Plv. leden: Ten Hoopen (CDA), Van Rey (VVD), Van Middelkoop (GPV), Woltjer (PvdA), Sterk (PvdA), De Haan (CDA), Ybema (D66), Wolters (CDA), Lansink (CDA), Terpstra (CDA), Weisglas (VVD), Verbugt (VVD), Meyer (groep-Nijpels), M.B. Vos (GroenLinks), Bakker (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Klein Molekamp (VVD), Witteveen-Hevinga (PvdA), Leerkes (Unie 55+), Verspaget (PvdA), Adelmund (PvdA), Roethof (D66), Passtoors (VVD), Poppe (SP) en Feenstra (PvdA).

Naar boven