Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 21501-14 nr. 53 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 21501-14 nr. 53 |
Vastgesteld 10 december 2001
De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 7 november 2001 overleg gevoerd met minister Jorritsma-Lebbink van Economische Zaken over:
– de brief van de minister van Economische Zaken van 18 september 2001 inzake de Nederlandse reactie op het Groenboek «Op weg naar een Europese strategie voor een continue energievoorziening» (EZ-01488).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissie
Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA) vindt dat de reactie van het Nederlandse kabinet op het Groenboek goede ideeën bevat, maar ook een kanttekening verdient, met name als het gaat om de realisering van milieudoelen. Het lijkt er namelijk op dat die ondergeschikt worden gemaakt aan het belang van de wereldwijde vrijhandel. Nadruk op bevordering van het milieu is echter juist daarom gewenst, omdat de huidige, grotendeels door fossiele verbranding verkregen, energie grote nadelige effecten heeft. Gevreesd moet worden dat die ook met meer aandacht voor duurzaam verkregen energie niet meer tijdig kunnen worden weggenomen. Bovendien wekt de tekst van het Groenboek de indruk dat de opstellers ervan zich positiever ten aanzien van de milieubelangen opstellen dan het kabinet. Wil de minister daarom haar standpunt toelichten?
Van belang is het verkrijgen van een internationaal level playing field. Op de mondiale energiemarkt moeten dezelfde uitgangspunten gelden en Nederland zou geen goedkope, «vuile» stroom uit Duitsland of Frankrijk mogen importeren zonder dat in de prijs de nadelige milieueffecten zijn verdisconteerd. Terecht wil het kabinet Rusland betrekken bij het creëren van een level playing field. Niet duidelijk is hoe het wil opereren om in Europa de gewenste situatie op de energiemarkt te bereiken.
Een mogelijkheid om de opwekking van duurzame energie te bevorderen is de invoering van een ecotaks voor grootverbruikers. Natuurlijk is er de vrees van afname van de concurrentiepositie. Zou men echter wachten op maatregelen van andere landen, dan kan de invoering van een ecotaks voor grootverbruikers nog lang duren. Waarom zou Nederland niet, bij voorkeur samen met andere lidstaten, het voortouw kunnen nemen?
Bovendien moet men onderscheid maken tussen concurrentiepositie op de korte termijn en concurrentiepositie op de lange termijn. Voor een goede concurrentiepositie op de lange termijn zou het juist gewenst zijn meer te investeren in de opwekking van duurzame energie. Daarnaast past meer aandacht voor het milieu bij energieopwekking bij het idee van maatschappelijk verantwoord ondernemen.
De aanwending van aardgas kan een rol spelen bij een duurzaam energieverbruik en het terugdringen van de behoefte aan kernenergie. Aardgas is een zogenaamde schone fossiele brandstof. Terecht stelt het Groenboek dan ook dat de aardgasbaten meer ten goede moeten komen aan het verkrijgen van een meer duurzame energieontwikkeling. Nederland zal daarom zijn aardgasvelden behoedzaam moeten aanwenden, zeker zolang in Europees verband nog geen goed energiebeleid gestalte heeft gekregen. Getracht moet worden het aardgas zo efficiënt mogelijk te winnen en in te zetten. Nieuwe technologieën kunnen daarbij behulpzaam zijn. In welke mate wil Nederland hierbij gebruik maken van het zogenaamde Zesde kaderprogramma?
Mevrouw Witteveen spreekt voorts haar zorgen uit over de voorzieningszekerheid van de elektriciteitssector. Evenals bij olie zou ook bij elektriciteit sprake moeten zijn van een buffer om calamiteiten op te vangen. De markt moet transparanter worden om te kunnen bepalen wat de mogelijkheden zijn. Daarnaast moeten interventiemogelijkheden voor de overheid aan de hand van een Europese richtlijn een wettelijke grondslag krijgen. Gelet op de termijn die met de totstandkoming van die regelgeving is gemoeid, zou de minister in het kader van de wet inzake privatiseringsregels, waarvoor het wetsvoorstel binnenkort de Kamer zal worden aangeboden, reeds de nodige maatregelen moeten nemen.
Mevrouw Witteveen is voorts bevreesd voor het ontstaan van een gaskartel naar het voorbeeld van de OPEC. Zij wijst erop dat volgens ECN wel degelijk van een dergelijk kartel sprake is. Is het bericht van ECN hierover juist en, zo ja, wat zijn de gevolgen daarvan voor de vrijhandel in gas als energiebron?
Mevrouw Voûte-Droste (VVD) zegt de actie van de Europese Commissie, die aan de hand van een Groenboek de discussie over de zekerheidstelling van de energievoorziening bevordert, te waarderen. Kern van die discussie betreft de vraag waar en wanneer overheidsbeleid nodig is en in welke mate de markt voor de voorzieningszekerheid zorg kan dragen. De Commissie hanteert daarvoor één scenario. Het hanteren van één scenario is echter weinig reëel. Wel kan die dienen als aanzet voor de discussie. Hoe groot schat de minister de kans dat op de komende Energieraad in december over de hoofdlijnen van het Groenboek overeenstemming wordt bereikt?
Terecht komt Nederland met een driesporenbeleid voor een duurzame energievoorziening. Dat driesporenbeleid bestaat uit: het verlagen van het energieverbruik door efficiencyverbetering, het inzetten van duurzame energiebronnen en het inzetten van geavanceerde energietechnologie en research en development.
Wat het eerste spoor betreft merkt mevrouw Voûte op dat de REB niet altijd het geschikte middel is. De effectiviteit daarvan staat namelijk niet op voorhand vast. Daarentegen zou meer de nadruk kunnen worden gelegd op ICT. Het is bijvoorbeeld mogelijk het telewerken, teleleren en de e-commerce te bevorderen. Is de minister bereid deze aspecten in Europees verband aan de orde te stellen? Verder moet energiebesparing de aandacht hebben. Besparing levert de diverse sectoren direct financieel voordeel op en draagt daarmee bij aan de duurzame ontwikkeling.
Wat het tweede spoor betreft, zijn er de fiscale steunmaatregelen. Mevrouw Voûte wijst erop dat ook buitenlandse partijen in deze vorm van steun geïnteresseerd zijn. Daarom zijn maatregelen nodig die voorkomen dat buitenlandse ondernemingen op grootscheepse wijze gebruik maken van de Nederlandse steunmaatregelen. Die moeten wel de Nederlandse bedrijven de kans bieden om duurzame projecten te realiseren. Financiering van de duurzame energie met alleen een ecotaks in Nederland zou niet terecht zijn. Daarmee zou de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven namelijk onder druk komen te staan en bedacht moet worden dat de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven nu al 11% onder die van de andere lidstaten ligt.
Het verheugt mevrouw Voûte dat het Nederlandse beleid erop gericht is de opwekking van duurzame energie een herkenbare plaats in het Zesde kaderprogramma te geven. Daarbij gaat het om jaarlijks 100 mln euro voor onderzoek- en demonstratieprojecten. Meer aandacht voor research en development zou op haar plaats zijn.
Opvallend is dat een aantal lidstaten de opwekking van kernenergie wil bespreken. Eurocommissaris De Palacio heeft laten weten dat Europa niet zonder kernenergie kan als het de Kyotoverplichtingen wil nakomen. Daarom moet de mogelijkheid van de opwekking van kernenergie nadrukkelijk bij de bespreking van het Groenboek aan de orde komen. Wat is de houding van de Nederlandse regering op dit punt?
Mevrouw Voûte meent dat in Europa nog onvoldoende aandacht is voor de voorzieningszekerheid van energie. Ter illustratie herinnert zij aan de verplichtingen die voortvloeien uit de regelgeving ten aanzien van de voorraadvorming aardolieproducten. Een aantal lidstaten voldoet nog steeds niet aan de richtlijnen.
Het Groenboek zegt weinig over de rol van kleinschalige, decentrale energieopwekking. Wil de minister daarvoor aandacht vragen? Wil zij ook aandacht besteden aan het tot stand brengen van een interne energiemarkt? Gelet op de gewenste reciprociteit verdient met name de uitwisseling met Frankrijk aandacht. Verder moet er aandacht zijn voor het creëren van een gunstig investeringsklimaat in de sector van de energievoorziening.
Mevrouw Voûte zegt ten slotte de voorstellen die de AER in zijn advies geeft, te steunen. Dat advies houdt in dat energie schoon, betaalbaar en betrouwbaar moet zijn? De AER wijst ook met nadruk op het belang van een betere informatievoorziening, bijvoorbeeld door de sector van de elektriciteitsproductie, zodat bijsturing mogelijk is. Wil de minister dit bevorderen?
De heer Van Walsem (D66) spreekt zijn waardering uit voor de Nederlandse reactie op het Groenboek. Zij komt overeen met het standpunt dat hij namens zijn fractie wil verwoorden, met name als het gaat om het belang van de Europese energievoorziening. Het streven naar vrijhandel op de wereldmarkt is belangrijk, maar de aandacht dient allereerst uit te gaan naar een goed functionerende Europese energiemarkt, waarop de reciprociteit gestalte krijgt.
De zekerheid van energievoorziening is gebaat met diversificatie. De minister denkt de diversificatie te bereiken met nadruk op het creëren van vrijhandel, maar de vraag is of alleen nadruk op vrijhandel voldoende is. Ook op dit punt dienen in Europees verband eventueel aanvullende maatregelen te worden genomen. Duurzame energievoorziening kan gestimuleerd worden met fiscale maatregelen die in het kader van het subsidiariteitsbeginsel mogelijk zouden moeten zijn.
Een ander element bij de zekerheidstelling in de energievoorziening is de reservecapaciteit. Onduidelijk is nog wie daarvoor verantwoordelijk is. Ook hierbij kan de vrijhandel risico's met zich brengen, omdat daarbij vooral de concurrentiepositie van belang is en niet het maatschappelijke belang. Wat is de visie van de minister op dit punt?
De tekst van de reactie van de regering roept bij de heer Van Walsem enkele vragen op. Er staat bijvoorbeeld dat optreden van de Europese Commissie gerechtvaardigd is als de lidstaten zelf hun doelstellingen niet kunnen verwezenlijken maar de Commissie wel. Moet hier niet staan: «niet kunnen of niet willen verwezenlijken»? Verder wordt gerefereerd aan het voorstel van de Commissie om sectoren die vroeger van staatswege ondersteuning kregen, te belasten en de opbrengst aan te wenden voor financiering van de opwekking van duurzame energie. Volgens de minister zou dat niet nodig zijn. Wil zij uitleggen wat hier precies wordt bedoeld?
De heer Atsma (CDA) zegt in te stemmen met de reactie van de minister op het Groenboek, maar plaatst ook een enkele kanttekening. Hij vraagt zich bijvoorbeeld af of het streven naar vrijhandel op voorhand wel de beste en de enige manier is om de energievoorziening veilig te stellen. De ontwikkelingen na 11 september hebben zeker invloed op de energiezekerstelling. Is het Groenboek na 11 september geactualiseerd? Wordt rekening gehouden met de positie van Nederland als belangrijke leverancier van aardgas? Nederland moet wellicht extra kosten maken om de voorziening veilig te stellen. Wil de minister hierover iets zeggen? Zou opnieuw de kwestie van voorraadvorming aan de orde moeten worden gesteld? Hoe kwetsbaar is niet alleen de Europese, maar ook de mondiale energievoorziening? Ten slotte sluit de heer Atsma zich aan bij de vragen van voorgaande sprekers met betrekking tot de opwekking van duurzame energie.
De minister herinnert de leden aan de procedure die bij de bespreking van het Groenboek wordt gevolgd. Nadat de Commissie het Groenboek vorig jaar had uitgebracht, is het in de Energieraad van mei 2001 besproken. Vervolgens is het in de verschillende parlementen van de lidstaten aan de orde gesteld. Aan het eind van dit jaar zullen de reacties van alle lidstaten en andere betrokken instanties worden gebundeld.
Het Belgische voorzitterschap heeft aan de hand van de discussies die reeds over het Groenboek zijn gevoerd, de conclusie getrokken dat er aandacht dient te zijn voor diversificatie naar bron en soort energiedrager. Verder moet er meer aandacht zijn voor efficiencybevordering en zal moeten worden bezien of de energievoorraden inderdaad, zoals de Commissie lijkt te willen, communautair moeten worden beheerd. Nederland is op voorhand geen voorstander van beheer van de aardgasvelden door de Europese Commissie.
Mede in het licht van de gebeurtenissen op en na 11 september zal de high level group van 12 november enkele thema's met betrekking tot de energievoorziening bespreken. Aan de orde zal zijn: de dialoog met producerende landen, verbetering van de infrastructuur en de steun voor kolenmijnbouw. Op de Energieraad van december zullen nog geen definitieve conclusies naar aanleiding van de bespreking van het Groenboek door de verschillende lidstaten en organisaties worden getrokken. Volgend jaar zal het Spaanse voorzitterschap de afronding van het debat hierover verzorgen.
De minister beaamt het belang van duurzame energieopwekking en het in acht nemen van milieuaspecten. Duurzame energieopwekking kan de voorzieningszekerheid bevorderen, maar tegelijk geldt dat zeer stringente maatregelen op het gebied van natuur en milieu de energievoorziening kunnen belemmeren. Verschillende buitenlandse en internationale projecten lopen daardoor soms vertraging op. Ter illustratie noemt de minister de verbinding tussen Frankrijk en Spanje door de Pyreneeën en de stagnatie in de energievoorziening in Californië.
Zij zegt voorts dat Nederland groot voorstander is van de invoering van een ecotaks op de langere termijn. De Nederlandse regering houdt daar in de Europese gremia al jaren een pleidooi voor. Probleem is dat de bewindslieden van de andere lidstaten lang niet altijd een eensluidende mening naar voren brengen, waardoor het moeilijk is tot een eenduidig Europees standpunt te komen. De mogelijkheid van samenwerking met slechts enkele lidstaten verdient niet de voorkeur.
Invoering van een REB voor grootverbruikers op korte termijn alleen in Nederland zou niet overeenstemmen met het gestelde in het regeerakkoord en is daarom niet te verwachten. Bovendien brengt een dergelijke eenzijdige maatregel de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven in gevaar. Wel moet men in aanmerking nemen dat veel van de Nederlandse industrieën concurrentie van de wereldmarkt ondervinden, zodat invoering van een ecotaks in Europees verband slechts een gedeeltelijke concurrentiebescherming biedt. Bovendien is een benchmarkconvenant met de energie-intensieve sectoren gesloten. Naleving van dit convenant zal leiden tot zuinig energieverbruik. Een belastingmaatregel kan daar weinig aan toevoegen.
Er bestaat thans geen kartel van gasproducerende landen. Er zijn ook geen aanwijzingen dat dat zal ontstaan. Het aandeel van OPEC op de gasmarkt is zo gering dat men niet kan spreken van een gaskartel van OPEC. Dat betekent dat OPEC vrijwel geen invloed op de prijsbepaling van het gas heeft. Bovendien zijn de productiekosten van aardgas in de OPEC-regio niet veel lager dan bij de concurrerende aardgasleveranciers.
Energievoorziening wordt een belangrijk onderdeel van het Zesde kaderprogramma. De minister zegt naar meer aandacht voor duurzame energie binnen dit programma te streven. Het programma biedt de mogelijkheid om te voorzien in middelen voor het verkrijgen van meer inzicht in energievraagstukken. Research en development voor praktische toepassing zal echter vooral door private partijen moeten worden verzorgd.
Nagegaan wordt of de wijze waarop de markt wordt gemonitord, voldoende is om de leveringszekerheid op de langere termijn veilig te stellen. Aanpassingen zijn uiteraard niet uitgesloten en wellicht is meer transparantie nodig om de productiecapaciteit goed te kunnen monitoren, maar vooralsnog is er voldoende zekerheid omtrent de energievoorziening. Verder moet in aanmerking worden genomen dat er op dit punt een nationale en bovennationale verantwoordelijkheid is. De voorzieningszekerheid en de reservecapaciteit zullen in het Energierapport nader aan de orde worden gesteld.
Thans wordt 35% van de elektriciteitsvoorziening in de EU in kerncentrales opgewekt. Sluiting van die centrales zou betekenen dat meer energie met conventionele centrales moet worden verkregen waardoor de CO2-uitstoot zou toenemen. Uit een oogpunt van klimaatbeleid speelt kernenergie daarom een belangrijke rol. België, Spanje, Duitsland, Nederland en Zweden willen geleidelijk overstappen naar een andere vorm van energieopwekking. Frankrijk en mogelijk ook Finland overwegen daarentegen de opwekking van kernenergie te bevorderen. De Europese Commissie wil met name de mogelijkheid van nieuwe reactoren, kernfusie, de kwestie van de opslag van het afval en de veiligheid onderzoeken. Nederland steunt dat onderzoek. Bij andere lidstaten lijkt de interesse voor kernfusie toe te nemen, maar voor Nederland heeft die geen prioriteit. Nederland wil met name investeren in verbetering van de efficiency en de duurzaamheid.
Verder spant Nederland zich in voor het creëren van een level playing field in Europa. Ten onrechte zou men kunnen veronderstellen dat verdere liberalisering een prijsopdrijvend effect heeft. Dat is haars inziens onjuist: in Nederland is de elektriciteitsprijs relatief hoog door het grote aandeel gas in de elektriciteitsopwekking en de hoge gasprijs. Voor de kleinere verbruikers dalen de elektriciteitsprijzen overigens al. Volgend jaar worden de resultaten van het onderzoek van de Europese Commissie naar de Europese liberalisering verwacht. Aan de hand daarvan kunnen knelpunten in kaart worden gebracht.
Liberalisering alleen zal echter niet tot de gewenste duurzaamheid leiden. Daarom is voor de realisering van duurzame energieopwekking ook een steunkader geschapen. Verdere subsidiëring om de concurrentiepositie te handhaven, is evenwel niet gewenst. Subsidiëring van andere sectoren dan die van de duurzame energie zou immers leiden tot steun aan conventionele, vervuilende centrales. Onder strikte voorwaarden zou tijdelijk een degressieve steun aan de Duitse bruinkoolgestookte centrales gegeven kunnen worden teneinde daar de overgang naar schonere energie geleidelijk te kunnen laten verlopen.
Afhankelijkheid van import van energie is geen belemmering zolang er een concurrerende, mondiale energiemarkt is. Daarom wil Nederland de wereldvrijhandel bevorderen. Echter, juist in veel vooral olieproducerende landen is niet de gewenste politieke stabiliteit en juridische infrastructuur aanwezig. Daarom moeten voor de voorzieningszekerheid vooral op communautair vlak de nodige maatregelen worden getroffen.
Zeker na de laatste internationale ontwikkelingen is de Wet voorraad aardolieproducten actueel. COVA (Centraal orgaan voorraadvorming aardolieproducten) heeft de procedures opnieuw gecontroleerd en gebleken is dat het systeem nog goed functioneert. Bij een eventuele crisis kan daarom adequaat worden gereageerd.
De Commissie heeft voorgesteld om sectoren die in het verleden zijn gesubsidieerd, met een heffing te confronteren. De Nederlandse regering is echter voor generieke heffingen en keert zich daarom tegen het standpunt van de Commissie op dit punt.
De gebeurtenissen op en na 11 september tonen aan dat men voortdurend op onvoorziene ontwikkelingen moet zijn voorbereid. De AER heeft geadviseerd de kosten voor voorzieningszekerheid in kaart te brengen en te meten welke maatregelen tot meer of minder kosten leiden. In het Energierapport zullen hierover nadere mededelingen worden gedaan.
Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA) meent dat de noodzaak van zekerstelling van de energievoorziening noopt tot het snel nemen van maatregelen. Zij acht initiatieven op dit punt nodig. Eventueel zal zij bij de behandeling van het wetsvoorstel inzake de privatiseringsregels met amendementen komen. Zij spreekt voorts haar steun voor de pogingen van de minister uit om in Europees verband investeringen in de energievoorziening met aardgas te bevorderen.
Mevrouw Voûte-Droste (VVD) herinnert de minister aan de mogelijkheid die in het laatste punt van het AER-advies wordt genoemd en vraagt haar mening over het inzetten van nieuwe middelen bij de winning van schoon fossiel.
De heer Van Walsem (D66) merkt op dat alle maatregelen ter bevordering van de zekerstelling van energievoorziening onverlet laten dat besparingen prioriteit moeten hebben.
De heer Atsma (CDA) vraagt zich af wat de initiatieven van de PvdA-fractie zullen inhouden en op welke manier zij haar voornemen om bij de nieuwe wet inzake de privatiseringsregels wijzigingen aan te brengen, gestalte zal geven.
De minister zegt in antwoord op de opmerking van mevrouw Witteveen dat er geen problemen zijn op het punt van de voorzieningszekerheid. Ook bestaat niet het gevaar dat die op de korte of middellange termijn ontstaan. Aangezien er geen zekerheid is voor de langere termijn, zijn diverse onderzoeken gestart. Daarover zullen in het Energierapport nadere mededelingen worden gedaan.
De industrie streeft permanent naar verbetering van de winningsmethodes. Ook VROM en EZ laten onderzoeken naar verschillende technieken doen. Bijvoorbeeld wordt nagegaan of door CO2-injectie de productie kan worden verhoogd en de bodemdaling kan worden voorkomen. Verder wordt nagegaan of CO2-opslag in steenkoollagen mogelijk is.
Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Biesheuvel (CDA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Leers (CDA), Voûte-Droste (VVD), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (ChristenUnie), M. B. Vos (GroenLinks), Van Walsem (D66), Hofstra (VVD), Wagenaar (PvdA), Stroeken (CDA), Van den Akker (CDA), Geluk (VVD), Ravestein (D66), Verburg (CDA), Blok (VVD), Hindriks (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Bolhuis (PvdA) en Horn (PvdA).
Plv. leden: Snijder-Hazelhoff (VVD), Atsma (CDA), Molenaar (PvdA), Wijn (CDA), Klein Molekamp (VVD), Vendrik (GroenLinks), De Swart (VVD), Van den Berg (SGP), Poppe (SP), Kuijper (PvdA), Van Middelkoop (ChristenUnie), Van der Steenhoven (GroenLinks), Schimmel (D66), Van Baalen (VVD), Herrebrugh (PvdA), Van der Hoeven (CDA), De Haan (CDA), Van Beek (VVD), Bakker (D66), Schreijer-Pierik (CDA), Udo (VVD), Hamer (PvdA), Koenders (PvdA), Schoenmakers (PvdA) en Smits (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-14-53.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.