21 501–14
Energieraad

nr. 34
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 12 juli 1996

Onderstaand treft u het verslag aan van de Energieraad van 20 juni 1996

Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende regels voor de interne markt voor elektriciteit

Op basis van het laatste compromisvoorstel van het Italiaans voorzitterschap heeft de Raad een politiek akkoord bereikt. Belangrijkste elementen uit het voorstel zijn in de eerste plaats de aanpassing van artikel 19 (de mate van marktopening) op basis van een eerder overeengekomen Frans-Duits compromis. Dit compromis gaat uit van een initiële, minimum marktopening van rond 22%. Dit percentage marktopening wordt berekend aan de hand van het gemiddelde aandeel van de vraag van eindverbruikers van 40 GWh binnen de Europese Unie. Vervolgens wordt 3 jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn de markt verder geopend tot 25% (20 GWh) en 6 jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn wordt de markt geopend tot 32% (9 GWh). Een tweede belangrijk element betreft de review van de Commissie over de toepassing van de richtlijn en het rapport over de mogelijkheid van verdere opening van de markt op een zodanig tijdig tijdstip dat verdergaande stappen effectief kunnen zijn onmiddellijk na afloop van de periode van 3 x 3 jaar. Volgens de Raad moet het mogelijk zijn om de richtlijn per 1 juli 1997 in werking te laten treden. Lidstaten hebben vervolgens twee jaar voor implementatie van de richtlijn.

Een derde element betreft het punt van reciprociteit. Tijdens het Algemeen Overleg van de Vaste Commissie van Economische Zaken op 26 juni jl. hebben we kort over dit onderwerp gesproken. De bedoeling van de reciprociteitsclausule is om landen die verder gaan dan de minimum marktopening te beschermen tegen exporteurs uit een land dat zijn eigen markt voor een groot deel dicht houdt. Partijen (hierbij valt te denken aan netbeheerders) in de liberale landen kunnen een contract voor stroomlevering met zo'n leverancier tegenhouden indien de afnemer, ware hij in het exporterende land gevestigd geweest, niet gerechtigd zou zijn tot import. De overheid van het importerende land kan vervolgens, bijvoorbeeld op verzoek van de afnemer van de geblokkeerde transactie besluiten de zaak aan de Commissie voor te leggen. De Commissie heeft dan het recht de partijen alsnog te verplichten tot uitvoering van het contract. Tijdens de Raad is wel gewezen op het feit dat een dergelijk reciprociteits(of safequard) clausule van tijdelijke aard is, maar in ieder geval gedurende de periode van negen jaar van kracht dient te zijn. Tenslotte is in het compromisvoorstel opgenomen dat de reciprociteitsclausule 4,5 jaar na inwerkingtreding van de richtlijn op zijn werking zal worden getoetst.

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

Naar boven