21 501-14
Energieraad

nr. 27
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 30 januari 1995

Met mijn brief van 29 november 1994 (Kamerstuk 21 501-14, nummer 25) heb ik u mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken geïnformeerd over de stand van zaken rond het Europese Energiehandvest en het Energiehandvestverdrag. In deze brief breng ik u op de hoogte van de laatste ontwikkelingen met betrekking tot het verdrag.

In herinnering zij gebracht dat op 17 december 1991 in Den Haag het Europees Energiehandvest werd getekend. Precies drie jaar later, op 17 december 1994, heeft in Lissabon de ondertekeningsceremonie van het Energiehandvestverdrag plaatsgevonden. Van de 51 landen die het Europees Energiehandvest hebben ondertekend, hebben 42 het Energiehandvestverdrag getekend, waaronder Nederland. De overige 9 landen hebben tot en met 16 juni 1995 daartoe nog de gelegenheid. Bij de meeste van deze 9 landen waren interne procedures er de oorzaak van dat ondertekening op 17 december nog niet mogelijk was. In vrijwel al die gevallen werd wel de intentie tot ondertekening van het verdrag te kennen gegeven door tekening van de Slotakte (de afspraken en verklaringen bij het verdrag). Het bij het verdrag behorende Energie-efficiency-protocol is door 40 landen ondertekend, waaronder Nederland.

In de bijlage bij mijn brief van 29 november 1994 werd vermeld dat de positie van Noorwegen onzeker was, daar dat land problemen had met de teksten inzake soevereiniteit over energiebronnen. Noorwegen heeft uiteindelijk in Lissabon de intentie tot ondertekening van het verdrag uitgesproken en de Slotakte ondertekend. Van de Westerse landen die deelnamen aan de onderhandelingen hebben thans alleen de Verenigde Staten en Canada niet de intentie uitgesproken tot ondertekening over te gaan. De Verenigde Staten verklaarden dat het verdrag op een aantal punten tekortschiet; overigens hebben zij wel gesteld een actieve belangstelling voor het Energiehandvestverdrag en de daaraan verbonden werkzaamheden te blijven behouden.

In mijn eerdergenoemde brief vermeldde ik ook onzekerheid over de positie van Rusland. Deze onzekerheid bleef tot het laatste moment bestaan. Rusland kwam met extra wensen, met name op het gebied van nucleaire handel en met betrekking tot vrije overmaking van betalingen. In intensief overleg met vooral de Europese Gemeenschappen konden deze kwesties echter worden opgelost.

Het verdrag voorziet in voorlopige toepassing door de landen die het hebben ondertekend. Een beperkt aantal landen maakte gebruik van de mogelijkheid hier een uitzondering op te maken. Formele inwerkingtreding zal echter pas plaatsvinden negentig dagen nadat dertig landen het verdrag geratificeerd hebben. Naar verwachting zal binnenkort een voorstel van rijkswet inzake de goedkeuring van het verdrag en het Energie-efficiency-protocol aan de Raad van State van het Koninkrijk worden voorgelegd.

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

Naar boven