21 501-12
Industrieraad

21 501-14
Energieraad

nr. 77
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 28 mei 2002

Ten behoeve van het algemene overleg op 30 mei aanstaande zend ik u hierbij de geannoteerde agenda voor de gecombineerde Industrie/Energieraad van 6 en 7 juni aanstaande. Ik volg daarbij de voorlopige agenda van het voorzitterschap.

INDUSTRIEGEDEELTE (6 JUNI)

1. Concurrentiekracht en ondernemingenbeleid

De Industrie/Energieraad begint met een presentatie van de Europese Commissie over concurrentiekracht en ondernemingenbeleid in de Europese Unie. De Commissie verwijst voor dit onderwerp naar 2 achtergronddocumenten: het concurrentierapport 2002 en de mededeling: Productiviteit sleutel voor concurrentiekracht. De belangrijkste onderwerpen uit het concurrentiekrachtrapport 2002 zijn de factor arbeid en productiviteitsgroei en productiviteitsontwikkeling in de dienstensector. Voorts besteedt het rapport aandacht aan de relatie tussen ondernemingenbeleid en mededingingsbeleid. Een ander belangrijk onderwerp uit het rapport is hoe de Europese industrie omgaat met het milieu. De mededeling: productiviteit: sleutel voor concurrentiekracht beziet de ontwikkeling van de productiviteit in de Europese Unie. De afgelopen jaren is de groei uit de arbeidsproductiviteit. Dit heeft negatieve gevolgen om de doelstelling van Lissabon (De EU binnen 10 jaar maken tot de meest concurrentiële economie in de wereld) te realiseren. Het rapport beklemtoont de noodzaak om de productiviteitsgroei in de Europese Unie weer op peil te brengen. De tanende groei van de arbeidsproductiviteit is niet toe te schrijven aan één bepaalde sector. Niettemin lijkt er een duidelijke link te zijn met ICT-toepassing en innovatie. Het rapport roept op de arbeidsproductiviteit te stimuleren en zodoende de Lissabon-strategie niet in gevaar te brengen. Na de presentatie van de Commissie zal een debat plaatsvinden en zal de Raad conclusies aannemen over het onderwerp. De conclusies benadrukken onder andere het belang van onderwijs en training, een efficiëntere arbeidsmarkt, arbeidsproductiviteit, ICT-verspreiding en innovatie.

Vervolgens zal het Spaanse voorzitterschap verslag doen wat er afgelopen tijd aan vooruitgang is geboekt na het besluit van de Europese Raad van Feira (handvest MKB). Ze zal hierbij met name aansluiten bij de Conclusies van de Europese Raad van Barcelona van 15 en 16 maart 2002 en de vergadering in Aranjuez op 6 februari 2002. Ondernemerszin blijft een zwak punt in Europa, terwijl die om de doelstellingen van Lissabon te halen essentieel is. Meer aandacht moet derhalve besteed worden aan zaken als: onderwijs en ondernemerschap, goedkopere en snellere start ondernemingen, betere wet en regelgeving, beschikbaarheid van vaardigheden, ICT, meer profijt interne markt, belastingen en financiën, technologische basis MKB versterken, stimuleren elektronische handel, betere belangenbehartiging MKB op zowel nationaal als EU-niveau.

2. Duurzame ontwikkeling (strategie chemische stoffen)

Na de publicatie van het witboek (februari 2001) chemische stoffen, de Milieuraad van Göthenborg (juni 2001) en een intensief proces van technische consultatie van de lidstaten door de Europese Commissie (eind 2001) is de Commissie aan zet. Eind mei 2002 organiseert de Europese Commissie een workshop voor de betrokkenen in het toekomstige stoffenbeleid. Hier zal de invloed op het bedrijfsleven van het door de Commissie in het witboek beschreven REACH-systeem (Registration, Evaluation and Authoristion) worden besproken. De Commissie zal tijdens de Raad stand van zaken weergeven, discussie wordt onder dit agendapunt niet voorzien.

3. EGKS (staal)

De Europese Commissie zal de stand van zaken weergeven wat er gebeurt met een aantal zaken na afloop van het EGKS-verdrag per 22 juli 2002. Het gaat om zaken als staatssteun voor staalondernemingen (blijft strikt) en met de statistieken.

De Commissie zal informatie verstrekken over de situatie op de wereldstaalmarkt. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de maatregelen die de USA heeft genomen om haar industrie te beschermen en de reactie hierop van de EU en andere landen. Duitsland heeft aangekondigd om in het kader van de nadere toetreding aandacht te vragen voor de situatie op de staalmarkt na toetreding. Er wordt door de toetreding veel staalcapaciteit in de Europese Unie toegevoegd. De staalindustrie in de toetredende landen is in aantal gevallen nog niet voldoende geherstructureerd. Duitsland verwacht van de Commissie op dit punt een uitgebreide toelichting.

4. Scheepsbouw

De Europese Commissie zal een presentatie geven van haar bevindingen, zoals die recentelijk zijn gepubliceerd in het vijfde rapport over de mondiale situatie in de scheepsbouw. Het rapport geeft eigenlijk in grote lijnen hetzelfde beeld te zien als voorgaande jaren. Korea blijft dominant in de wereldscheepsbouw. De prijzen waren in 2000 door goede vraag nog redelijk, thans staan deze weer onder druk als gevolg van afnemende vraag. De nichemarkt voor gastankers was het enige marktsegment dat meer vraag te zien gaf. Ook hier proberen de Koreanen marktaandeel te winnen. De meeste werven in Korea maken winst mede als gevolg van grote orders (serie-bouw) en specifieke «one-off» maatregelen in het verleden. Ondanks besprekingen van de Europese Commissie met Koreanen zijn er geen resultaten te melden. De Commissie heeft een voorstel voor een WTO-klacht gedaan, dat begeleid zou moeten worden door een tijdelijk steunmechanisme. Hiervoor was in de Raad onvoldoende steun. Onduidelijk is of de Europese Commissie haar voorstel opnieuw zal indienen, er zijn geluiden dat het aantal tegenstanders binnen de Commissie is gegroeid. De stemmenverdeling binnen de Europese Unie lijkt sinds vorig jaar onveranderd. Duitsland, Italië, Spanje en Portugal zijn voorstanders. Het V.K., Zweden, Denemarken, Finland en Nederland zijn uitgesproken tegenstanders. Frankrijk zou als gastankers in het defensieve steunmechanisme worden opgenomen wellicht ook voorstander zijn. Als de Commissie een voorstel doet (wat nog geenszins zeker is), zal een dergelijk voorstel met gekwalificeerde meerderheid van stemmen (62 van de 87) moeten worden aangenomen. Ik zal mij, als de Commissie een voorstel doet, fel tegen een dergelijk voorstel van een tijdelijk steunmechanisme verzetten. Het steunregiem (directe ordersteun) voor scheepsbouw is na vele jaren eindelijk afgeschaft en het zou een enorme stap terug zijn de steun nu weer te introduceren.

5. Mededinging

In september 2000 heeft de Europese Commissie een voorstel gedaan voor een herziening van verordening 17/62 ten aanzien van de Europese handhavingregels voor artikel 81 en 82 (mededinging). Tijdens de laatste Industrieraad van december 2001 hebben de ministers besloten dat de nieuwe verordening eind 2002 (25 november 2002) onder het Deense Voorzitterschap aangenomen dient te worden. De verwachting is dat dit ook haalbaar is. Door het Spaanse voorzitterschap zal tijdens de Industrieraad van 6 juni 2002 een voortgangsrapportage met daarin de resultaten van het Spaanse voorzitterschap van het afgelopen halve jaar worden gepresenteerd. Het afgelopen halve jaar is met name vooruitgang geboekt ten aanzien van het te vormen netwerk van mededingingsautoriteiten. Daarnaast zijn de delegaties veel meer naar elkaar toe gegroeid t.a.v. de informatie uitwisseling.

De Commissie zal een mondelinge toelichting geven op het nog uit te brengen XXXI-verslag van de Commissie over mededinging.

6. Reductie en heroriëntering op staatssteun

Tijdens de Europese raad van Stockholm is afgesproken dat het niveau van staatssteun in de Europese Unie teruggedrongen moet worden en dat het systeem transparanter moet worden. In 2003 moeten de lidstaten een neerwaartse trend (in relatie tot BNP) in hun verleende staatssteun kunnen aantonen. Bovendien is afgesproken de steun zo veel mogelijk te besteden aan horizontale doelstellingen en de ad hoc steun zo veel mogelijk terug te dringen, omdat die vorm van steun de meeste concurrentieverstoring veroorzaakt. De Europese Commissie heeft als hulpmiddelen om staatssteun inzichtelijk te maken een register voor staatssteun en een staatssteun-scoreboard opgesteld.

De Commissie zal een toelichting geven op het scoreboard 2002. Dit is na het scoreboard van 2001 het tweede scoreboard dat zal verschijnen.

7. Euromed industriële samenwerking

Het voorzitterschap zal mondeling verslag doen van de bijeenkomst van ministers uit de Middellandse-Zeelanden en van ministers uit de EU, die op 9 en 10 april in Malaga werd gehouden. De conferentie vond plaats in het kader van het Barcelona-proces, gestart in 1995 en bedoeld om de Middellandse-Zeelanden op een aantal gebieden meer te betrekken bij de Europese Unie. Dit was de vierde conferentie in zijn soort met industriële samenwerking als onderwerp. Eerdere conferenties werden gehouden in Brussel, Klagenfurt en Limassol. Vanuit de EU waren slechts bewindspersonen aanwezig uit Griekenland, Italië, V.K. en Spanje. De conferentie werd overschaduwd door de gebeurtenissen in het Midden-Oosten. De PLO was hierdoor niet aanwezig op de conferentie. De conferentie werd afgesloten met conclusies, waarin onder andere wordt verwezen naar het belang van het tot stand komen van een douane-unie in 2010. Benadrukt wordt dat met name de onderlinge relaties (o.a. administratieve samenwerking) tussen de Middellandse-Zeelanden moeten verbeteren. Vanuit de Middellandse-Zeelanden werd het belang van een bank met een eigen identiteit benadrukt (in plaats van een filiaal van de EIB). De volgende conferentie zal in 2004 worden gehouden (plaats nog onbekend).

8. G10 medicijnen

Op 7 mei heeft de G10 (grootste EU-producenten van medicijnen) een rapport met aanbevelingen aan de Europese Commissie (Prodi) gepresenteerd. De aanbevelingen (die zowel de lidstaten als de Commissie adresseren) worden gedaan om de concurrentiekracht van de Europese industrie met name ten opzichte van de USA te vergroten, waarbij rekening gehouden wordt met volksgezondheidaspecten en andere sociale doelstellingen. De aanbevelingen liggen op de volgende gebieden: benchmarking, mededinging, innovatie, patiënten en uitbreiding. De Europese Commissie zal aangeven hoe follow-up gegeven kan worden aan het rapport. Nederland heeft geen vertegenwoordiger in de G10.

LUNCHBESPREKING

Het voorzitterschap heeft voorts aangegeven tijdens de lunch van de Industrieraad over de distributie van auto's te willen praten. Een evaluatie van de auto-distributieverordening heeft geleid tot de conclusie dat de huidige verordening niet voldoet om de daadwerkelijke concurrentie op de automobielmarkt te bereiken. Rekening houdend met de belangen van autoproducerende landen en niet-autoproducerende landen heeft de Europese Commissie een nieuwe tekst opgesteld. Autoproducerende landen als Frankrijk, Italië, Spanje en Duitsland oefenen druk op de Commissie uit om wijzigingen aan te brengen ten gunste van de autoproducerende landen. Ik kan met het voorstel van de Commissie goed leven.

ENERGIEGEDEELTE (7 JUNI)

9. Voorstel voor een verordening voor staatssteun in de kolensector (politiek akkoord)

De Europese Commissie heeft in juli 2001 een ontwerpverordening goedgekeurd die staatssteun aan de kolenindustrie (ook na afloop van het EGKS-verdrag ) mogelijk moet maken. De Commissie voerde met name voorzieningszekerheid als argument op.

In de afgelopen maanden is het voorstel in de Raadswerkgroep uitgebreid besproken. Nederland heeft daarin een principieel voorbehoud gemaakt t.a.v. de mogelijkheid voor kolensteun. Dit principiële voorbehoud was gebaseerd op de afwijzing van steun in het algemeen en de afspraken om geen milieuvervuilende sectoren te subsidiëren Voor dit principiële voorbehoud hebben wij geen enkele steun gevonden bij andere Lidstaten.

Daarnaast is door ons aangegeven dat voorzieningszekerheid geen argument voor steun kan zijn (er zijn voldoende kolen, voldoende gespreid in de wereld aanwezig), de elektriciteitsmarkt niet verstoord mag worden en dat een eventueel steunregime degressief moet zijn.

Ter tafel ligt nu een voorstel waarin substantiële degressiviteit (vanaf het niveau in 2001) is opgenomen (Commissie voert beoordeling uit), het aspect van voorzieningszekerheid in de verordening niet meer als reden voor steun wordt opgenomen (wel wordt in de overwegingen nog verwezen naar voorzieningszekerheid) en waarin expliciet is opgenomen dat de elektriciteitsmarkt niet verstoord mag worden. Ik acht dit het best haalbare resultaat.

10a. Interne markt voor elektriciteit en gas (akkoord op hoofdpunten)

Het Spaanse voorzitterschap heeft de voorstellen van de Commissie tot aanpassing van de bestaande gas- en elektriciteitsrichtlijnen goed op de Europese agenda gezet.

Tijdens de Raad van Barcelona in maart jl. was de liberalisering van de gas- en elektriciteitsmarkt een van de belangrijkste discussiepunten. Bij die gelegenheid zijn op hoofdlijnen conclusies aangenomen. Zo heeft de Raad zich gecommitteerd om eind 2002 overeenstemming te bereiken over zowel de liberaliseringrichtlijnen als de richtlijn energiebelastingen. Over de marktopening, die voor met name Frankrijk politiek lastig ligt, is afgesproken dat in ieder geval vanaf 2004 alle verbruikers met uitzondering van de huishoudens vrije afnemers zullen worden. Dit zal moeten leiden tot minstens 60% marktopening, een verdubbeling ten opzichte van de bestaande richtlijnen die voorzien in een marktopening per 2003 van 35% voor elektriciteit en 28% voor gas. Voorts zal vóór de Raad van voorjaar 2003 een besluit moeten worden genomen over de vrijmaking van het laatste segment. Een meerderheid in de Raad, waartoe ook ik behoor, zal er op staan dat er dan een einddatum wordt vastgelegd en dat deze niet te ver weg ligt.

Een belangrijk element in de discussies binnen de Raad zijn de openbare dienstverplichtingen. Met name de zuidelijke landen achten het van groot belang dat een hoge mate van consumentenbescherming in de richtlijn wordt opgenomen, terwijl veel noordelijke lidstaten dit i.h.a. meer een zaak van subsidiariteit vinden. Ik heb steeds het uitgangspunt gehanteerd dat een vrije markt inderdaad extra consumentenbescherming vergt, maar dat Nederland zo veel mogelijk vrij wil blijven daar een aan de nationale situatie aangepaste invulling aan te geven. Ik heb er dan ook voor gepleit om slechts een deel van de openbare dienstverplichtingen te harmoniseren en een ander deel optioneel te maken. Ik heb goede hoop dat we elkaar op die manier kunnen vinden.

Een van de elementen die ik wel graag verplicht zou willen stellen is stroometikettering. In mijn brief van 20 december 2001 (Kamerstuk 25 097, nr. 54) heb ik aangegeven dat ik in Europees verband zal pleiten voor een snelle invoering.

Stroometikettering is een goed middel om verdere transparantie en keuzevrijheid voor consumenten te bereiken.

Het systeem, dat in essentie simpel, non bureaucratisch en eenvoudig te implementeren moet zijn, kan naar mijn overtuiging alleen betrouwbaar zijn op Europese schaal, en moet minimale kosten en administratieve lasten met zich meebrengen.

Aanvankelijk was er veel weerstand binnen de Energieraad. Door een actieve Nederlandse opstelling zijn er inmiddels enkelevoorzichtige- medestanders. Op de Energieraad van 7 juni zal ik dit onderwerp wederom actief naar voren brengen.

Voorts zal ik het onderzoek dat momenteel uitgevoerd wordt naar de technisch-economische mogelijkheden van stroometikettering deze zomer inbrengen in Europees verband. Ook heb ik de intentie om dit najaar een internationale workshop te organiseren.

De in de richtlijn voorgeschreven toezichthouder is eveneens onderwerp van intensieve discussie. Met name Duitsland heeft om o.a. constitutionele redenen grote moeite met één nationale toezichthouder met verstrekkende bevoegdheden. Daarom zijn wij overeengekomen dat ieder land een of meer toezichthouders moet hebben.

Dergelijke toezichthouders moeten wel een sterke en onafhankelijke positie hebben en voldoende bevoegdheden om niet alleen ex post maar ook ex ante in te kunnen grijpen. Een compromis op dit vlak lijkt nagenoeg bereikt. Dit kan betekenen dat de toezichthouder niet de netwerktarieven hoeft goed te keuren of vast te stellen maar wel de methodologie, die het bedrijf hanteert bij het berekenen van zijn tarieven.

Bij de toegang tot de netten is in het Commissie voorstel ook de toegang tot gasopslag en andere flexibiliteit -lees capaciteitsdiensten- begrepen. Hier heb ik van begin af aan een voorbehoud bij aangetekend. Voor Nederland is met name van belang dat flexibiliteit die gegenereerd wordt door een producerend gasveld zoals het Groningenveld niet valt onder de definitie van «other flexibility instruments» en dat ook de flexibiliteit die gegenereerd wordt ten behoeve van het kleine velden beleid niet open staat voor toegang door derden.

Inmiddels heeft Nederland in de raadswerkgroep een voorstel gedaan om goed vast te leggen wat precies onder «storage» en wat onder «other flexibility instruments» valt én onder welke omstandigheden daar toegang toe moet worden geboden. Ook is door de Nederlandse delegatie voorgesteld om over een paar jaar te bezien of er inmiddels een markt is ontstaan voor opslag en andere capaciteitsdiensten. Zodra er een goed functionerende markt voor flexibiliteit blijkt te zijn, kunnen we naar mijn mening de toegangsvoorschriften missen en het toezicht op deze markt aan het mededingingstoezicht over laten (zoals wij in onze Gaswet hebben vastgelegd).

Bij het totstandkomen van de gasrichtlijn in 1998 hebben de lidstaten in de Joint Statements vastgelegd dat toegang tot opslag alleen geboden hoeft te worden, gekoppeld aan een transportverzoek. Ook dat zou ik graag opnieuw expliciet willen vastleggen. Dit kan speculatieve flexibiliteitreserveringen tegen gaan. Dit zal ik ook in de Energieraad bepleiten.

Tot slot zal in de Energieraad aan de orde komen in hoeverre juridische scheiding van netwerkbedrijven nodig is om de door alle lidstaten noodzakelijk geachte bescherming tegen discriminatie te verwezenlijken. Met name Duitsland heeft grote bezwaren tegen het verplichten tot een juridische scheiding. Het zou naar hun mening moeten worden toegestaan om met andere middelen een gelijke mate van bescherming te bereiken. Een meerderheid, waaronder ikzelf, blijft voorstander van juridische scheiding, omdat dat de beste garantie biedt tegen bevoordeling van de eigen handelsactiviteiten.

10b. Verordening grensoverschrijdende handel in elektriciteit (stand van zaken)

De verordening is onderdeel van het pakket liberaliseringvoorstellen waartoe ook de aanpassing van de gas- en elektriciteitsrichtlijnen behoort en is gericht op een beter functioneren van grensoverschrijdende handel in elektriciteit binnen een geliberaliseerde markt. Daartoe bevat de verordening een eerste opzet voor een systeem voor het vaststellen van kostentoerekening enverdeling samenhangend met grensoverschrijdend transport van elektriciteit en principes voor het omgaan met capaciteitstekorten op de netwerken.

Omdat momenteel goede voortgang op dit terrein wordt geboekt in het z.g. Florence proces (overleg overheden, regelgevers, netwerkbeheerders) is aan deze verordening in de raadswerkgroepen minder prioriteit gegeven. Wij verwachten, gelet op de gebleken inzet, dat het Florence overleg in het najaar duidelijkheid zal bieden over het 2003-systeem; alsdan kan worden bezien hoe dat het beste kan worden vertaald in de Verordening.

11. Trans Europese Netwerken (Energie) (algemene oriëntatie)

Eind december heeft de Europese Commissie een mededeling uitgebracht over Europese energie-infrastructuur, met daaraan gekoppeld een voorstel voor een verordening voor een aanpassing van beschikking 1254/96/EG tot opstellen van richtsnoeren voor Trans-Europese Netwerken (TENS).

In de mededeling geeft de Commissie aan dat voor het tot stand brengen van een adequate elektriciteits- en gasmarkt en een goede voorzieningszekerheid een adequate infrastructuur en een niet-discriminerende toegang daartoe onontbeerlijk is.

Naast reeds lopende acties (zoals de voorstellen voor wijziging van de elektriciteits- en gasrichtlijn) wordt nu in de genoemde verordening het begrip prioritair project ingevoerd. Het gaat om netwerken die een aanzienlijke invloed hebben op het concurrentievermogen van de interne energiemarkt of die de continuïteit van de energievoorziening in de gemeenschap versterken. In de verordening worden prioritaire netwerken (assen) opgesomd. Concretisering in projecten moet nog plaats vinden.

Voor Nederland is van belang de verbinding Frankrijk/België/Nederland/Duitsland (elektriciteit) en de verbinding VK/Nederland/Duitsland/Rusland (gas).

De Commissie heeft geen wijziging voorgesteld t.a.v. het beschikbare budget voor de TENS.

Ik erken het belang van goede interconnecties, zowel op het gebied van elektriciteit als gas. In de eerste plaats gaat het hier om een verantwoordelijkheid van de betreffende industrie. Het TEN-programma kan daarnaast ook een bijdrage leveren. In dat verband juich ik het stellen van prioriteiten toe.

12. Ontwerprichtlijn biobrandstoffen voor de transportsector

De Europese Commissie zal rapporteren over de voortgang betreffende de ontwerprichtlijn biobrandstoffen in de transportsector.

De ontwerprichtlijn is tweeledig:

1) ontwerp-richtlijn inzake het stimuleren van het gebruik van biobrandstoffen (met als rechtsbasis artikel 175 van het Verdrag);

2) aanpassing van de richtlijn inzake «the possibility of applying a reduced rate of excise duty on certain mineral oils containing biofuels and on biofuels» (met als rechtsbasis artikel 93 van het EG-Verdrag).

Eerstgenoemde ontwerp-richtlijn (inhoudelijk) streeft een introductie van biobrandstoffen na in de transportsector en heeft daarbij een drieledige doelstelling:

1. Vergroten onafhankelijkheid van olieproducerende landen.

2. Stimuleren van de Europese landbouwsector.

3. Introduceren van klimaatvriendelijke brandstoffen.

Het voorstel behelst een indicatieve doelstelling voor de lidstaten voor een minimum aandeel biobrandstoffen en/of hernieuwbare brandstoffen van 2 procent in 2005 tot 5,75 procent in 2010 van op de markt gebrachte brandstoffen voor transportdoeleinden.

In de meest recente Voorzitterschapstekst is de mogelijkheid ingebouwd voor lidstaten om hun nationale doelstellingen te differentiëren op basis van nationale omstandigheden.

Met de tweede ontwerprichtlijn (fiscaal) wil de Commissie de lidstaten de mogelijkheid geven om een accijnsvrijstelling toe te passen voor biobrandstoffen en/of hernieuwbare brandstoffen.

Het stemt mij positief dat er actief wordt gezocht naar een geschikt instrumentarium dat op het gebied van transportbrandstoffen leidt tot substantiële emissiereductie van broeikasgassen en dat leidt tot een vermindering van de afhankelijkheid van olie.

Ik ga ervan uit dat beide richtlijnvoorstellen gekoppeld zijn aan elkaar en hecht eraan eerst duidelijkheid te krijgen over het voorstel inzake de te bereiken doelstellingen. Er kan geen besluit over het voorstel van de fiscale faciliteit worden genomen alvorens de inhoud van de onderhavige richtlijn duidelijk is.

In principe juich ik het toe indien de markt voor klimaatneutralebiobrandstoffen aanzienlijk zou worden gestimuleerd. Naar mijn oordeel dient de kern van het Commissievoorstel te zijn dat stimulering van klimaatvriendelijke biobrandstoffen (de huidige generatie) niet in de weg dient te staan aan de stimulering van klimaatneutrale biobrandstoffen (de nieuwe generatie).

Ik kan mij vinden in het hanteren van indicatieve doelstellingen (bij voorkeur geharmoniseerd), inclusief de mogelijkheid voor lidstaten om hun nationale doelstellingen te differentiëren op basis van nationale omstandigheden (zoals verwoord in de meest recente Voorzitterschapstekst).

De voorgestelde rapportage van het effect van de richtlijn (in 2006) zal naar mijn oordeel een kritisch «assessment» moeten bevatten over de klimaatgevolgen van de verschillende biobrandstoffen en hernieuwbare brandstoffen.

13. Energiehandvest (voortgangsrapportage)

Het gebruikelijke voortgangsverslag, ter kennisgeving aangeboden. Belangrijkste punt is de voortgang van de onderhandelingen over het Transitprotocol. Er wordt naar gestreefd de onderhandelingen eind juni af te ronden.

14. Meerjarenprogramma «Intelligent Energy for Europe» (2003–2006) (presentatie door Europese Commissie)

Als opvolger van het bestaande energiekaderprogramma heeft de Europese Commissie een voorstel gedaan voor een nieuw meerjarenprogramma (2003–2006). Het gaat om de mogelijkheid voor de Commissie beleidsstudies te laten uitvoeren. De studies worden uitgevoerd door bedrijven en instellingen uit Lidstaten (Commissie-bijdrage 50%) op basis van tenders van de Commissie.

De huidige onderdelen Save (energiebesparing), Altener (duurzame energie) en Synergie (samenwerking met derde landen) worden voortgezet. Carnot (kolen) wordt stop gezet en het onderdeel Transport wordt toegevoegd. Voorgesteld budget is 215 miljoen euro, waarvan 35 voor transport. Het huidige kaderprogramma energie omvat 175 miljoen euro (1998–2002; zonder transport). Het beheer van het programma (inclusief de disseminatie van kennis) wordt uitbesteed aan een uitvoerings-agentschap. De Commissie zal tijdens de Raad een eerste presentatie geven. Ik zal de presentatie aanhoren en sta in beginsel positief tegenover het initiatief.

LUNCHBESPREKING

Het voorzitterschap heeft voorts aangegeven tijdens de lunch van de Energieraad over twee onderwerpen te willen spreken; voorzieningszekerheid en het Prodi-Poetin initiatief.

• Voorzieningszekerheid

De Europese Commissie zal de Raad informeren over haar conclusies na de consultaties naar aanleiding van het Groenboek. Mogelijk komt de Commissie nog met een stuk gericht op de afronding van de Groenboekdiscussie. Samen met mijn Duitse collega zal ik aan de Commissie vragen of zij een analyse kan geven van de effecten van de verschillende instrumenten op energiegebied (emissiehandel, energiebelastingen, diverse richtlijnen) op de voorzieningszekerheid.

Verder zal ik aan de Commissie vragen wat haar standpunt is ten aanzien van langetermijncontracten voor de gashandel met producenten. Ik zal aangeven dat ik dergelijke langetermijncontracten essentieel acht in het kader van de voorzieningszekerheid, wanneer het gaat om investeringen in (lange-afstands) netwerken/pijpleidingen. Cruciaal is dat de markt zelf oplossingen kan zoeken die stabiliteit waarborgen. Overigens heb ik goede hoop dat de Commissie hierin meegaat.

De Commissie komt mogelijk met een voorstel over voorraadvorming bij gas. Ik kan en zal niet akkoord gaan met zeggenschap van de Commissie over voorraadvorming op het gebied van gas. De Kamer heeft al eerder steun uitgesproken voor mijn standpunt.

• Prodi-Poetin initiatief

Op mijn voorstel zal ook het proces van de energiedialoog tussen de EU en Rusland, ook wel het Prodi-Poetin initiatief genoemd, besproken worden. Ik zal pleiten voor een sterkere rol van de Raad in deze besprekingen. De doelstellingen en inzet zijdens de EU van deze dialoog dienen te worden besproken, ook in relatie tot het Energiehandvestverdrag.

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Naar boven