Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 21501-12 nr. 76 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2001-2002 | 21501-12 nr. 76 |
Vastgesteld 14 december 2001
De algemene commissie voor Europese Zaken1 en de vaste commissie voor Economische Zaken2 hebben op 22 november 2001 overleg gevoerd met minister Jorritsma-Lebbink van Economische Zaken over:
– Agenda Energieraad van dinsdag 4 december 2001;
– Agenda Industrieraad van woensdag 5 december 2001.
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA) heeft de nodige zorgen over de verwezenlijking van eerlijke concurrentie tussen de lidstaten van de EU onderling en tussen de EU en de andere landen. Veel van de agendapunten gaan over het behoud of de creatie van staatssteun. Het verslag over de bijeenkomst in Genval staat eigenlijk in schril contrast tot die agendapunten. Zij heeft veel moeite met de wijziging van het handhavingssysteem voor het mededingingsrecht door decentralisatie van bevoegdheden naar nationale autoriteiten en rechters. Dit kan binnen Europa tot rechtsongelijkheid en zelfs tot verkapt protectionisme leiden. Zij heeft in haar fractie altijd aarzelingen over de decentralisatie van het mededingingsrecht bespeurd. Alle ontwikkelingen brengen haar meer en meer tot het inzicht dat mededingingstoezicht van bovenaf door een Europees kader noodzakelijk is.
Het probleem van de steun aan de scheepsbouw komt voort uit de concurrentie door Koreaanse werven. Het weer invoeren van staatssteun in Europa past echter niet in een gezond mededingingsbeleid. Helaas lijkt het alsof de andere Europese scheepsbouwstaten steunregimes die direct na afloop van de Industrieraad zouden kunnen ingaan in concept klaar hebben liggen. De Nederlandse minister zal de Kamer in dat geval ook voorstellen moeten doen voor een compenserend steunregime, uiteraard gericht op de sterke specialiteiten van de Nederlandse scheepsbouw.
Bij het stoppen van staatssteun voor de kolensector in andere landen kunnen zich sociale problemen voordoen. Zij kan zich voorstellen dat om die problemen op te lossen naar andere oplossingen dan staatssteun aan de kolensector wordt gezocht.
Invoer van goedkope vervuilende energie, opgewekt met bruinkool en kernenergie, past niet in een volwassen Europees mededingingsbeleid, vanwege de staatssteun daarvoor. Zij draagt al helemaal niet bij aan de overgang naar een duurzame energiehuishouding. In het vragenuurtje is door de heer Hindriks al veel gezegd over het belang van de Nederlandse «maakindustrie» als fundament van de kenniseconomie, naar aanleiding van de positie van Wärtsilä in Zwolle.
Mevrouw Witteveen vraagt van de minister de zekerheid dat de gas- en elektriciteitsrichtlijn in ontwikkeling voldoende waarborgen bevat voor het voorkomen van private monopolies op de markt. Een dergelijke richting behoort gepaard te gaan met een visie van de Europese Unie op mededingingspolitiek. Zij herinnert aan de motie aangenomen bij de behandeling van de begroting van Economische Zaken.
In de slotverklaring van Doha is een passage opgenomen over de mogelijkheid voor ontwikkelingslanden om goedkoop noodzakelijke medicijnen te verkrijgen. Mevrouw Witteveen vraagt hoe die verklaring gestalte zal krijgen in het gemeenschapsoctrooi in wording. Dat octrooi mag daarvoor geen belemmering worden. Zij ziet inkorting van de octrooiduur als een belangrijk instrument. Zij heeft amendementen op het gemeenschapsoctrooi en een resolutie bij de behandeling van het Europees actieprogramma ter bestrijding van hiv, aids, malaria enz. van het Europees Parlement gezien. Er kunnen dwanglicensies gebruikt worden, maar dat is geen optimale methode. Misschien zijn er wel andere goede wegen.
De heer Van Walsem (D66) constateert dat eigenlijk de hele Kamer tegen staatssteun is, zeker tegen specifieke staatssteun. Gelet op de ontwikkelingen in de luchtvaartsector en de telecomsector vraagt hij zich af of het beleid toch aan het wijzigen is. Hij is apert tegen herstel van de staatssteun in de scheepsbouw. Mede dank zij het overheidsbeleid is er in Nederland thans een florerende scheepsbouw. De minister moet de andere landen overtuigen dat staatssteun uit den boze is.
Een geweldige bijdrage aan energieprestaties in gebouwen kan worden geleverd door het waterzijdig inregelen. De heer Van Walsem vraagt welke onderdelen van de richtlijn energieprestaties in gebouwen niet in overeenstemming zijn met Nederlandse beleidsvoornemens. Als koploper op het punt van het certificeren van duurzame energie loopt Nederland het eerst tegen problemen in de markt aan. Hij waarschuwt dat bij de import van duurzame energie Nederland twee keer subsidie dreigt te geven. Hij is een groot voorstander van etikettering van energiestromen.
Door het Nederlandse kleinegasveldenbeleid is het nog niet duidelijk of gasopslag in Nederland gewoon zal worden.
De heer Stroeken (CDA) is uiterst kritisch over het decentraliseren van bevoegdheden op het vlak van het mededingingsrecht naar nationale autoriteiten en rechters, omdat daarin het gevaar schuilt dat regels verschillend zullen worden uitgevoerd. Hij verwijst naar Frankrijk, waar de liberalisering van de elektriciteitsmarkt met voeten wordt getreden.
De heer Stroeken leest in de geannoteerde agenda dat Nederland specifieke staatssteun afwijst, maar wat scheepsbouw en mijnbouw betreft schemert een eindje verder een ander standpunt door. Hij is tegen het verstrekken van subsidies aan de scheepsbouw, maar wil de Nederlandse concurrentie ook niet onderuit laten halen.
Een Europees systeem voor handel in emissie van broeikasgassen heeft de voorkeur van de fractie van het CDA. Als op nationaal niveau wordt begonnen, ontstaan wellicht allerlei verschillende systemen, die heel moeilijk op elkaar zijn aan te sluiten. Op de klimaatconferentie in Marrakesh is uiteengezet dat er een vergevorderde opzet voor een Europees systeem is, dat op 1 januari 2005 in werking zou kunnen treden.
De heer Stroeken is het niet eens met het voorbehoud van de minister inzake de ontbundeling van de hogedruktransportnetten voor gas. Hij is ervan overtuigd dat deze netten, net als het hoogspanningsnet, uiteindelijk toch in handen van de overheid zal komen. Als de minister dan publiekelijk stelt dat het transport op basis van marktprijzen moet gaan plaatsvinden, geeft zij eigenlijk aan dat het erg duur gaat worden en dat de netten wellicht niet in overheidshanden komen. Hij begrijpt het voorbehoud van de minister om gasopslag onder de werking van de richtlijn te brengen, zoals de Commissie wil, niet goed. In Nederland is de gasopslag ook geregeld in de Gaswet.
Met de staatssteun voor de kolensector moet het naar het oordeel van de heer Stroeken echt afgelopen zijn. De voorzieningszekerheid is geen argument. Voor het sociale argument zou hij enig begrip hebben, maar als kolenmijnen worden gesloten ontstaat altijd een sociaal probleem. Dat is in Nederland ook gebeurd. Zachte heelmeesters veroorzaken uiteindelijk stinkende wonden. Hij vreest dat anders bij uitbreiding van de EU met bijvoorbeeld Polen het probleem nog veel groter wordt.
Mevrouw Voûte-Droste (VVD) stelt vast dat op het ogenblik het tempo van Europa te laag is voor de ambitie om in 2010 het meest concurrerende en meest dynamische continent te zijn. Zij vraagt of de lidstaten zich wel wat aantrekken van de scoreboards, benchmarks en BEST-procedures, waarmee de stand van zaken kan worden gemeten. Wordt erover gesproken in de raad? Zij herinnert aan de bij de begrotingsbehandeling ingediende motie over een Europese Actal, die juist in dit kader heel interessant zou zijn, om de uitgebreide Europese regelgeving terug te dringen door middel van een effectief apparaat.
Wat de mededinging betreft, vraagt mevrouw Voûte aandacht voor de ex post controle, ook bij de NMa. Zij acht het zeer van belang dat op Europees niveau uniformiteit, consistentie en kwaliteit van handhaving worden gegarandeerd. Door een geharmoniseerd mededingingsbeleid dient een verstoring van het level playing field te worden voorkomen.
Mevrouw Voûte spreekt ferme steun uit voor de opvatting van de minister dat staatssteun in de kolensector niet kan, zeker niet voor voorzieningszekerheid. Zij wijst ook op de consequenties van het kolengebruik voor het milieu. Zij verzoekt de minister om met Italië in contact te treden om uit te zoeken om welke reden de zeer moderne fabriek van Wärtsilä naar Italië wordt verplaatst. Voorts is een harmonisatie van de dossiers over duurzame ontwikkeling en milieu op Europees niveau heel belangrijk. Zij is benieuwd naar de inbreng van de minister voor de adviesgroep Star 21, want het Nederlandse luchtvaartcluster mag niet worden onderschat.
De richtlijn energieprestaties in gebouwen moet niet detaillistisch worden, maar innovatie stimuleren. Er zou een relatie met het zesde kaderprogramma moeten worden gelegd.
Mevrouw Voûte acht reciprociteit bij de totstandkoming van een benchmark voor de mate van liberalisering van de electriciteits- en gasmarkt in de lidstaten van belang. Zij verzoekt de minister waakzaam te zijn of er staten zijn die niet voldoen aan de reciprociteit. Zij hoort graag meer over de voorziene overeenstemming over een gereguleerde toegang tot de netten.
De minister wordt er niet vrolijk van dat steeds weer prachtige verklaringen worden afgelegd over de meest competitieve regio in de wereld, terwijl 80% van de besprekingen in de raad gaat over puur defensieve maatregelen en staatssteun. De mooie woorden van Genval zijn nauwkeurig opgetekend en zullen zeker door haar in de raad worden geciteerd.
De minister wijst erop dat een inkorting van de octrooiperiode voor medicijnen een algemene werking zou hebben. Dat kan niet alleen voor de derde wereld. Daarvoor zouden toch de dwanglicensies moeten worden gebruikt.
De minister hoopt niet dat fracties per Industrieraad een ander standpunt inbrengen over een onderwerp waarover zij langdurig moet onderhandelen, namelijk het mededingingsrecht. In 1999 heeft zij in een algemeen overleg een mandaat gekregen. De commissie heeft zich toen uitgesproken voor decentralisatie, onder een aantal voorwaarden, bijvoorbeeld handhaving van de gelijkheid in de verschillende landen. Dat mevrouw Witteveen zich nu tegen decentralisatie verklaart, is voor haar een probleem. Er is ontegenzeggelijk een probleem op Europees niveau. De Commissie moet een stuwmeer aan vragen beantwoorden, waarop de antwoorden uitblijven. Dat is niet goed voor het bedrijfsleven. In 1999 heeft de vaste commissie uitdrukkelijk vastgesteld dat er op het eind van de rit er geen mededingingsrecht mag zijn dat verschilt in alle landen. In de loop van het volgend jaar moet een resultaat duidelijk zijn waarover de Kamer en de minister kunnen oordelen. Op een aantal thema's zijn gelukkig wel resultaten te melden. De mededingingsautoriteiten zullen meer tijd kunnen vrijmaken voor het tegengaan van echt schadelijke kartels doordat het notificatiesysteem wordt afgeschaft. Een voorwaarde voor effectiviteit is een efficiënt allocatiemechanisme, zodat in het netwerk goed wordt bepaald wie wat waar en wanneer doet. Een tweede voorwaarde is de verbetering van het leniencyprogramma, die inmiddels heeft plaatsgevonden. De minister twijfelt er niet aan dat de autoriteiten in het nieuwe systeem meer bevoegdheden krijgen om schadelijke kartels aan te pakken. Voorkomen moet worden dat nieuwe bureaucratie ontstaat, waarin de tijd van de Commissie opgaat aan het controleren van nationale autoriteiten en rechters. Er moet een zodanige balans gevonden worden dat de jurisprudentie overal gelijk loopt en geen bureaucratie ontstaat. Het allerbelangrijkst is dat er duidelijke regels en richtsnoeren komen, die niet multi-interpretabel zijn. Zij is blij met de nieuwe groepsvrijstellingsverordeningen en heeft gevraagd om nieuwe instrumenten, inclusief formele beschikkingen. Gedacht wordt voorts aan opinions, de publicatie van onderbouwde meningen over geanonimiseerde probleemstellingen, die weliswaar geen rechtskracht hebben, maar globale meningen van de Commissie weergeven.
Samen met Duitsland heeft Nederland geprobeerd een non-paper te maken over de werking van het netwerk, dat als basis kan dienen voor de gemeenschappelijke verklaring van de raad en de Commissie. Praktische samenwerking in het netwerk vergroot de uniformiteit. Uitgangspunt daarbij is coherentie, hetgeen wil zeggen dat bedrijven niet te maken krijgen met autoriteiten die verschillende regels toepassen of dezelfde regels verschillend toepassen. Belangrijk is dat de Commissie uiteindelijk de verantwoordelijkheid daarvoor krijgt, met bijvoorbeeld een beperkt recht om een zaak naar zich toe te trekken, als de nationale autoriteit aantoonbaar fout zit. De Commissie zou het liefst het recht hebben om ook in zaken voor de rechter te interveniëren, maar dat gaat de minister te ver. Zij acht het wel belangrijk dat additionele maatregelen worden genomen om rechters te ondersteunen. Zij wil renationalisatie, doordat nationale autoriteiten zich aan het netwerk onttrekken door alleen nationale regels toe te passen, voorkomen. Decentralisatie mag geen renationalisatie zijn. Het Europees parlement heeft gevraagd om harmonisering van het boetebeleid, hetgeen in de praktijk onhaalbaar lijkt. Duitsland en Nederland menen dat zoveel mogelijk moet worden gestreefd naar convergentie van nationale procedurele systemen, doordat autoriteiten steeds vaker gaan samenwerken en ook informatie uitwisselen.
Als een bedrijf niet reëel kan inschatten of een overeenkomst aan de regels voldoet, is de rechtszekerheid rechtstreeks in het geding. Commissie en lidstaten dienen te zorgen voor heel duidelijke, eenduidige regels. Het vorig jaar heeft de minister de Commissie gevraagd om in gevallen waarin de rechtszekerheid in het geding is te voorzien in de mogelijkheid van een formele beschikking. De Commissie werkt aan creatieve oplossingen. In de tweede helft van het volgend jaar zou het tot een afronding moeten komen. Voor een effectief Europees en nationaal mededingingsbeleid is modernisering nodig.
Kamer en regering in Nederland zijn het er volstrekt over eens dat zij af willen van sectorspecifieke staatssteun. Na de ramp van 11 september moest worden besloten om iets voor de luchtvaart te doen, omdat er anders geen luchtvaart meer zou zijn. Gelukkig bleek in Europa de opvatting dat er geen sectorspecifieke staatssteun moet zijn, maar steun beperkt moest worden tot enkele specifieke punten, breed te worden gedeeld. Op dit moment bekijkt een groep bedrijven met de Europese Commissie en het Europees parlement in de Star 21-groep, hoe de situatie in de luchtvaartindustrie is. De minister ziet de groep een beetje in het verlengde van het initiatief-Bangemann. Begin 2002 komt de groep, waarin de Nederlandse industrie niet vertegenwoordigd is, met een rapport, dat de minister zo gauw het verschijnt onder de aandacht van de Nederlandse industrie zal brengen. De situatie in deze sector is ingewikkeld, want in andere delen van de wereld steunen defensie en civiele luchtvaartindustrie elkaar wel degelijk.
De minister voelt niets voor staatssteun aan de telecomindustrie. Een staat die aandeelhouder is in een bedrijf moet zich echter af en toe wel als aandeelhouder gedragen. Het gevecht over de staatssteun in de scheepsbouw gaat door. Zij wordt er treurig van dat er straks nog een slechtere regeling is dan er tevoren was. Zij betreurt het dat commissaris Monti akkoord is gegaan met een vreselijk compromis, dat nota bene door commissaris Bolkestein in het Europees parlement, niet tot diens genoegen, moest worden verdedigd. Zij is heel nieuwsgierig hoe Ierland en Frankrijk verder opereren. Als er aan het eind van de rit een gekwalificeerde meerderheid is voor hervatting van de staatssteun, moet Nederland zich beraden. Zij heeft daarvoor nog niets klaar liggen. Zij is er niet zeker van of alle landen zich gedragen conform de afspraken per 1 januari 2001. Er liggen nog tal van amendementen op het voorstel van de Commissie. In de uiteindelijke regeling kan voor afzonderlijke landen nog behoorlijk wat ruimte liggen. Zij is niet van plan die ruimte maximaal te gebruiken. Dat heeft zij in het verleden ook nooit gedaan. Zij hoopt dat de bepaling dat elke actie in dit kader moet worden genotificeerd in elk geval gehandhaafd blijft. Als er in andere EU-landen op een of andere manier nog staatssteun wordt verstrekt, zal de Nederlandse industrie haar daar zeker op wijzen.
De minister zal weer eens nagaan hoever het staat met het waterzijdig inregelen van gebouwen in verband met energiebesparing, waar zij van harte achter staat.
Steun aan de staalindustrie wordt niet meer gegeven. Duitsland en Spanje zien nog argumenten voor steun aan de kolensector uit een oogpunt van voorzieningszekerheid. De meeste landen hebben wel begrip voor het sociale aspect van het einde van steunverlening. Er is een soort overeenstemming aan het ontstaan dat er een regressieve regeling moet komen, die de elektriciteitsmarkt niet mag verstoren. De kolenprijzen mogen dan niet lager zijn dan op de wereldmarkt. Dan kan er geen goedkope elektriciteit mee worden geproduceerd. Het duurzaamheidsaspect speelt dan geen rol. Zij is het met de heer Stroeken eens dat een uitbreiding met Oost-Europese landen de problemen zou vergroten. Zij voelt niets voor voortzetting van de steun. In alle Europese landen waar de steun aan de kolensector is gestopt is op nationale schaal een oplossing voor het sociale probleem tot stand gebracht. Zij voelt daarom niet voor een Europese oplossing voor de Duitse en de Spaanse kolensector. Zij verwacht niet dat het gebruik van kolen uit de Europese Unie zal verdwijnen, want dat is nu nog heel groot. Er zal moeten worden gezocht naar schone fossiele brandstoffen enz.
Gasopslag vindt plaats met het oog op de leveringszekerheid, voor de industrie en voor de markt. De minister wil de gasopslag niet alleen zien als een voor de handel belangrijke activiteit. Zij heeft daarom problemen met onderbrenging van de gasopslag in de richtlijn. Dat kan alleen als zowel het handelsbelang als het belang van leveringszekerheid goed in het oog wordt gehouden.
Het voorzitterschap zou komen met een document met vragen over de liberalisering van de gas- en elektriciteitsmarkt, maar dat is er nog niet. Er is in de raad nog geen overeenstemming over de kwalitatieve aspecten van de voorstellen daartoe of over de datum voor een volledige marktopening. De minister vermoedt dat die pas na mei volgend jaar zal plaatsvinden. Het voorzitterschap heeft op basis van de discussies geamendeerde richtlijnen voor gas en elektriciteit opgesteld, waarmee een aantal bezwaren ondervangen lijkt te worden. Over andere onderwerpen bestaan nog behoorlijke meningsverschillen. De minister acht een snelle liberalisering van groot belang, want alleen een consument met keuzevrijheid wordt serieus genomen door de energiebedrijven. In Lissabon is een sterke voorkeur voor 1 januari 2004 als streefdatum uitgesproken, maar 1 januari 2005 zou in elk geval haalbaar moeten zijn. Daartoe moet het proces worden versneld. Ten opzichte van de vorige energieraad is nauwelijks voortgang geboekt. Het Spaanse voorzitterschap wordt cruciaal. Als er een level playing field is, is machtsmisbruik door monopolies uitgesloten. Overigens heeft ook de fractie van de PvdA ingestemd met een gedeeltelijke privatisering van monopolies in de netwerksfeer. Op landelijk niveau kan daarvan vooralsnog geen sprake zijn, maar wel op regionaal niveau. In de handel en de productie moet echter absoluut concurrentie aanwezig zijn en blijven, zowel vanwege het consumentenbelang als vanwege de voorzieningszekerheid.
In de elektriciteitssector is de toegang tot de distributienetten geheel gereguleerd. In de gassector is de toegang tot de distributienetten gereguleerd, terwijl voor het hogedruknet gedeeltelijke regulering heeft plaatsgevonden. Er is een geclausuleerde onderhandelingsvrijheid, op basis van aanwijzingen van NMa en DTe. Zo nodig worden achteraf aanwijzingen gegeven.
De minister richt zich niet op een eerdere regeling van de handel in emissies van broeikasgassen in Nederland dan in de Europese Unie. Er wordt in Europees verband actief meegedacht over een Europees en een mondiaal systeem. Parallel daaraan werkt de commissie-Voigtlander aan een advies over de vormgeving van de Nederlandse emissiehandel. Deze commissie let nadrukkelijk op aansluiting op de EU-systemen.
Met haar opmerking over het gastransport heeft de minister gedoeld op het voorkomen van een situatie waarin al het Europese gas door het Nederlandse gasnet gaat, zodanig dat de eigen voorzieningszekerheid in gevaar komt. Dat wil niet zeggen dat zij voor hoge marktprijzen is. Zij streeft naar een uniforme regeling in de Europese Unie voor dit soort netten.
Over benchmarking heeft de minister nog niets gezien. Blijkt dat er geen level playing field komt, dan zal zij maatregelen moeten nemen. De elektriciteitsrichtlijn is niet in alle landen goed ingevoerd. De Commissie is inbreukprocedures begonnen. Ook Nederland maakt zich op een enkel punt schuldig aan het niet hanteren van de richtlijn en heeft een inbreukprocedure aan de broek, die het serieus moet nemen als het meent dat ook andere landen zich moeten gaan gedragen conform de richtlijnen.
Het gemeenschapsoctrooi komt in de komende raad niet aan de orde. Amendementen van het Europees parlement zullen automatisch weer te zijner tijd in de raad aan de orde komen. Een reactie op de voorstellen komt dan bij de voorbereiding van de desbetreffende raad.
Samenstelling: Leden: Te Veldhuis (VVD), voorzitter, Weisglas (VVD), Scheltema-de Nie (D66), Van Middelkoop (ChristenUnie), Van Oven (PvdA), ondervoorzitter, Voûte-Droste (VVD), Hessing (VVD), Hoekema (D66), Marijnissen (SP), Verhagen (CDA), Rouvoet (ChristenUnie), De Haan (CDA), Koenders (PvdA), Van den Akker (CDA), Ross-van Dorp (CDA), Karimi (GroenLinks), Bussemaker (PvdA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Weekers (VVD), Albayrak (PvdA), Eurlings (CDA), Van Baalen (VVD) en Molenaar (PvdA).
Plv. leden: Verbugt (VVD), Blaauw (VVD), Dittrich (D66), Van den Berg (SGP), Valk (PvdA), Wilders (VVD), Remak (VVD), Ter Veer (D66), Van Bommel (SP), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), De Graaf (D66), Van der Hoeven (CDA), Waalkens (PvdA), Balkenende (CDA), Cörüz (CDA), M.B. Vos (GroenLinks), Feenstra (PvdA), Zijlstra (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Geluk (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Örgü (VVD), Gortzak (PvdA) en Crone (PvdA).
Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Biesheuvel (CDA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Leers (CDA), Voûte-Droste (VVD), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (ChristenUnie), M.B. Vos (GroenLinks), Van Walsem (D66), Hofstra (VVD), Wagenaar (PvdA), Stroeken (CDA), Van den Akker (CDA), Geluk (VVD), Ravestein (D66), Verburg (CDA), Blok (VVD), Hindriks (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Bolhuis (PvdA) en Horn (PvdA).
Plv. leden: Snijder-Hazelhoff (VVD), Atsma (CDA), Molenaar (PvdA), Wijn (CDA), Klein Molekamp (VVD), Vendrik (GroenLinks), De Swart (VVD), Van den Berg (SGP), Poppe (SP), Kuijper (PvdA), Van Middelkoop (ChristenUnie), Van der Steenhoven (GroenLinks), Schimmel (D66), Van Baalen (VVD), Herrebrugh (PvdA), Van der Hoeven (CDA), De Haan (CDA), Van Beek (VVD), Bakker (D66), Schreijer-Pierik (CDA), Udo (VVD), Hamer (PvdA), Koenders (PvdA), Schoenmakers (PvdA) en Smits (PvdA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-12-76.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.