21 501-12
Industrieraad

21 501-14
Energieraad

nr. 72
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 20 juni 2001

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 23 mei 2001 overleg gevoerd met minister Jorritsma-Lebbink van Economische Zaken over:

het verslag van de Industrieraad en de Energieraad van 14 en 15 mei 2001 (21 501-12 en 14, nrs. 70 en 71);

– het Europese energiebeleid op de lange termijn.

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA) ziet de noodzaak van modernisering van de Europese mededingingswetgeving. Er moet zowel op nationaal niveau als op Europees niveau een stevig mededingingsbeleid komen dat niet op verschillende manieren kan worden uitgelegd. De minister moet dan ook betrokken blijven bij de formulering van dat beleid door de Europese Commissie. Zij verzoekt de minister om een notitie op dit punt. Kan de minister haar visie geven over Europese steunmaatregelen in reactie op de Koreaanse steunverlening aan de scheepsbouwsector? Wat zal de reactie van Europa zijn wanneer de Verenigde Staten steunmaatregelen nemen ten behoeve van de nationale ijzer- en staalindustrie?

Het Groenboek voorzieningszekerheid kan een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van een Europees energiebeleid. Het is een goede zaak dat het Groenboek centraal stelt dat bij het maken van toekomstige keuzes zowel de liberalisering als het milieu het nieuwe referentiekader zijn. Wil de minister haar uitspraak toelichten dat vooralsnog een gascrisisbeleid niet aan de orde is? Is daarover gesproken tijdens de vergadering van de Energieraad? In een brief van de Gasunie aan de vaste commissie voor Economische Zaken staat dat de Europese Unie zich wil bezighouden met het Nederlandse depletiebeleid. In hoeverre is dit het geval? Er moet een internationale strategie komen voor het aanleggen van aardgasreserves in de wereld om te voorkomen dat een grootschalig beroep moet worden gedaan op kernenergie. Aardgas kan als de schoonste fossiele brandstof een belangrijke rol spelen bij de overgang naar een duurzame energiehuishouding. In het verslag van het energiegedeelte van de gecombineerde Energie- en Industrieraad maakt de minister melding van een samenwerking tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten met betrekking tot duurzame energie en kernenergie. Hoe willen beide werelddelen die samenwerking vormgeven? Minstens zo essentieel is dat de Europese Unie gaat samenwerken met de OPEC-landen, zeker met het oog op de recente berichten over een nieuw OPEC-gaskartel, waarbij Rusland een rol kan spelen. Hoe ziet de minister dit?

De Commissie stelt voor om in 2004 tot volledige openstelling te komen van de interne markt voor elektriciteit en gas. Frankrijk en Duitsland plaatsen daar vraagtekens bij en hebben verzocht om een grondige studie en evaluatie met betrekking tot de gevolgen van de nu geldende richtlijn. Ook Nederland is voorstander van een grondige evaluatie alvorens te komen tot een versnelde liberalisering vanaf 2004. Het is van belang om te onderzoeken wanneer er sprake is van concurrentie- en marktwerking. Zijn daar criteria voor ontwikkeld? Een geliberaliseerde markt vereist goed toezicht. Duitsland ziet problemen als het gaat om het belang van een onafhankelijke toezichthouder. Wat houden die problemen in? Wordt binnen Europa nagedacht over het harmoniseren van toezicht? Het perspectief van een Europese toezichthouder moet zeker niet uitgesloten worden als het gaat om het toezicht op liberalisering van de energiemarkten binnen de EU.

De minister is tegenstander van het plaatsen van tenders door overheden voor productiecapaciteit. Op welke wijze speelt daarbij een rol dat voor Zweden een energiecrisis wordt voorspeld. Kan de minister daar in een notitie nader op ingaan?

Mevrouw Witteveen verzoekt om toezending van het verslag over het Energiehandvest, omdat zij het wil betrekken bij het internationaal en Europees energiedebat.

De heer Van den Akker (CDA) maakt zich in het kader van de modernisering van de Europese mededingingswetgeving zorgen over de decentralisering van de bevoegdheid van de Commissie naar de nationale lidstaten, de nationale mededingingsautoriteiten en de nationale rechters. Het gevaar bestaat dat de regels in de diverse lidstaten verschillend worden uitgelegd met het gevolg dat de kleinere landen het gelag moeten betalen en dat de grotere landen met de winst weglopen. Waarom heeft de minister op dit punt tijdens de vergadering van de Industrieraad zo weinig tegengas gegeven? Op grond van welke argumenten en overwegingen komt de Commissie tot de conclusie dat er wat de rechtszekerheid betreft verbeteringen zijn opgetreden in de benadering van de Commissie?

De heer Van den Akker is blij met het voornemen van de Commissie om een klacht in te dienen bij de WTO als Korea voor 30 juni haar beleid ten opzichte van de scheepsbouw niet heeft gewijzigd. Het voorstel om als begeleidende maatregel een tijdelijk defensief mechanisme in te stellen, dat bestaat uit het verlenen van ordersteun onder bepaalde voorwaarden voor bepaalde scheepstypes, kan hij niet onderschrijven. Heeft de minister hiertegen geprotesteerd?

Over de liberalisering van de energiemarkt is de heer Van den Akker niet erg te spreken. Het heeft ertoe geleid dat de elektriciteitsprijzen in Nederland in de vrije sector 50% hoger liggen dan die in de buurlanden. Bovendien dreigt het milieu er de dupe van te worden, omdat er «vuile» stroom wordt geïmporteerd uit bruinkoolcentrales uit Duitsland en kernenergie uit Frankrijk. Door deze gang van zaken krijgt ook warmtekrachtkoppeling weinig ruimte. Verschillende centrales zijn inmiddels gesloten en er staan er nog meer op de nominatie om gesloten te worden. Bij de discussie over het Groenboek voorzieningszekerheid, waarover met de Kamer nog gedebatteerd zal worden, moeten deze problemen aan de orde worden gesteld. Daarbij zal een duurzame, milieuvriendelijke en betrouwbare energievoorziening in Europa, maar ook in Nederland, centraal moeten staan, inclusief het voortbestaan van de milieuvriendelijke WKK-installaties. Welke bedragen zijn uit de meevallers van de aardgasbaten gereserveerd om het milieutekort aan te vullen?

Frankrijk en Duitsland hebben aangegeven dat openstelling van de markten voor elektriciteit en gas eerst grondig moet worden bestudeerd en geëvalueerd alvorens een afweging voor verdere marktopening te kunnen maken. Wat betekent deze opstelling voor het Nederlandse beleid?

Mevrouw Voûte-Droste (VVD) verzoekt de minister een toelichting te geven op de kritiek van de industrieministers over de uitwerking van het Witboek chemische stoffen. De industrie heeft hier een grote verantwoordelijkheid. Hoe staat het in dit verband met het inzetten van convenanten in Europa?

De modernisering van het mededingingsbeleid in Europa is essentieel om de concurrentiekracht van Europa te versterken. Het is een goede zaak dat de Commissie als scheidsrechter bij geschillen zal blijven optreden. Daarnaast moet er sprake zijn van een naadloze samenwerking tussen de mededingingsautoriteiten in de verschillende lidstaten. Op welke wijze wordt daaraan inhoud gegeven? Europa zou wat dat betreft een level playing field moeten creëren. Zij pleit voor een gezamenlijk jaarverslag, op basis waarvan beoordeeld kan worden of de Europese mededingingsregels goed worden toegepast en wijst op het belang van een gegarandeerde rechtszekerheid. In het verslag over het mededingingsbeleid 2000 staat dat een nadere stand van zaken zal worden gegeven van het beleid ten opzichte van het MKB, «de minimis steun» en de opleidingssteun. Wat wordt daarmee bedoeld?

Het is verbazingwekkend dat er nog geen klacht bij de WTO is ingediend over de Koreaanse steun aan de eigen scheepsbouwsector. De Europese Commissie zou juist wat dat betreft adequaat moeten handelen. Mevrouw Voûte is tegen het nemen van een begeleidende maatregel die leidt tot ordersteun aan de scheepsbouw onder bepaalde voorwaarden.

Op welke wijze wordt inhoud gegeven aan de opmerking in het verslag van de Industrieraad dat het MKB ondersteund wordt om digitaal te gaan werken?

Met betrekking tot het Groenboek voorzieningszekerheid onderstreept mevrouw Voûte dat meer Europese coördinatie gewenst is. Zaken als regulerende energiebelasting dienen in Europees verband te worden opgelost. Met het oog op het versterken van het Europese concurrentievermogen en het creëren van een level playing field in Europa is het redelijk als Europese bedrijven dezelfde doelstellingen hebben. Hoe denkt de minister hierover?

Mevrouw Voûte wijst erop dat het in het kader van de liberalisering en de privatisering van essentieel belang is dat de interne markten voor elektriciteit en gas gelijktijdig opengesteld worden. Landen die zich wat dat betreft terughoudend opstellen dienen door de Europese Commissie teruggefloten te worden. Hoe staat het met de inbreukprocedure ten opzichte van Frankrijk?

Uit het Groenboek voorzieningszekerheid komt duidelijk naar voren dat Europa in toenemende mate afhankelijk wordt van een betrouwbare energievoorziening. Voor de Europese Commissie en voor de Europese industrieministers moet dat een uitgangspunt zijn. Door de ontwikkeling van de kenniseconomie neemt bijvoorbeeld de vraag naar elektriciteit toe. Daarop moet geanticipeerd worden in de energievoorziening.

Europa heeft tot doel het aandeel van duurzame energiebronnen te verdubbelen, van 6% naar 12%. Op welke elementen wil de Europese Commissie inzetten? Welke technologieën worden ontwikkeld? Hoe wordt het beheer van kernafval zo veilig mogelijk geregeld? Kan er een analyse gegeven worden van de bijdrage van kernenergie in de Europese lidstaten? Kan een overzicht gegeven worden van de regulerende energiebelastingen, van ecotaxen in de lidstaten en van marktopeningen in de lidstaten, van het aandeel van alternatieve energiebronnen in de verschillende lidstaten? Hoe staat het met de verhandelbare emissierechten in Europa en de daaraan verbonden mogelijkheid van groencertificaten? Gestimuleerd moet worden dat de toezichthouders op het gebied van energie regelmatig samenkomen.

Antwoord van de regering

De minister merkt met betrekking tot de mededingingswetgeving op dat zij een voorstander is van decentralisatie, maar wel onder condities. Om te voorkomen dat het Europees mededingingsrecht wordt uitgehold wanneer gedecentraliseerd wordt, moet het netwerk van mededingingsautoriteiten goed functioneren. Essentieel is dat de Europese regelgeving op dit terrein niet verschillend geïnterpreteerd wordt. Er moet sprake zijn van terugkoppeling naar de Europese Commissie, zodat zij kan ingrijpen als er iets verkeerd gaat in een lidstaat. Dat mag uiteraard niet leiden tot schijndecentralisatie. Het streven van de Europese Commissie is gericht op een stevig mededingingsbeleid, met zo min mogelijk administratieve lasten, maar met voldoende uniciteit in het rechtssysteem. De procedures moeten zodanig zijn vastgelegd dat de jurisprudentie in het ene land geen gevolgen kan hebben voor een ander land. Daar moet eerst duidelijkheid over bestaan, voordat tot decentralisatie wordt overgegaan. De zaken moeten ex ante goed geregeld zijn. De suggestie van een gezamenlijk jaarverslag wijst de minister dan ook van de hand, omdat aan de hand van een jaarverslag ex post geconstateerd wordt of er iets fout gelopen is.

Het 30ste verslag over het mededingingsbeleid 2000 verwijst naar drie nieuwe verordeningen die te maken hebben met het geven van een juridische basis voor opleidingssteun, steun aan het MKB en voor de «minimis steun». De minimis-regeling is vorig jaar veranderd.

De minister gaat vervolgens in op de situatie in de mondiale scheepsbouwindustrie en met name op de prijsstelling door Koreaanse scheepsbouwers, die leidt tot concurrentievervalsing. Het Zweedse voorzitterschap heeft zich veel moeite getroost om te voorkomen dat de Europese Unie een verdeelde indruk zou wekken over de wijze waarop Korea aangepakt moet worden, omdat alleen een onverdeelde Unie ten opzichte van Korea tot succes kan leiden. Uiteindelijk heeft geen van de lidstaten het woord gevoerd over mogelijke steunmaatregelen binnen de Europese Unie voor bepaalde scheepstypen. Dat betekent dat de Commissie door kan gaan met de besprekingen over de WTO-procedure en dat er voor de buitenwereld sprake is van eensgezindheid binnen de EU. De Commissie bereidt een voorstel voor tot wederinstelling van ordersteun met beperkingen als begeleidende maatregel bij de WTO-klacht. Dat voorstel zal inhouden: ordersteun tot 14% voor bepaalde scheepstypen die later door de Raad met een gekwalificeerde meerderheid moeten worden goedgekeurd. De minister is nog steeds onverkort tegen het geven van ordersteun aan de scheepsbouw en zij heeft dat, om een duidelijk signaal te geven, naar voren gebracht bij de bespreking van agendapunt 2 met betrekking tot het verslag over het mededingingsbeleid 2000. De Commissie is nog met de Koreanen in onderhandeling om te proberen de concurrentievervalsende maatregelen zodanig te wijzigen, dat het nadelige effect voor de Unie stopt. Als de besprekingen voor 30 juni niet tot resultaat leiden, zal een klacht worden ingediend bij de WTO. Vervolgens doet de minister melding van haar bezoek aan Korea, waarbij zij vernomen heeft dat de Koreanen op het moment dat Europa een WTO-procedure start, de Europese Unie in een klachtenprocedure zullen betrekken. Nederland zal in elk geval geen enkele maatregel nemen die ook maar enigszins lijkt op rechtstreekse steun aan de scheepsbouw.

De minister ontzenuwt het bericht dat de Amerikanen van plan zijn steun te verlenen aan de staalsector. Wel nemen zij antidumpingmaatregelen. Er vindt regelmatig overleg plaats tussen de Commissie en de Verenigde Staten over die maatregelen. Nederland heeft zich uitgesproken tegen antidumping. De Europese Unie zal zich op maatregelen moeten bezinnen als de Verenigde Staten op zodanige wijze antidumping uitvoeren dat het onaanvaardbaar is voor de Europese Unie. Gedacht kan worden aan een WTO-procedure. De Europese staalindustrie mag natuurlijk niet ten onder gaan door een foute interpretatie van wat antidumping zou moeten omvatten.

De voornaamste kritiek op het Witboek chemische stoffen heeft betrekking op de complexiteit van de voorstellen. De Commissie is ervan overtuigd dat er mogelijkheden zijn, op een efficiëntere wijze de doelstellingen uit het Witboek te bereiken en de extra kosten, die de voorstellen met zich brengen, te beperken. De Commissie verzamelt momenteel inputgegevens. De Nederlandse strategie op dit terrein wordt nader onder de aandacht van de betrokkenen gebracht, zodat elementen daarvan op Europees niveau een rol kunnen spelen. Dan moet gedacht worden aan de betrokkenheid van het bedrijfsleven, prioritering en dat soort zaken. In dit verband noemt zij de EZ-notitie «Strategisch omgaan met stoffen» (SOMS). Het inzetten van convenanten is door Nederland verschillende malen aangekaart in Europees verband, omdat het voor Nederland een effectief instrument is gebleken.

Op de vraag op welke wijze inhoud wordt gegeven aan de opmerking in het verslag van de Industrieraad dat het MKB ondersteund wordt om digitaal te gaan werken, antwoordt de minister dat gedacht wordt aan: benchmarking om best practices vast te stellen, training en het wegnemen van obstakels voor het MKB bij de toepassing van ICT in de vorm van monitoring.

Tijdens het energiegedeelte van de gezamenlijke vergadering van de Industrieraad en Energieraad is het Groenboek voorzieningszekerheid op hoofdlijnen aan de orde gesteld. Echt inhoudelijk is er nog niet op ingegaan. Daar was de voorbereidingstijd te kort voor. De minister heeft inmiddels de Algemene Energieraad (AER) gevraagd om een advies over het thema energievoorzieningszekerheid. Een uitgebreide reactie van het kabinet op het Groenboek, inclusief het advies van de AER, zal in het najaar aan de Kamer worden voorgelegd.

De minister vindt het een goede zaak dat de Europese Commissie voorzieningszekerheid aan de orde stelt. Het is één van de kernthema's van het energiebeleid dat zeker een Europese aanpak behoeft. Zij heeft in het debat gewezen op de relatie tussen voorzieningszekerheid, milieu en interne markt, waaraan in het Groenboek zeer veel aandacht is besteed en heeft een drietal uitgangspunten ingebracht waarbinnen het debat over de voorzieningszekerheid moet worden gevoerd. Ten eerste het uitgangspunt dat op een vrije interne energiemarkt ten behoeve van de voorzieningszekerheid gekozen moet worden voor marktconforme maatregelen. Ten tweede dat er een zorgvuldige afweging moet plaatsvinden als het gaat om milieu en klimaat versus de voorzieningszekerheid. Ten derde dat ten aanzien van de afzonderlijke maatregelen getoetst moet worden op subsidiariteit en op proportionaliteit.

Voorts deelt de minister mee dat zij in het debat heeft ingebracht dat ten behoeve van de continuïteit van de energievoorziening gewerkt moet worden aan een versteviging van de mondiale vrijheid voor energiedragers, zowel via de WTO als via het Energy Charter Treaty. Ook is van belang een versteviging van de interne energiemarkt, waarbij het absoluut noodzakelijk is het milieubeleid op dit terrein meer te harmoniseren. Dit houdt tevens in dat er «vuile» stroom geïmporteerd wordt, mede om aan de Kyotodoelstellingen te voldoen. Het is in lijn met het Kyotoprotocol als Duitsland aan de eigen verplichtingen voldoet en de Europese afspraken nakomt. Er moet Europees milieubeleid komen op dit terrein en er moet een betrouwbaar investeringsklimaat in alle lidstaten en in alle derde landen komen, met adequate prikkels voor private investeringen, bijvoorbeeld ten aanzien van langetermijngascontracten. Er moet een krachtige stimulering zijn van duurzame energie en energie-efficiency. Duurzame energie is op termijn ook belangrijk voor de voorzieningszekerheid. Er moet een marktconform diversificatiebeleid op Europese schaal komen. Tevens moet het huidige crisisinstrumentarium worden gehandhaafd, georganiseerd in IEA-verband. Dus geen communautair gascrisisbeleid, want dat is volstrekt overbodig.

Alle delegaties zijn het erover eens dat meer Europese coördinatie is gewenst. Gemeenschappelijke doelstellingen hoeven echter niet altijd te leiden tot gemeenschappelijke oplossingen. Door alle delegaties is gewezen op de relatie tussen de beperking van de vraag naar energie en het klimaatprobleem en in dit kader de stimulering van duurzame energie en diversificatie. Geen van de gedelegeerden was voor beïnvloeding van de prijs door middel van de olievoorraden.

Door veel delegaties is het thema kernenergie naar voren gebracht. Denemarken, Ierland en Oostenrijk hebben zich uitgesproken tegen kernenergie als duurzame optie. Het Verenigd Koninkrijk wil de optie openhouden, omdat het vindt dat lidstaten zelf hun beleid moeten kunnen bepalen. Finland overweegt om nieuwe kerncentrales te bouwen.

Harmonisatie van energiebelasting wordt door de meeste delegaties bepleit. Tot nu toe hebben alleen het Verenigd Koninkrijk en Spanje zich daartegen verklaard. Duitsland pleit voor meer mogelijkheden om inheemse bronnen te stimuleren en doelt daarmee op het gebruik van kolen. Jammer genoeg roept Duitsland de Commissie op om een voorstel te doen waarin dat voor 15% van het primaire energieaanbod mogelijk wordt. Dit voorstel werd gesteund door Spanje. Zowel Nederland als het Verenigd Koninkrijk hebben zich daartegen verklaard. De Nederlandse inbreng is: alle energiedragers moeten de eigen kosten volledig dragen.

In de strategie van de diversificatie binnen Europa zal aardgas een belangrijke rol spelen. De komende jaren zal er sprake zijn van een grotere afhankelijkheid van Russisch gas. De Europese Unie moet zich dan ook richten op een stabiele relatie met Rusland. Daarnaast is het van belang dat er een goede relatie is met de OPEC-landen. Ook in WTO-verband moet onderhandeld worden met de OPEC-landen. Inmiddels is de IEA in gesprek met OPEC over statistieken en data.

De minister zegt toe binnen twee weken een brief aan de Kamer te sturen met betrekking tot WKK. Als er in Nederland een probleem is met WKK vanwege het feit dat gekozen is voor een vrije markt, zullen maatregelen genomen moeten worden om WKK een betere positie te geven. Vervolgens moet nagedacht worden over de vraag of het brede instrumentarium dat Nederland ter beschikking heeft ter stimulering van duurzame energie efficiënter gemaakt kan worden.

In opdracht van Greenpeace heeft de ECN een rapport uitgebracht over de import van «vuile» stroom. De rekensommen die daarin staan zijn te simpel. Nederland importeert sinds 1999 wel meer stroom dan voorheen. De buitenlandse stroom wordt gemiddeld vaker opgewekt uit kolengestookte centrales of uit kernenergie. Die landen hebben een hogere CO2-uitstoot of meer kernafval. De onderzoekers veronderstellen dat de Nederlandse import een afspiegeling is van de gemiddelde productie in het buitenland, dus meer kolen of meer kernenergie omvat dan de Nederlandse productie. Dat kunnen zij echter niet met zekerheid stellen, omdat zij bij de bedrijven onvoldoende gegevens hebben kunnen krijgen over de herkomst van de importstroom. Uit de gegevens van de belastingdienst blijkt dat het aandeel groene stroom in de import veel groter is dan de onderzoekers menen. In 2000 was 1,5% van de binnenlandse productie duurzame elektriciteit en van alle import was 10% duurzame energie. In de Europese Unie is afgesproken dat Europa als geheel meer duurzame energie gaat produceren. Import wordt dan ook vanzelf meer duurzaam. Een verbod op import van stroom uit bruinkool of uit kernenergie is onmogelijk, maar ook zinloos. Dat betekent namelijk niet dat die stroom niet meer geproduceerd wordt. Die stroom wordt elders wel verkocht. Veel beter is het om alle stroom schoner te produceren en daar afspraken over te maken. Daar is de discussie in de Europese Unie op gericht.

De minister deelt vervolgens mee dat de wet uitgaat van een marktopening voor kleinverbruikers per 1 januari 2004. Begin volgend jaar verschijnt het nieuwe Energierapport, waarin de evaluatie tot dat moment opgenomen wordt, inclusief de eerste ervaringen met de middengroep per 1 januari 2002. Over een eventuele vervroeging van de opening van de markt voor kleinverbruikers naar 2003 moet besluitvorming nog plaatsvinden. Het is het streven, maar het moet wel mogelijk zijn. Niemand mag daar de dupe van worden. De reden waarom Frankrijk en Duitsland de datum van de marktopening ter discussie stellen, heeft waarschijnlijk te maken met het voorstel in de nadere richtlijn voor een splitsing tussen netbedrijven en leveringsbedrijven en het toezicht daarop. De minister hoopt dat de Commissie wat dat betreft de poot stijf houdt, want het toezicht op een level playing field is buitengewoon belangrijk. Samenwerking tussen toezichthouders is van groot belang. Hierover vindt goed informeel overleg plaats tussen de lidstaten en de Europese Commissie.

De elektriciteitsrichtlijn is nog niet volledig omgezet in elektriciteitswetgeving. De Europese Commissie heeft inmiddels de procedure gestart en daarbij is ingebrekestelling aan de orde. Dat betekent dat Frankrijk, zolang niet volledig geïmplementeerd is, op de reciprociteitlijst blijft staan. Dat zal overigens meer dringen naarmate de markten verder geliberaliseerd worden, want dan worden de gevolgen voor Frankrijk steeds groter. De minister heeft er bij de Commissie op aangedrongen om op te treden tegen de landen die in gebreke blijven bij het implementeren van zowel de Elektriciteitsrichtlijn als de Gasrichtlijn. Zeer waarschijnlijk zal de Commissie een procedure opstarten tegen de landen die wat de Gasrichtlijn betreft in gebreke blijven.

De minister is tegen het plaatsen van tenders door overheden voor productiecapaciteit, omdat zij vindt dat marktconform onderzocht moet worden hoe de voorzieningszekerheid vergroot kan worden. Daar moet de overheid geen rol in spelen.

Tot slot meldt zij dat zij de Kamer het verslag over het Energiehandvest zal toesturen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Biesheuvel

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Tielens-Tripels


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Biesheuvel (CDA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Leers (CDA), Voûte-Droste (VVD), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (ChristenUnie), M.B. Vos (GroenLinks), Van Walsem (D66), Hofstra (VVD), Wagenaar (PvdA), Stroeken (CDA), De Boer (PvdA), Van den Akker (CDA), Geluk (VVD), Ravestein (D66), Verburg (CDA), Blok (VVD), Hindriks (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Bolhuis (PvdA).

Plv. leden: Snijder-Hazelhoff (VVD), Atsma (CDA), Wijn (CDA), Klein Molekamp (VVD), Vendrik (GroenLinks), De Swart (VVD), Van den Berg (SGP), Poppe (SP), Kuijper (PvdA), Van Middelkoop (ChristenUnie), Van der Steenhoven (GroenLinks), Schimmel (D66), Van Baalen (VVD), Herrebrugh (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Smits (PvdA), De Haan (CDA), Van Beek (VVD), Bakker (D66), Schreijer-Pierik (CDA), Udo (VVD), Hamer (PvdA), Koenders (PvdA), Schoenmakers (PvdA).

Naar boven