21 501-12
Industrieraad

21 501-14
Energieraad

nr. 71
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 21 mei 2001

Samenvatting

De Raad bevestigde opnieuw het belang van het initiatief van de Commissie om de uitvoering van het mededingingsbeleid te moderniseren. Zonder discussie werden conclusies over de situatie van de scheepsbouw in de wereld, evenals conclusies over de integratie van duurzame ontwikkeling in het ondernemingenbeleid aangenomen. Dit gold ook voor conclusies over ondernemerschap, waarbij het belang van elektronische handel en ICT als factoren die (mede)bepalend zijn voor de concurrentiekracht centraal stonden. De Industrieministers toonden zich kritisch over de uitwerking van het Witboek Chemische Stoffen.

1 De uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82

Commissaris Monti gaf een toelichting op de stand van zaken, waarbij hij de belangrijkste elementen van de voorgenomen modernisering nogmaals opsomde: het beginsel van de wettelijke uitzondering; de samenwerking tussen de mededingingsautoriteiten; en de aanpassing van de instrumenten. Hij benadrukte dat de Commissie afziet van haar exclusieve bevoegdheid en de lidstaten een parallelle bevoegdheid krijgen. De Commissie zal wel als scheidsrechter bij geschillen blijven optreden.

Alle delegaties steunden de noodzaak tot modernisering. Bij diverse onderwerpen werden kanttekeningen geplaatst. Via de voorgelegde vragen kwamen deze aan de orde.

Dat de Commissie de bevoegdheid krijgt om maatregelen van structurele aard te nemen om overtredingen van de mededingingsregels te beëindigen, werd door de meeste delegaties aanvaard, zij het, dat dit beperkt zou moeten blijven tot uitzonderingen (Duitsland, Ierland, Oostenrijk) en met nadruk op effectiviteit en proportionaliteit (Nederland, Denemarken, België, Italië en het Verenigd Koninkrijk). Alleen Spanje sprak openlijke twijfels uit over de ingeslagen weg, terwijl andere delegaties (Luxemburg, Finland, Portugal en Griekenland) om nadere uitwerking en verduidelijking vroegen. In de ogen van de Commissie zijn structurele maatregelen in feite de codificatie van «case law».

Zelfbeperking door een onderneming werd eveneens positief ontvangen, ook al maakten delegaties zich zorgen over de gevolgen daarvan voor derden (Finland, Spanje, Ierland, Italië en Griekenland) en over het karakter van de daarmee samenhangende besluitvorming (Denemarken, Italië en Frankrijk). Door alle lidstaten werd het belang onderstreept van rechtszekerheid en beleidscoherentie. De Commissie meende dat de rechtszekerheid inmiddels verbeterd was in de benadering van de Commissie en dacht ook aan de mogelijkheid om aan ondernemingen een «opinion» te verstrekken, zoals dat in de VS voorkomt.

Bij de samenwerking tussen de mededingingsautoriteiten (netwerk) vroeg een aantal delegaties (Luxemburg, Nederland en Ierland) om een nadere uitwerking van de organisatie, terwijl met name Finland, België en Spanje opriepen tot een heldere «case allocation». De Commissie zegde toe de uitwerking in de Raadswerkgroep aan de orde te stellen.

2 XXXe verslag over het mededingingsbeleid 2000

Commissaris Monti gaf een korte toelichting op het verslag, waarbij hij wees op de drie nieuwe verordeningen die waren vastgesteld op het gebied van staatssteuncontrole: over opleidingssteun, het MKB, en over «de minimis steun».

Nederland riep de Commissie op om ook in de toekomstige mededingingsverslagen de laatste zin van paragraaf 353 op te nemen. Hiermee gaf Nederland aan tegen het opnieuw introduceren van ordersteun voor schepen te zijn.

3 Scheepsbouw

Commissaris Liikanen presenteerde het Vierde rapport over de situatie in de mondiale scheepsbouwindustrie en de conclusie daarvan dat de prijsstelling door Koreaanse scheepsbouwers nauwelijks verbeterd was. Commissaris Monti presenteerde het besluit van de Commissie over een tijdelijk defensief mechanisme, dat als begeleiding van de WTO-klacht ingesteld zou moeten worden als Korea geen verbeteringen te zien geeft voor 30 juni van dit jaar. Hierbij benadrukte hij dat verstoring van de interne markt van de EU voorkomen moet worden. Het voorstel voor een dergelijk mechanisme zal ter tafel komen als besloten wordt tot indienen van een klacht bij de WTO.

Commissaris Lamy gaf een toelichting op de TBR (Trade Barriers Regulation)-klacht. Hij beklemtoonde dat het voornoemde defensief mechanisme deel uitmaakt van de totale aanpak van de Commissie en dat alleen een eensgezinde EU ten opzichte van Korea tot succes kan leiden. Denemarken verzocht de Commissie, in geval dat succes uit zou blijven, om eerst de Juridische Dienst van de Raad te raadplegen. De Raadsconclusies werden daarna zonder enige discussie aangenomen. In deze conclusies vraagt de Raad de Commissie de situatie in de scheepsbouwsector te blijven volgen en hierover aan de Raad te rapporteren. Ook moet de Commissie meer zicht krijgen op het exportsubsidiesysteem van Korea teneinde haar klacht tegen Korea te versterken. De industrie wordt opgeroepen er alles aan te doen om haar concurrentiekracht te versterken. De Raad betreurt dat de besprekingen met Korea nog tot niets geleid hebben. De Raad ondersteunt de Commissie in haar bedoeling om de zaak bij de WTO aanhangig te maken en neemt kennis van het feit dat de Commissie een begeleidende maatregel zal voorstellen. Deze begeleidende maatregel impliceert een voorstel tot wederinstelling van ordersteun onder bepaalde voorwaarden voor bepaalde scheepstypen.

4 Beëindiging van het EGKS-verdrag – Financiële activiteiten na 2002

De nog openstaande punten werden vlot weggewerkt. De reserves van voornamelijk Frankrijk werden ingetrokken of vervangen door een verklaring in de Raadsnotulen. Alleen Portugal handhaafde een reserve op de definitie van staalindustrie. Een verklaring van de Commissie dat de kwestie van de definitie opnieuw zal worden bekeken bij de eerstvolgende herziening, was voor Portugal niet voldoende.

Ook de Franse parlementaire reserve moest nog even blijven staan, die van Denemarken werd ingetrokken.

5 15e Verslag toezicht op de steunverlening aan de ijzer- en staalindustrie

Commissaris Liikanen gaf uit naam van Commissaris Monti een korte toelichting op het verslag dat geen onregelmatigheden signaleerde.

6 Concurrentievermogen en ondernemingenbeleid – het MKB helpen om digitaal te gaan werken

Na een zeer korte indruk van de voorzitter over het diner van de vorige avond met vertegenwoordigers uit de industrie, leidde Commissaris Liikanen het onderwerp in. Hij legde daarbij bijzondere nadruk op de toepassing van benchmarking, waarvoor kwantitatieve doelstellingen in voorbereiding zijn. Deze kwantitatieve doelstellingen zullen worden gebruikt bij het «Enterprise Scoreboard»; Commissaris Liikanen kondigde aan dat het volgende rapport over de toepassing van het Handvest voor Kleine Bedrijven uitgebreider zal zijn en informeerde de Raad dat de Commissie eind 2001 een Mededeling zal uitbrengen over het concurrentievermogen van de biotechnologie-industrie met bijbehorend actieplan. Spreker meldde voorts het overleg met de farmaceutische industrie, dat onlangs had plaatsgevonden en dat opnieuw georganiseerd zal worden in mei 2002. Delegaties hadden naar aanleiding van de mededelingen van Commissaris Liikanen geen opmerkingen.

7 Integratie van duurzame ontwikkeling in het ondernemingenbeleid

Commissaris Liikanen betuigde zijn instemming met de voorgelegde conclusies, daarbij onderstrepend dat evenwicht tussen de drie aspecten van duurzame ontwikkeling (milieuaspecten, maatschappelijke aspecten en industrieaspecten) gerespecteerd moet worden en dat de Industrieministers bij dit onderwerp gesprekspartner moeten blijven. Denemarken verklaarde graag te willen meewerken aan de totstandkoming en uitwerking van de strategie die door de Europese Raad was gevraagd en stemde in met de conclusies. De Deense minister wenste wel een verklaring voor de notulen, waar nogmaals nadruk werd gelegd op het belang van milieu-overwegingen, zoals verwoord in art. 6 van het Verdrag. De conclusies werden vervolgens zonder verdere interventies aangenomen.

8 Witboek strategie voor een toekomstig beleid voor chemische stoffen

Commissaris Liikanen herhaalde enkele punten uit de presentatie die de Commissie eerder had gegeven in de Interne-Marktraad. De Industrieministers moeten bij deze problematiek betrokken blijven, gezien het belang van de Europese chemische industrie. Vrijwel alle delegaties reageerden instemmend wat betreft het doel van het Witboek en het belang van een voortdurende dialoog met de industrie inzake de verdere uitvoering van de voorstellen van de Commissie. Minder enthousiast werd gereageerd op de complexiteit van het voorgestelde systeem (Frankrijk, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Italië, Finland en België), de lastenverdeling en de verantwoordelijkheidtoekenning (Nederland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk) en de extra kosten voor de industrie (Frankrijk, Duitsland, Finland, Griekenland en België).

De meeste delegaties vroegen apart aandacht voor de noodzaak om het systeem WTO-conform te laten zijn en toonden zich bezorgd over de internationale concurrentiepositie van de Europese industrie bij invoering van het systeem. Duitsland stelde dat de eigen industrie op dit moment al vrijwillig verder gaat dan de Commissie in het Witboek voorstelt. Zowel Nederland als het Verenigd Koninkrijk pleitte voor een grotere verantwoordelijkheid van de industrie. Voorzitter vatte alle interventies samen en zegde toe deze over te brengen aan de Voorzitter van de Milieuraad.

De Minister van Economische Zaken,

A. Jorritsma-Lebbink

Naar boven