21 501-12
Industrieraad

nr. 33
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 6 juni 1996

Hierbij ontvangt u het verslag van de Industrieraad van 20 mei en van de Euromediterrane conferentie van industrieministers van 21 mei jl. Namens Nederland nam plv. PV Hanrath deel aan het overleg.

De Raad duurde maar een halve dag. De bespreking van de onderwerpen MKB, scheepsbouw en het monitoring-rapport van de Commissie inzake staalsteun namen de meeste tijd in beslag. De Euromediterrane conferentie van industrieministers werd gekenmerkt door formele intentieverklaringen.

De lunch op 20 mei

Tijdens de lunch zijn de stand van zaken met betrekking tot de ratificatie van het OESO-scheepsbouwakkoord en de defensie-industrie aan de orde geweest.

Wat betreft het OESO-scheepsbouwakkoord deelt de Commissie mee aanwijzingen te hebben dat de VS alsnog tijdig, dus vóór 15 juni a.s. zullen ratificeren. Het bespreken van de verlenging van de zevende scheepsbouw-richtlijn zou een verkeerd signaal afgeven. Wel heeft de Commissie een werkdocument voorbereid dat integraal een eventueel voorstel voor verlenging van de zevende richtlijn bevat. Lid-Staten moeten dit document alvast bestuderen om geen tijd te verliezen als na 15 juni blijkt dat ratificatie door de VS (en Japan) niet heeft plaatsgevonden. Dan kan alsnog snel tot aktie worden overgegaan.

Alle Lid-Staten zijn het eens met deze aanpak. Wel wordt in verband met verlenging van de zevende richtlijn van Nederlandse zijde nog gewezen op het belang van het afschaffen van het lage steunplafond waardoor geen steun meer wordt toegestaan voor de bouw van kleine schepen. Commissaris van Miert geeft aan het hiermee eens te zijn, maar betwijfelt het of er, als de zevende richtlijn moet worden verlengd, tijd is om dit aspect te bespreken.

Wat betreft de defensie-industrie wijst de Commissie op de twee invalshoeken van dit dossier: de buitenlandse economische/politieke- en de industriële invalshoek. Op dit moment gaat alle aandacht uit naar de eerste invalshoek door uitsluitende behandeling van dit onderwerp in de Algemene Raad. Commissaris Bangemann wijst op het belang om de industriële aspecten van dit onderwerp in de Industrieraad te bespreken en spreekt de hoop uit dat dit zal gebeuren onder Iers voorzitterschap. Van Ierse zijde bestond echter weinig animo.

De officiële zitting van de Raad

De Raad wordt voorgezeten door de Italiaanse industrieminister Bersani. De lijst van A-punten (doc. 7250/96 PTS A 28) wordt goedgekeurd.

Agendapunt 3: MKB: doc 7164/96, ECO 126 + EXT 1

De voorzitter geeft aan over dit onderwerp een principieel akkoord te willen bereiken, met uitzondering van het financiële punt.

Daarna zal rekening worden gehouden met commentaar van het EP, ECOSOC en het comité van de regio's. Met betrekking tot de financiële aspecten, geeft de Commissie aan dat een zorgvuldige kostenanalyse is gemaakt. Als de voorgestelde 180 mecu niet worden goedgekeurd, moeten niet-prioritaire aktiviteiten worden geschrapt.

De 180 mecu ter financiering van de voorgestelde plannen levert de meeste commotie op. Ook Nederland laat zich in dit verband kritisch uit. Niet duidelijk is of het voorgestelde budget past binnen de afgesproken financiële kaders. De Commissie zegt verdrietig te zijn over de problemen die Lid-Staten m.n. maken over de extra 40 mecu bovenop de oorspronkelijke 140 mecu. De Raad heeft immers herhaaldelijk het MKB tot prioriteit bestempeld. De Commissie voert slechts uit.

De voorzitter sluit de behandeling van dit onderwerp af door te concluderen dat er een principe-akkoord is over de voorliggende ontwerp-tekst maar dat er nog twee openstaande punten zijn: de financiering en de datum van evaluatie.

Agendapunt 7. Mededeling van de Commissie over het concurrentievermogen van de toeleveringsindustrie in de sector textiel/kleding

Commissaris Bangemann introduceert kort deze mededeling die dateert van 15 februari jl. De voorzitter concludeert dat dit stuk grondig bestudeerd moet worden en dat eventuele ontwerp-conclusies voor de Raad moeten worden voorbereid.

Agendapunt 8. Mededeling van de Commissie over het concurrentievermogen van de chemische industrie; doc. 6725/96, ECO 118

Ook dit onderwerp wordt slechts zeer kort aan de orde gesteld. Commissaris Bangemann geeft een beknopte toelichting op de Commissie-mededeling en de voorzitter concludeert dat de raadswerkgroep en Coreper dit stuk moeten bestuderen en eventueel conclusies moeten voorbereiden voor de Raad.

Agendapunt 9: Industriële samenwerking met derde landen; doc. 7165/96, ECO 127

De Raad bereikt overeenstemming over de resolutie. In de resolutie wordt een opsomming gedaan van bestaande vormen van industriële samenwerking en de eventuele (bestaande) vooruitzichten om deze samenwerking te intensiveren. De resolutie bestrijkt Midden- en Oost-Europa, ex-Joegoslavië, Azië, Latijns-Amerika, ACS-Staten en Zuidelijk Afrika, de VS, Japan en de MZ-landen. De Commissie wordt opgeroepen zich nog meer toe te leggen op nieuwe voorstellen in dit verband en om de Raad om de twee jaar verslag uit te brengen over de gemaakte vorderingen.

Commissaris Bangemann geeft een terugkoppeling van de G-7 conferentie met Afrikaanse landen over de informatiemaatschappij. De vice-president van Zuid-Afrika, de heer Mbeki, had voorgesteld om deze conferentie met Afrikaanse landen te organiseren en wel in Zuid-Afrika. Ook de industrie was ruimschoots aanwezig. Het resultaat van de conferentie kan als zeer positief en veelbelovend worden bestempeld. Alleen gaat het er nu om deze kansen ook daadwerkelijk te grijpen: er is een krachtige en praktische aanpak nodig. Wie dit moet gaan doen bleef echter in het midden.

Agendapunt 4. Scheepsbouw: Deense notitie en werkdocument van de Commissie; doc. 7027/96, RC 2

In haar interventie reageert de Commissie op de voorstellen in de Deense notitie. Van Miert geeft aan geen probleem te hebben met het twee maal per jaar rapporteren in plaats van maar één keer. Hij voorziet echter wel problemen met dit voorstel qua inzet van menskracht. Wel mogelijk is het om twee keer per jaar mondeling te rapporteren en een debat in de raad te voeren, aldus van Miert.

Het voorgestelde openbare register kan de Commissie niet aanvaarden. Het is niet uitvoerbaar gelet op de extra belasting van de Commissie-diensten. Als extra argument voert van Miert aan dat de betreffende gegevens vertrouwelijk van aard zijn en niet in een openbaar register mogen worden opgenomen.

De overige voorstellen noemt hij aanvaardbaar maar hij roept de Raad op wel realistisch te blijven.

Vervolgens licht Denemarken haar notitie toe. Het is de bedoeling dat deze Industrieraad algemene principes aanvaardt die daarna moeten worden uitgewerkt door de Commissie. Nederland ondersteunt de conclusies en voorstellen in de Deense notitie van harte.

De Commissie zal aanvullende maatregelen ontwikkelen op het terrein van het efficiënt en transparant monitoren van en het toezien op steun in de scheepsbouwsector. Deze aanvullende maatregelen zullen in de volgende Industrieraad worden gepresenteerd.

Agendapunt 5. IJzer- en staalindustrie a) 5e verslag van de Commissie aan de Raad over het toezicht op steun aan de ijzer- en staalindustrie ex art. 95 EGKS-Verdrag

Commissaris van Miert geeft een korte mondelinge toelichting op het vijfde monitoring rapport waarbij vooral de positieve ontwikkelingen worden benadrukt. Ten aanzien van Ansio merkt de Commissie op dat het noodzakelijk is, alhoewel deze walserij verkocht is, nog 6 maanden langer dan voorzien door te produceren. Deze produktie gebeurt echter op zeer bescheiden schaal.

Nederland spreekt haar waardering uit voor het door de Commissie verrichte werk, maar heeft wel nog een paar kritische kanttekeningen. Ten aanzien van de vereiste capaciteitsreductie van 500 000 ton bij Ilva merkt Nederland op dat de termijn voor de vereiste sluiting van capaciteit ruimschoots is overschreden. (De capaciteitssluiting diende te zijn uitgevoerd vóór 16 september 1995, maar is tot op heden nog steeds niet volledig uitgevoerd). Nederland is bezorgd over deze gang van zaken.

In opdracht van Wirtschaftsverein Stahl (Duitsland), Hoogovens en British Steel heeft een accountantsbureau een onderzoek gedaan naar de steunverlening aan Ilva. Het bureau spreekt het vermoeden uit dat Ilva meer steun heeft gehad dan door de Commissie is goedgekeurd. Nederland heeft de Commissie gevraagd om een reaktie naar aanleiding van dit rapport.

Het VK benadrukt het belang van deze monitoring door de Commissie en zegt het te betreuren dat het nog niet is gelukt Ansio (CSI) te sluiten. Met betrekking tot steunverlening aan Ilva verwijst het VK naar het door Nederland genoemde rapport.

Vervolgens steunt Denemarken de vragen van Nederland en het VK over Ilva en vraagt om aanvullende informatie.

Agendapunt 5b) Ontwerp-beschikking tot wijziging van de staalsteuncode; docs. 6785/96 SID 29 en 7215/96 SID 39

De voorzitter geeft aan dat het de bedoeling is tijdens deze raad een eerste gedachtenuitwisseling over deze beschikking te hebben. In de volgende Industrieraad zal een substantiële discussie plaatsvinden. Deze discussie moet worden afgerond voor het einde van het jaar.

De Raad stond het langst stil bij de voorgestelde aanpassing van het onderdeel milieu. De Commissie stelt voor het milieusteunkader ook van toepassing te laten zijn op de staalindustrie. Volgens de Commissie zou dit een aanscherping mogelijk maken voor steuncontrolebeleid voor deze investeringen. Een aantal Lid-Staten deelt deze mening niet en vreest juist een verruiming van het beleid. Afgesproken wordt om een en ander nader te bestuderen.

Agendapunt 6: Mededingingsbeleid; XXVe verslag van de Commissie over het mededingingsbeleid (1995); doc. 6696/96 ECO 115.

Commissaris van Miert geeft een toelichting op het XXVe mededingingsverslag dat veel korter is dan vorige rapporten. Hij noemt kort de voor de zomer te verwachten voorstellen met betrekking tot de drempelbedragen in de concentratieverordening en «vertical restraints» en refereert aan de problemen bij de toepassing van artikel 90 van het Verdrag.

Met betrekking tot staatssteun wordt vermeld dat het Iers voorzitterschap een groot debat over de instrumenten terzake zal organiseren. Van Miert benadrukt het belang van een adequaat staatssteuncontrolebeleid in de EU. De «de minimis-regel» kent nu een verdubbeld plafond. Daardoor krijgt de Commissie meer tijd om zich te concentreren op de grotere zaken. Vervolgens wijst van Miert op de tendens tot proliferatie van staatssteun, des te meer naarmate bepaalde sectoren, zoals energie en financiële markten, worden geliberaliseerd. Het Hof van eerste aanleg heeft de neiging om steeds hogere procedurele eisen aan de Commissie te stellen, hetgeen leidt tot een bovenmatige werkdruk op de Commissie-ambtenaren, aldus van Miert. De Commissie wil wel, maar heeft wel de benodigde middelen/menskracht nodig.Van Miert geeft ook aan de samenwerking met nationale autoriteiten te willen verbeteren.

Tot slot spreekt hij zich uit tegen een onafhankelijk Europees kartelbureau. De Commissie wil graag onder Iers voorzitterschap een fundamentele discussie over dit onderwerp, te meer omdat dit voorstel ook opkomt in de IGC-discussie.

De Voorzitter concludeert dat de Raad nota heeft genomen van de opmerkingen van de Commissie.

De Euromediterrane Conferentie van Industrieministers op 21 mei

De conferentie, waarvoor een hele dag was voorzien, werd met de lunch afgerond.

Na uitgebreide uiteenzettingen door commissaris Bangemann, commissaris Papoutsis en formele interventies door vrijwel alle landen werd de conferentie bekroond door het aannemen van de «Brussels declaration». In deze declaration worden zeven prioriteiten voor samenwerking geïdentificeerd: het scheppen van een stabiel juridisch en administratief kader; bevorderen van een «culture of enterprise»; verbeteren van de infrastructuur; modernisering van de industrie; stimuleren mkb's; bevorderen van samenwerking tussen mkb's en integratie van financiële markten. Deze thema's zullen worden uitgewerkt in één of meer groepen.

De volgende ministeriële bijeenkomst zal worden gehouden in Marakech, Marokko. Er is geen datum bepaald voor deze nieuwe bijeenkomst. In het kader van de follow up van de overkoepelende Barcelona-conferentie en in de daarbij behorende gremia zal worden bepaald wanneer een volgende conferentie van Industrieministers nodig en wenselijk is.

De Minister van Economische Zaken,

G. J. Wijers

Naar boven