21 501-08 Milieuraad

Nr. 912 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT

Vastgesteld 27 oktober 2023

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 12 oktober 2023 overleg gevoerd met mevrouw Heijnen, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 11 oktober 2023 inzake geannoteerde agenda Milieuraad van 16 oktober 2023 te Luxemburg (Kamerstuk 21 501-08, nr. 911);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 30 augustus 2023 inzake verslag informele bijeenkomst van milieu en energieministers 10-11 juli 2023 (Kamerstukken 21 501-08 en 21 501-33, nr. 908);

  • de brief van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 7 juli 2023 inzake verslag Milieuraad 20 juni 2023 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 906 );

  • het EU-voorstel d.d. 12 juli 2023 inzake Richtlijn bodemgezondheid COM (2023) 416 (Engelstalige versie) (Kamerstuk 36 397, nr. 1);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 22 september 2023 inzake fiche: Herziening Verordening inzake kwik (Kamerstuk 22 112, nr. 3782);

  • de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 13 juli 2023 inzake 7th Ministerial Conference on Environment and Health (Kamerstukken 28 089 en 31 793, nr. 262);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 15 september 2023 inzake fiche: Verordening circulaire voertuigen (Kamerstuk 22 112, nr. 3776);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 8 september 2023 inzake fiche: Herziening Kaderrichtlijn Afvalstoffen (Kamerstuk 22 112, nr. 3770);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 6 oktober 2023 inzake fiche: Richtlijn bodemmonitoring en veerkracht (Kamerstuk 22 112, nr. 3799).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, Tjeerd de Groot

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Bromet

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, Rijkers

Voorzitter: Tjeerd de Groot

Griffier: Meedendorp

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Van Esch, Tjeerd de Groot, Hagen, Haverkort en De Hoop,

en mevrouw Heijnen, Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.

Aanvang 11.00 uur.

De voorzitter:

Goedemorgen. Welkom bij de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, in het bijzonder aan de Staatssecretaris. Vandaag staat de Milieuraad op de agenda. Maar voordat we gaan beginnen, is de rapporteur over de circulaire economie aan het woord, en dat is mevrouw Hagen van D66. Aan u is het woord voor uw bevindingen. Gaat uw gang.

Mevrouw Hagen (D66):

Dank, voorzitter. Ik ben natuurlijk met gezwinde spoed begonnen, maar door de verkiezingen is het beeld dat ik ga schetsen nog niet helemaal compleet. Ik heb de afgelopen tijd een heel aantal partners gesproken over ecodesign, right to repair, groene claims en de UPV textiel. De commissie krijgt daar een volledig verslag van als dat helemaal af is, maar afgelopen vrijdag had ik de laatste gesprekken, dus we hebben nog wat te verwerken. Het dient vooral als een opmaat voor de nieuwe Kamer om daar gebruik van te maken, zodat ze weten hoe de bedrijven zich verhouden tot de Europese wetgeving en wat ze daar nationaal van vinden, hoe dat toegepast wordt en wat er misschien nog kan. Ik zou daar graag een aantal dingen uit willen lichten.

Ik heb nog gesproken met de textielbranche, de retailsector, de e-commercebranche, circulair ontwerp, de tweedehandsmarkt, NL Repair Café en een hoogleraar van de Universiteit Utrecht. Wat ik graag naar voren haal, is dat de partijen eigenlijk heel tevreden zijn over de inzet van het kabinet en de inzet van de Europese Commissie met betrekking tot de circulaire economie. Maar op sommige punten is wel meer ambitie gewenst en tegelijkertijd moet het voor bedrijven ook goed uitvoerbaar worden gemaakt, dus dat is natuurlijk de impasse waar we voor staan: hoe houd je daar een goede balans in? Zij benadrukken wel dat er echt niet altijd op de EU gewacht hoeft te worden, zeker niet omdat andere landen bijvoorbeeld wel al keuzes maken. We hebben in Nederland een aantal zeer toonaangevende spelers die ook Europees opereren, dus daarin zijn ze ook graag eerder wat meer de koploper of snelle volger dan daadwerkelijk afwachtend.

Een van de specifieke punten die ik graag eruit haal, is het «hoger op de R-ladder». De Kamer heeft hier al diverse moties over aangenomen om de UPV's op dit punt te versterken en het kwam ook in de gesprekken weer duidelijk naar voren. De meeste UPV's zijn toch vooral gericht op het laatste stukje van de keten en nog niet of nauwelijks op hergebruik, reparatie en levensduurverlenging. In UPV's kunnen veel betere afspraken worden gemaakt over de hele keten. Er kunnen meer prikkels worden ingebouwd, zoals dat nu al wel bij de UPV textiel is gedaan. Daarbij kun je denken aan doelen voor de hogere R-stappen zoals hergebruik en reparatie, tariefdifferentiatie en duidelijke communicatie over wat het doel is van de UPV.

Het volgende punt dat heel duidelijk terugkwam, ook gegeven dat we met tweedehandsspelers hebben gesproken, is de feedbackloop. Dat is niet echt een Nederlands woord, maar gelukkig is de heer Graus er niet; anders worden we altijd gecorrigeerd in deze commissie. Het gaat er eigenlijk over of zodra een product gemaakt en verkocht is, er nog feedback gegeven wordt over de volgende fases waar dat product doorheen loopt. Wat gebeurt er dan? Het gaat niet alleen over onverkochte goederen, maar ook over hoelang zo'n product zich bijvoorbeeld nog op de tweedehandsmarkt begeeft. Eigenlijk is daar niet of nauwelijks aandacht voor. Dat geven in ieder geval de tweedehandsspelers ook aan.

Dan verder naar de tweedehandsmarkt. In de EU-voorstellen is er geen of nauwelijks aandacht voor deze tweedehandsmarkt. Het opnemen van hergebruiksdoelen in een UPV kan helpen, evenals het vastleggen van een bijdrage aan sociaal ondernemen. Bijvoorbeeld in Spanje is nu bij de inzameling van textiel specifiek gekozen dat het een sociale onderneming moet zijn en dat sociaal ondernemerschap – daar hebben meerdere spelers op gewezen – een mooi onderdeel zou zijn van de circulaire economie.

Over green claims hoorde ik dat dit voorstel voor de tweedehandsmarkt zeer belemmerend kan werken, aangezien zij aan dezelfde eisen moeten voldoen als de producenten, en dat kunnen ze niet altijd. Bovendien is hergebruik hun uitgangspunt, terwijl dat voor de producenten juist hetgeen is waarom die green claims worden opgelegd.

Dan het right to repair. Daar was wel brede consensus over, sowieso dat het sympathiek is om een betere positie voor consumenten te regelen, maar tegelijkertijd ontbreken in het EU-voorstel oplossingen voor de belangrijkste knelpunten. Reparatie moet laagdrempeliger en goedkoper worden, ook in relatie tot de kosten van een product. Het huidige systeem faciliteert vooral het weggooien, omdat dat goedkoper is dan het laten repareren. Denk bijvoorbeeld aan het kopen van een telefoon. Als je die zou terugsturen, dan wordt er een nieuwe telefoon geleverd in plaats van een tweedehands product. Dat zorgt er alsnog voor dat bij reparatie vaak een nieuw toestel wordt aangeschaft.

De rol van sociale ondernemingen – ik gaf er net al wat over aan – zoals de Repair Cafés in een reparatie-infrastructuur moet in de wetgeving en uitvoering worden erkend. Denk daarbij aan meer verplichtingen voor producenten om reparatie mogelijk te maken, zoals het leveren van informatie hierover en het toestaan van gebruik van reserveonderdelen uit gebruikte producten als dat veilig kan.

Voorzitter. Tot slot wil ik heel graag de ondersteuning bedanken. Er zit een verslag bij, waaruit naar ik hoop nog meer conclusies getrokken kunnen worden die leden nu en in de toekomst kunnen gebruiken. Anke Willemstein heeft mij uitstekend ondersteund, samen met Jochem van der Waals, die er vandaag niet is. Zij hebben alle gesprekken bijgewoond en verslagen ervan gemaakt, die we weer hebben voorgelegd aan de spelers. Dus alles wat wij hebben ingebracht, is meerdere malen gecontroleerd. Het lijkt mij een heel mooi uitgangspunt voor de nieuwe commissie.

De voorzitter:

Zeer veel dank voor uw uitvoerige betoog, dat ook goed is opgebouwd. Je ziet ook duidelijk dat de rapporteur zelf haar hart heeft liggen bij dit onderwerp. Dat is heel mooi om te zien. Mevrouw de Staatssecretaris, kunt u al een reactie hierop geven?

Staatssecretaris Heijnen:

Ja, allereerst heel veel dank aan de rapporteur. Ik moet zeggen dat ik haar inzet heel erg waardeer. Het is een heel belangrijk onderwerp. Toen ik hier twee jaar geleden aan begon, had ik me niet echt kunnen inbeelden hoe gepassioneerd ik ook zelf zou worden om dit goed te agenderen, zowel nationaal als internationaal. Ik heb al eerder aangegeven dat wij internationaal als koploper op het gebied van de circulaire economie worden gezien. Aan de ene kant beschouw ik dat als een heel groot compliment, maar aan de andere kant voel ik daardoor een extra drive om de rest van de wereld mee te nemen in de ontwikkelingen die in Nederland spelen, omdat wij by far nog niet helemaal circulair zijn en alles op alles moeten zetten om onze doelen in 2030 en 2050 te halen. Alle inzet is dus van harte welkom, en ik moet ook zeggen dat ik de initiatieven en ideeën die de afgelopen twee jaar vanuit de commissie zijn gekomen, enorm heb gewaardeerd. Dat heeft er ook echt aan bijgedragen dat we flinke stappen hebben kunnen zetten met elkaar op het gebied van de circulaire economie.

Ik heb net al aangegeven dat het heel erg van belang is om zowel nationaal als internationaal aandacht te hebben voor de circulaire economie. Het is dan ook niet zo dat we in alle gevallen wachten op bijvoorbeeld Europese wetgeving. We kijken ook naar wat we nationaal aanvullend kunnen doen, en dat we op het juiste niveau de juiste dingen doen. Daar blijf ik me ook voor inzetten. Ik herken heel veel van de punten die de rapporteur net heeft genoemd. We zitten voor een heel groot deel ook op dezelfde lijn. Ik zal nog een aantal punten in het bijzonder benoemen.

De rapporteur verwijst naar de bekende R-ladder. Daar hebben we vorige week ook nog over gesproken. We streven ernaar om hoger op die R-ladder te komen door echt van recycling naar hergebruik te gaan. Dat levert soms ook weleens spanning op. We hebben vorige week bijvoorbeeld over de wegwerpverpakkingen gesproken, en dan zie je dat het echt wel meer is dan alleen maar een kleine aanpassing. Het vraagt ook best wel iets van consumenten, van onze inwoners, maar het is wel het goeie om te doen. Ik hoop dus echt dat we die beweging met z'n allen blijven maken om meer te gaan hergebruiken.

Ik stuur de Kamer binnenkort een brief over de mogelijkheden om het instrument producentenverantwoordelijkheid te gebruiken om ook hoger op de R-ladder te komen. Maar we moeten natuurlijk ook altijd naar het geheel aan beleidsinstrumenten blijven kijken. Op Europees niveau onderhandelen we over verschillende initiatieven, die bijvoorbeeld duurzaam ontwerp, hergebruik en reparatie stimuleren en die wegwerp tegengaan. Dat is natuurlijk wel heel erg van belang. Ik noem in dat verband ook de Ecodesignverordening, de Verpakkingenverordening en de Verordening circulaire voertuigen. Op al die dossiers is het mijn inzet om de kansen die de voorstellen bieden om de circulaire economie te bevorderen, ook maximaal te benutten. In de Ecodesignverordening wordt bijvoorbeeld het verbod op de vernietiging van onverkochte goederen besproken. Daarover heb ik de Kamer onlangs ook een brief gestuurd.

De rapporteur noemde ook de tweedehandsmarkt. Die draag ik een heel warm hart toe, zoals u weet. Ik let dus zeker ook op hun belangen. Dat doe ik ook bij de richtlijn over groene claims. De tweedehandsverkoper moet niet verantwoordelijk worden voor een groene claim van iemand anders, bijvoorbeeld de producent. Ik zet me er bij de Europese onderhandelingen ook voor in om de verantwoordelijkheid voor de onderbouwing van de claim neer te leggen bij degene die de claim maakt.

Tot slot reparatie, een belangrijk punt op de R-ladder. Samen met mijn collega van EZK werk ik eraan om dat te bevorderen. Het Europese voorstel helpt daarbij, maar ook op nationaal niveau wordt daaraan gewerkt. Zo subsidiëren we bijvoorbeeld de Stichting Repair Café, waar de rapporteur het over had, en zetten we ook een reparateursregister op.

Voorzitter. Deze reactie voelt misschien wat kort door de bocht omdat achter elk punt dat ik benoem een hele wereld schuilgaat, maar gelet op de tijd wil ik het hierbij laten. Wel herhaal ik nog graag de constatering dat we op dezelfde lijn zitten. We blijven op zowel nationaal als Europees niveau inzetten op de circulaire economie en de stimulering daarvan. Daarin versterken we elkaar. Zo voel ik dat echt. Daar ben ik heel erg blij mee.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw goede, vriendelijke reactie. Het is mooi dat dit onderwerp zo'n breed draagvlak heeft. We zijn gekomen bij de eerste termijn van de Kamer in het debat over de Milieuraad. We hebben een spreektijd afgesproken van maximaal vier minuten per fractie. Het woord is als eerste aan de heer Haverkort namens de VVD.

De heer Haverkort (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik wijd precies één zin aan het volgende. Wil de Staatssecretaris er gewoon zorg voor dragen dat de geannoteerde agenda de volgende keer tijdig bij de Kamer is?

Voorzitter. Dan de inhoud, te beginnen bij de bodem. De Kamer heeft de richtlijn over bodemgezondheid niet-subsidiair verklaard en dit per brief aan de Europese Commissie laten weten. Ik vraag de Staatssecretaris daar bij de komende Milieuraad actief melding van te maken en te inventariseren welke medestanders er zijn om zo te komen tot de benodigde tweederdemeerderheid.

Ik heb toch ook twee vragen over de inhoud van die richtlijn. Is de impact van het begrip «ruimtebeslag» voor Nederland voldoende helder? En twee. Er zit nog veel geld in de bedrijvenregeling, die formeel stopt per 1 januari 2024. De vraag die daarbij hoort is of er eventueel verlenging van die regeling mogelijk is, aangezien er echt nog heel veel geld in zit.

Dan het volgende. Dat is wellicht voorbarig omdat dit agendapunt pas in december wordt geadresseerd, maar als voormalig rapporteur op de herziening van de Richtlijn luchtkwaliteit, vraag ik deze Staatssecretaris wat zij vindt van de door het Europees Parlement vastgestelde amendementen. Hoe denkt zij over het behalen van de WHO-advieswaarden in 2035? Wat betekenen deze amendementen voor de insteek van het kabinet in die onderhandelingen? Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen het feit dat de effecten voor de luchtkwaliteit van de door de EU voorgenomen bronbeleidsmaatregelen langer gaan duren? Is zij het met de VVD eens dat het bereiken van de WHO-advieswaarden door het uitblijven van EU-bronbeleid eerder uitdagender wordt dan bereikbaarder? Graag een reactie.

Voorzitter. Mijn collega Koerhuis heeft een motie ingediend over het verduurzamen van koeltransporten. Kan de Staatssecretaris aangeven wat de status daarvan is en of zij langs de denklijn van deze motie haar EU-collega's komende week tot vergelijkbare inzet kan brengen? In eerdere uitingen – we lezen dat ook in de geannoteerde agenda – geeft het kabinet aan ambitieuzer te willen zijn dan het voorstel, dat natuurlijk gaat over zware voertuigen en CO2-uitstoot, maar wel een uitzondering voor eigen voertuigen te willen maken, zoals voor bijvoorbeeld brandweerauto's. Is de Staatssecretaris het met de VVD eens dat het wanneer zij ambitieuzere doelen aan de markt oplegt, op z'n minst chic is om als overheid zelf het goede voorbeeld te geven? Dus is zij bereid om de ambitie in Europa niet te vergroten of, beter nog, het eigen wagenpark, dat valt onder deze verordening, eerder te laten voldoen dan de markt dat moet?

Voorzitter. Aangaande de voorgenomen Europese UPV voor medicijnen en cosmeticaproducten vraag ik de Staatssecretaris welke relatie zij ziet tussen deze UPV en de lopende discussie in Nederland over medicijnresten in water. Collega's hebben hierover ook moties ingediend. Waterzuiveringsbedrijven worstelen steeds meer met die medicijnresten, maar naar ik begrijp, behandelt de eventuele Nederlandse UPV nog niet de cosmeticaproducten. Graag een reactie over de route die het kabinet in dezen voornemens is te bewandelen.

Voorzitter. Ook hierbij bestaat de kans dat ik vooruitloop op de Milieuraad van december. Is de Staatssecretaris op de hoogte van het voornemen van het Spaanse voorzitterschap om de uitzondering voor golfkarton te schrappen uit artikel 26 van de PPWR? Is de Staatssecretaris het met de VVD eens dat daardoor een ongewenst risico zal ontstaan, namelijk dat in plaats van gerecycled golfkarton toch weer plastic gebruikt zal worden en de CO2-uitstoot eerder zal toenemen dan afnemen? Is zij bereid hierover een opmerking te maken in die Milieuraad?

Voorzitter. Als laatste vraag ik de Staatssecretaris om bij het agendapunt waarbij de Commissie informatie zal verstrekken over de aanpassing van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen aandacht te vragen voor het vrije verkeer van grondstoffen uit afval door Europa. Circulaire bedrijven die waardevolle grondstoffen maken uit afval lopen tegen belemmeringen aan, terwijl ze wel degelijk voldoen aan de kaders uit artikel 6 van deze richtlijn. Is zij bereid voor te stellen op Europees niveau te onderzoeken hoe het transport van en de handel in grondstoffen uit afval die aan die vier voorwaarden uit artikel 6 voldoen, kunnen worden vereenvoudigd? Kan zij laten onderzoeken of in de 27 lidstaten op dezelfde manier invulling kan worden gegeven aan deze vier voorwaarden? Kan zij ervoor pleiten de uitkomsten van dat onderzoek mee te laten nemen in deze herziening van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen? Dat zou de circulaire economie bijzonder veel helpen en zou bevestigen dat Nederland daadwerkelijk koploper op dit thema is en blijft.

Tot zover, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer De Hoop van de fractie van GroenLinks-PvdA.

De heer De Hoop (PvdA):

Voorzitter, dank. Ik zal mij voornamelijk op het EZK-deel richten. Omdat mijn collega's Kröger en Thijssen nu bij de EZK-begroting zitten, heb ik ook een deel van hun inbreng meegenomen.

Voorzitter. Ik heb met belangstelling kennisgenomen van de brief over de Nederlandse inzet voor de COP28, die eind november plaatsvindt in Dubai. Namens GroenLinks en de Partij van de Arbeid heb ik een aantal aandachtspunten bij en vragen over die Nederlandse inzet.

Allereerst de doelen. De wereld ligt niet op koers om het 1,5 gradendoel te halen. We moeten dus alles op alles zetten om de klimaatdoelen te halen. Europa moet daarbij vooroplopen. Wat de fractie van GroenLinks-PvdA betreft betekent dat een volledig klimaatneutraal Europa in 2040. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat Nederland hiervoor zal pleiten in Europa?

Bij deze doelen hoort ook het vernieuwen van de Nationally Determined Contribution, de NDC. Het Europese «Fit for 55»-pakket zorgt niet voor -55% maar voor -57% in 2030. Dat gaat dus verder dan onze NDC. We moeten die vernieuwen om te laten zien dat Europa meer kan leveren voor 2030, zoals ook de andere grotere economieën zouden moeten doen. Gaat de Staatssecretaris hier ook voor pleiten?

Dan klimaatrechtvaardigheid. Het is van groot belang dat op alle pijlers van het Parijsakkoord, mitigatie, adaptatie en financiering, concrete stappen worden gezet, waarbij het vertrouwen tussen landen wordt versterkt en de meest kwetsbare landen worden geholpen. Daarvoor is het cruciaal dat er genoeg financiering komt voor het Loss and Damage Fund. Vorig jaar is besloten om te kijken naar verschillende bronnen, maar er is publiek geld nodig en Europa moet daarbij een voorbeeldrol spelen. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat Nederland hiervoor in Europa een voortrekkersrol zal gaan pakken?

Dan het uitfaseren van fossiele brandstoffen, een van de grootste uitdagingen om klimaatverandering tegen te gaan. In de teksten en verklaringen van de COP staat tot nu toe alleen de phase-down of unabated coal power. Het is wat, voorzitter. Daar moet wat GroenLinks-PvdA betreft komen te staan: de phase-out of fossil fuels. «Unabated» moet weg en het moet over álle fossiele brandstoffen gaan. Vorig jaar zijn hierin bij de COP27 geen stappen gezet. We moeten nu wel een stap zetten ten opzichte van COP26, waar coal voor het eerst werd toegevoegd. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat Nederland hiervoor zal pleiten in de Milieuraad?

Essentieel voor het uitfaseren van fossiele brandstoffen is natuurlijk ook het afschaffen van de fossiele subsidies. Het is goed om te lezen dat Nederland in de Milieuraad aandacht zal vragen voor fossiele subsidies. Er gebeurt nog te weinig in Europa en in de internationale gemeenschap op dit vlak. Op dit moment wordt er in Europa alleen van inefficiënte fossiele subsidies gesproken en wordt er weinig concrete actie ondernomen. Europa moet aan de bak en een eind maken aan de fossiele subsidies, het liefst met een einddatum die in lijn is met het 1,5 gradendoel. De EU moet hier op de COP28 ook voor pleiten, vinden wij. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe zij van plan is hier concreet internationale afspraken over te gaan maken?

Dank.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Hagen van de fractie van D66.

Mevrouw Hagen (D66):

Dank, voorzitter. Begin december nemen we als EU deel aan de klimaattop COP28 in Dubai. Met de eerste Global Stocktake kijken we of de wereld nog op koers ligt om het doel van Parijs van maximaal 1,5 graad opwarming van de aarde te halen. We hebben allemaal natuurlijk geen glazen bol nodig om te weten dat de 1,5 graad heel ver weg is en dat, als we zo door blijven gaan, de aarde in rap tempo opwarmt tot ver boven de 1,5 graad, met alle gevolgen van dien voor natuur, dier en mens.

De eerste vraag: hoe gaat het kabinet inzetten op radicale steun van rijke landen voor de landen die het hardst getroffen worden door klimaatverandering terwijl ze daar zelf nauwelijks aan bijdragen? Het is goed dat het kabinet doorpakt met het afschaffen van fossiele subsidies en dat een speerpunt maakt in ons internationale beleid. Maar naast fossiele subsidies moeten we ook op het allerhoogste niveau internationaal inzetten op en aandacht vragen voor de omslag naar een circulaire wereldeconomie. Alleen zo kunnen we ketens daadwerkelijk verkorten. Daarvoor is de eis van minder fossiele grondstoffen, een lange levensduur, meer repareren, meer recyclen en meer hergebruiken noodzakelijk. Dat leidt tot een beter klimaat en herstel van de biodiversiteit. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat we naast het afschaffen van fossiele subsidies ook de omslag naar een circulaire wereldeconomie tot speerpunt van ons internationale beleid maken? Zo maken we gebruik van onze koppositie en laten we de wereld zien dat een circulaire toekomst mogelijk en zelfs cruciaal is om onze klimaatdoelen voor 2030 en 2050 te halen.

Voorzitter. Het is goed om te lezen dat het kabinet inzet op ambitieuzere doelen op het gebied van CO2-reductie bij zware voertuigen dan nu wordt voorgesteld door de Europese Commissie. D66 wil eigenlijk in 2040 klimaatneutraal zijn. Dat betekent dat we een voorbeeld moeten nemen aan de koplopers in de industrie. Deze koplopers vragen om ambitieuzere doelen voor 2030 en 2035. Daarom heb ik de volgende vragen aan de Staatssecretaris. Kan zij toezeggen in te zullen zetten op 100% CO2-reductie in 2040, in plaats van de 90% die nu is opgenomen? Welke concrete doelen stelt Nederland voor 2030 en 2035? Is de Staatssecretaris het met D66 eens dat er een doeljaar voor 100% CO2-reductie vastgesteld moet worden?

Voorzitter, afrondend. Jaarlijks eindigt meer dan 190.000 kilo aan medicijnresten in ons oppervlaktewater. Dat maakt medicijnen een van de grootste bronnen van oppervlaktewatervervuiling. Precies om deze reden heeft de Kamer een halfjaar geleden een motie van mij aangenomen met daarin de oproep om samen met medicijnfabrikanten een UPV uit te werken en in te stellen. Hier lezen we in het voorstel voor de Nederlandse inzet op Europees niveau niets over terug. Welke actie is er tot op heden ondernomen om opvolging te geven aan de aangenomen motie? Welke gesprekken hebben reeds plaatsgevonden? Kan de Staatssecretaris een update van de uitvoering van deze motie toezeggen? Kan zij aangeven hoe zij dit gaat meenemen naar Europa?

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot geef ik het woord aan mevrouw Van Esch van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dank u, voorzitter. Vandaag wil ik het hebben over zaken die letterlijk de basis van ons bestaan zijn: de bodem, de grond. Niet voor niets noemen we deze planeet Moeder Aarde. We zijn compleet afhankelijk van die vruchtbare bodems. Daarom is het ook zo zorgelijk dat 60% van de bodems in Europa in slechte conditie verkeert. De ongezonde staat van de Nederlandse bodem is onder meer te wijten aan en het directe gevolg van beleid van een overheid die nog altijd ruimte biedt aan overbemesting en de gebrekkige en falende bescherming tegen de vernietigende gevolgen van landbouwgif. Maar ook chemische vervuiling en plasticvervuiling, droogte, slecht watermanagement en biodiversiteitsverlies zijn belangrijke oorzaken voor de slechte staat van de Nederlandse bodem. Het verbeteren van de bodemconditie in Nederland en in de rest van Europa is van essentieel belang om ons weerbaar te maken tegen extreme weersomstandigheden, om klimaat- en biodiversiteitsdoelen daadwerkelijk te kunnen halen en om onze voedselveiligheid en -zekerheid te garanderen, en daarmee natuurlijk ook de gezondheid van mens en dier. Ik ben benieuwd of de Staatssecretaris deze analyse deelt en of ze op die manier richting de Milieuraad wil gaan, want ik denk dat dat heel belangrijk is, ook voor onze Nederlandse bodems.

Tegen deze achtergrond bezien gaat de Bodemrichtlijn van de EU absoluut niet ver genoeg wat de Partij voor de Dieren betreft. Het gaat nu vooral over monitoring; daar gaat de richtlijn over. Er is dus geen verplichting om tegen 2050 gezonde bodems te hebben. Deze richtlijn is eigenlijk al een verzwakte variant van de versie die er eerst lag, en dan gaat het kabinet zelfs nog zelf met een voorstel komen om dit verder af te zwakken. Dat verbaast me wel heel erg van dit kabinet.

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer Haverkort van de VVD.

De heer Haverkort (VVD):

Laat ik beginnen met de zorgen over de gezondheid van onze Nederlandse bodem die mevrouw Van Esch uitspreekt. Die herkennen we. Ik las deze week, op de website van Bodem+ geloof ik, dat er meer dan 250.000 locaties in ons land zijn waar de bodem ernstig verontreinigd is. Dat is zorgelijk. Daarover zijn wij het volgens mij van harte eens. Maar ik heb wel de volgende vraag voor mevrouw Van Esch. We hebben als Kamer een brief gestuurd naar Brussel, waarvan de essentie is dat we de gezondheid van onze bodem veel beter zelf, lokaal, in Nederland kunnen beheren dan dat we dat aan Europa overlaten. In het fiche dat ons heeft bereikt over die richtlijn staan een heleboel opsommingen van stevige maatregelen die Nederland zelf neemt om de gezondheid van onze bodem te bevorderen. De vraag aan mevrouw Van Esch luidt dus of zij het met de VVD eens is dat we het beheren van de gezondheid van onze bodem veel beter in Nederland zelf kunnen doen dan dat we dat overlaten aan Europa, waar ze inderdaad met een halfbakken, afgezwakte richtlijn komen.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Die halfbakken, afgezwakte richtlijn heeft de VVD in Europa overigens wel gesteund.

Nee, helaas niet, want ik heb gezien hoe slecht de Nederlandse overheid de afgelopen decennia gezorgd heeft voor de bodem, waar het nu slecht mee is gesteld. Er is hier nog steeds discussie, ook deze week weer, over het gebruik van landbouwgif en de vraag of daar geen paal en perk aan gesteld moet worden om de bodem een keer gezond te maken. Ik zie het nog niet in Nederland, maar ik heb wel gezien dat er op Europees niveau een veel beter voorstel lag, naar ons idee in ieder geval. Ik heb bewust niet die brief ondertekend over het subsidiariteitsoordeel en ik heb ook duidelijk aangegeven dat ik aantekening wil dat ik daartegen ben, want ik vind het een heel slecht signaal van de Nederlandse overheid en van de Kamer om met die boodschap naar Europa te gaan.

De voorzitter:

De heer Haverkort is tevreden met het antwoord. U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik zei net dat ik lees wat de inzet van dit kabinet is en dat ik me daar echt over verbaas. Het ís al een afgezwakt voorstel en dan gaat het kabinet er, serieus, nog voor pleiten om onder andere het «one out, all out»-principe te schrappen. Dat vind ik echt bizar als je weet hoe slecht het in Nederland met de bodem gesteld is. Ik snap niet waarom daarvoor gekozen is. Ik wil daar graag een reactie op van de Staatssecretaris. Ik hoop echt dat we haar er nog van kunnen overtuigen om niet op deze manier, met de afzwakkingen die het kabinet voorstelt, richting de Milieuraad te gaan.

Ondertussen wil het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wel dat in 2030 alle landbouwbodems duurzaam worden beheerd. Dat is de ambitie van het Ministerie van LNV. Maar dit ministerie – dat weten we – doet niets aan overbemesting, landbouwgif en het gigantische aantal dieren in de vee-industrie. 80% tot 90% van de Nederlandse landbouwgrond zit nu boven de fosfaatnorm. 80% tot 90%! Maar in plaats van dat het kabinet er hard mee aan de slag gaat om minder te bemesten – we hebben namelijk een doel gesteld voor 2030 – kiest Nederland ervoor om zich ook in Europa te verzetten tegen die fosfaatnorm. Ook in de voorstellen voor Europa bij de Milieuraad zie ik dus een afzwakking. Ik doe echt een oproep aan de Staatssecretaris, want het kan niet zo zijn dat je als kabinet een doel stelt voor 2030 en dan nu, in 2023, naar Europa gaat met deze boodschap. Een van de twee boodschappen is dan in ieder geval niet degene waar je daadwerkelijk voor kiest. Ik hoop natuurlijk dat er uiteindelijk voor die 2030 wordt gekozen.

Daarnaast is de Bodemrichtlijn een uitgelezen kans om ook de problemen rondom de grondwaterkwaliteit en de voedselvoorziening aan te pakken. Daar hebben mijn collega's al een aantal dingen over gezegd en daar kan ik me goed bij aansluiten. Volgens mij moet er nu heel duidelijk een koppeling worden gemaakt met de grondwaterkwaliteit. Ik ben benieuwd of die er gaat komen en ik benieuwd of de Staatssecretaris kan garanderen dat we uiteindelijk toe gaan naar een bodem zonder vervuilde en verzuurde grond, waar we een voedselvoorziening op kunnen hebben zonder het gif en de mest die de bodem aantasten.

Ik heb nog twee korte punten, als het mag, voorzitter; dan ben ik erdoorheen. In het voorstel van het Europees Parlement over de UPV voor medicijnproducenten zag ik staan dat 20% wordt afgewenteld op de nationale belastingbetaler. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Ik ga ervan uit dat daar nog hard tegen wordt gestreden.

Ook zag ik dat er geen lozingsverbod voor pfas is opgenomen in de nieuwe EU-regels voor lozing van stedelijk afvalwater. Daar wordt maandag over gesproken. Ik ga ervan uit dat we er hard ons best voor gaan doen om wél zo'n lozingsverbod voor pfas in de Europese richtlijnen, in ieder geval in REACH, voor elkaar te krijgen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Esch. Dan zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De Staatssecretaris heeft een kwartier nodig voor de voorbereiding van de beantwoording.

De vergadering wordt van 11.30 uur tot 11.45 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik hervat de vergadering van de commissie voor Infrastructuur en Waterstaat. Mevrouw Van Esch van de Partij voor de Dieren heeft zich verontschuldigd vanwege een verplichting elders, maar uiteraard zal een medewerker meeluisteren met de beantwoording door de Staatssecretaris in haar eerste termijn. Het woord is aan de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Heijnen:

Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de Kamerleden voor de vragen en de input voor de Milieuraad. Het is belangrijk om het debat goed te voeren, zodat we in Europa en ook daarbuiten meters kunnen maken voor een beter milieu en klimaat.

Tijdens de Milieuraad van 16 oktober staan onder meer twee voorstellen voor een akkoord op de agenda: de herziening van de Richtlijn stedelijk afvalwater en de herziening van de CO2-emissienormen voor zware bedrijfsvoertuigen. Dat zijn heel belangrijke milieuvoorstellen die ook bijdragen aan de ambitie voor nul verontreiniging en de klimaatopgaven van de Europese Unie. Daarnaast zijn er belangrijke Raadsconclusies voorzien over de Europese inzet richting de klimaatconferentie van Dubai en de Europese nationale vastgestelde bijdrage onder het Akkoord van Parijs. Die onderwerpen vallen onder de portefeuille van mijn collega, Minister Jetten. In zijn afwezigheid zal ik ook de beantwoording van die vragen voor mijn rekening nemen.

Ik wil de Kamer ook even informeren over een aantal nieuwe punten die onder «diversen» aan de agenda zijn toegevoegd. Dat is informatie over de 23ste bijeenkomst van de partijen bij het Verdrag van Barcelona, informatie over de negende Our Ocean Conference die Griekenland in 2024 organiseert, aandachtspunten voor het goederenvervoer over zee in de implementatie van het Europese systeem voor emissiehandel en een toelichting van de Poolse delegatie over de impact van de koolstofmarkt van de Europese Unie op verschillende Europese beleidsterreinen.

Dan ga ik nu over tot beantwoording van de vragen. Ik had een paar blokjes gemaakt. Het eerste blokje is circulair, daarna CO2-normen voor zware bedrijfsvoertuigen, dan de Richtlijn stedelijk afvalwater, dan een blokje luchtkwaliteit, dan bodem en daarna nog de COP28.

De heer Haverkort vroeg of het Spaanse voorzitterschap de uitzondering voor golfkarton voornemens is te schrappen. De Packaging and Packaging Waste Regulation staat niet als discussiepunt op de agenda van de Milieuraad. Dat is niet vreemd, want de onderhandelingen zijn nog volop gaande in de werkgroepen, ook op het punt dat de heer Haverkort noemt. Hergebruik is cruciaal in die verordening en daarom pleit Nederland voor ambitieuze hergebruiksdoelstellingen met zo min mogelijk uitzonderingen. Tegelijkertijd moet ook goed gekeken worden naar de mogelijke effecten van uitzonderingen of het schrappen daarvan. Ook dat voorstel wordt nog in dat licht bekeken.

Hij vroeg ook nog of ik bereid ben om aandacht te vragen voor vrij verkeer van secundaire grondstoffen en of ik wil pleiten voor onderzoek naar een vereenvoudiging van transport van en handel in secundaire grondstoffen. De huidige herziening van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen is beperkt, ondanks mijn pleidooi in eerdere consultatierondes voor een meer integrale herziening. In de Raad zal ik zeker opnieuw een oproep doen voor zo'n brede herziening ter ondersteuning van de grondstoffenstrategie. Ook na de Milieuraad zal ik met het oog op de volgende Commissie mij hiervoor inzetten. Ik zal daarbij zeker pleiten voor verbeteringen in de manier waarop eindeafvalmaterialen op een vergelijkbare manier veilig kunnen worden toegepast in de Europese Unie.

Ik had ook nog vragen – ik moet heel even kijken op mijn blaadje, want die ontbreken in mijn dossier – over de omslag naar de circulaire wereldeconomie, van mevrouw Hagen. Dat is gewoon een heel belangrijk punt. Je kunt zeggen dat het een speerpunt is in het Nederlandse beleid en dat het eigenlijk al automatisch verweven is in de onderwerpen die wij agenderen, omdat het al veel meer in ons DNA zit dan dat het in het DNA zit van andere lidstaten of andere werelddelen. Ik zal er natuurlijk altijd op blijven hameren dat circulaire economie zeer prominent in het internationale beleid op de agenda staat. Wat mij echt is opgevallen, ook de afgelopen jaren, is dat je waar er eerder misschien wat meer roependen in de woestijn waren nu ziet dat ook bij collega's met andere portefeuilles veel meer vanuit die circulaire gedachte wordt gehandeld en ook beleid wordt gemaakt. Er wordt dus ook aandacht gevraagd in internationale vergaderingen voor het onderwerp circulariteit.

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer Haverkort, VVD.

De heer Haverkort (VVD):

Dank voor de antwoorden van de Staatssecretaris en ook dank dat ze de oproep wil doen om die Kaderrichtlijn Afvalstoffen nog wat breder te evalueren dan alleen voor voedselverspilling en textiel. Dat vind ik fijn. Ik heb ook gevraagd of ze de manier waarop we in Europa omgaan met die vier voorwaarden die in artikel 6 van die richtlijn genoemd worden, die dan uiteindelijk de handel in afval mogelijk maken, kan laten onderzoeken, en of ze een soort verschillenanalyse kan laten maken, wellicht ter voorbereiding op die oproep die ze wil gaan doen. Wij constateren namelijk dat er in Europa heel verschillend mee omgegaan wordt. Laat me twee voorbeelden geven. We hebben in Nederland een soort kleurcodering om afval waar chroom-6-houdend staal in zit al dan niet te mogen verhandelen. Er ontstaan nu grote bulten chroom-6 op diverse saneringslocaties, omdat onze inzichten voorkomen dat het verstuurd mag worden naar België waar het dan vervolgens gerecycled kan worden. Ook over vinyl – we hebben het daar in het commissiedebat over circulaire economie ook over gehad – heeft onze ILT volstrekt andere inzichten dan zeg maar de ILT's van andere landen. Kan zij toezeggen dat zij een verschillenanalyse laat maken van hoe de 27 lidstaten in Europa omgaan met die vier randvoorwaarden uit dat artikel 6, omdat dat inzicht echt belangrijk is om circulair te worden?

Staatssecretaris Heijnen:

Een hele analyse, ik moet even kijken of dat gaat. We zitten natuurlijk ook met de capaciteit die we hebben. Ik denk wel dat het een heel belangrijk thema is. Als je toe wilt werken naar een samenleving waarin je geen afval meer hebt, maar afval wordt gezien als nieuwe grondstof, dan moet je dus ook kijken hoe je handel daarin in heel Europa, en daarbuiten ook, zou kunnen stimuleren. Ik ga heel even kijken hoe ik invulling kan geven aan dit verzoek van de heer Haverkort, ook omdat ik gewoon even niet weet welke informatie eigenlijk al bekend is. Het is zonde om iets te analyseren als we de informatie al in huis hebben. Ik ga dat nog even bekijken.

De heer Haverkort (VVD):

Dank voor dit antwoord. Ik snap natuurlijk dat dat meer vergt dan een toezegging hier. We hebben nog een laatste afspraak met elkaar voor het verkiezingsreces en die staat geloof ik op 26 of 27 oktober. Een eerste aanzet voor die uitkomsten van die check zou wel wenselijk zijn voor dat moment. Ik weet niet of dat haalbaar is. Dat vraag ik dan nog maar even.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik ga kijken wat ik kan doen. Als we echt een analyse moeten gaan doen, is die natuurlijk niet klaar. Maar ik zal kijken hoe ik meneer Haverkort op dat punt tegemoet kan komen.

Dan de CO2-normen voor zware bedrijfsvoertuigen. Mevrouw Hagen vroeg of ik toe kan zeggen dat ik me zal inzetten voor ambitieuze doelstellingen voor de HDV-CO2-normen, zijnde 100% in 2040, en welke tussendoelen ik ga voorstellen. Ik zal me daar zeker voor inzetten. In de onderhandelingen over CO2-normen voor zware bedrijfsvoertuigen zet ik in op een 100%-doelstelling voor nieuwe voertuigen in 2040 en zet ik me in voor een doelstelling van 65% in 2030 en 85% in 2035. De verhoudingen in de Raad zijn op dit moment zo dat niet alle lidstaten onze ambitie delen. De doelstellingen in het compromisvoorstel zijn daarom helaas lager dan onze inzet, maar ik denk wel dat het soms ook kan helpen om je inzet heel ambitieus te stellen zodat je ergens in het midden uitkomt.

Meneer Haverkort vroeg nog naar koeltransport. Wat betreft de motie, zal ik voor het nieuwe jaar een plan van aanpak voor verduurzaming van koeltransporten met de Kamer delen. Ik ben samen met TNO een meetprogramma gestart om het probleem goed in kaart te brengen. Ik neem uiteraard ook de input van de sector daarin mee. Ten slotte kan ik de Kamer ook toezeggen dat ik tijdens de aanstaande Milieuraad mijn collega's zal oproepen om aandacht te besteden aan de verduurzaming van koeltrailers.

Meneer Haverkort vroeg ook nog naar de verduurzaming van het eigen wagenpark. Ik ben het echt met de VVD eens dat de overheid zelf het goede voorbeeld moet geven. We streven ook naar een emissievrij rijkswagenpark vanaf 2028. Verder werk ik aan een extra aanscherping van de Regeling bevordering schone wegvoertuigen. Daarin is vastgelegd welk aandeel van de ingekochte voertuigen door de overheden schoon en emissievrij moet zijn. Vanaf 2026 zal die extra aanscherping gelden. Speciale voertuigen, zoals bepaalde brandweerauto's of auto's voor medische zorg, zijn in alle gevallen uitgezonderd als daarvoor redelijkerwijs geen duurzaam alternatief beschikbaar is.

Ik hecht er ook aan om te zeggen dat we in mijn eerste jaar een soort document hebben laten opstellen dat collega-overheden konden tekenen. Daarin hebben ze zich gecommitteerd om duurzaam en circulair in te kopen. Ik heb toen aangegeven: fijn dat het zo breed is ondertekend. We hebben nog een feestelijk moment gehad, maar ik heb daar gelijk ook bij gezegd: het is niet de bedoeling dat we hier alleen het feestelijke moment vieren en mooi op de foto staan met een bord waardoor we er goed opstaan, er moet vervolgens ook gehandeld worden. Als we vinden dat het niet snel genoeg gaat en overheden niet genoeg meegaan in de beweging naar een duurzame circulaire inkoop – daarmee kunnen we echt een versneller zetten op de ontwikkeling van de circulaire economie – moeten we kijken of het iets meer normerend gesteld kan gaan worden. Dat volgen we op en daar kom ik op enig moment nog bij de Kamer op terug.

Dan waren er nog een aantal vragen over stedelijk afvalwater, de portefeuille van collega Harbers. Het Europees Parlement versoepelt de UPV voor producenten, door een verplichting van 20% publieke middelen. In de compromistekst van de Milieuraad wordt een volledige UPV voor producenten van geneesmiddelen en cosmetica voorgesteld, voor de kosten van vierdetrapzuivering. De trilogen met het Europees Parlement zijn nog niet gestart, dus het is wat te vroeg om daarop vooruit te lopen. De Minister zal het totale pakket, op dit punt samen met de Minister van VWS, zorgvuldig bekijken ten behoeve van een mandaat voor het Spaanse voorzitterschap.

Mevrouw Van Esch vroeg ook nog waarom er geen aparte lozingseis voor pfas is opgenomen in de Richtlijn stedelijk afvalwater. Is er een vraag?

De voorzitter:

Stelt u uw vraag, mevrouw Hagen. Want het ging over het vorige onderwerp en dat is misschien wel zo helder.

Mevrouw Hagen (D66):

Het gaat allebei over stedelijk afvalwater, om dan maar eventjes op te komen voor de punten van mevrouw Van Esch. Is het dan niet juist handig om als uitgangspunt kostendekkendheid te nemen in plaats van dat we nu al een percentage neerleggen dat juist bij de nationale belastingbetaler blijft? Ik weet niet of we daar dan al op vooruitlopen. Als we het hebben over inzet, zou ik ervoor pleiten om ervan uit te gaan dat het kostendekkend is, zoals we bij andere UPV's doen in plaats van dat we nu al een percentage vaststellen voor de kosten. Want dan wordt daar misschien eerder aan gesleuteld. Dat zou mijn pleidooi hier zijn, om het bij de term «kostendekkend» te houden.

Staatssecretaris Heijnen:

We gaan ernaar kijken. Het is wel zo dat in die compromistekst een volledige UPV voor producenten voor geneesmiddelen en cosmetica wordt voorgesteld voor de kosten van trap vier. Ik ga er even naar laten kijken of dat kan of niet.

Mevrouw Van Esch vroeg ook nog waarom er geen aparte lozingseis voor pfas is opgenomen in de Richtlijn stedelijk afvalwater. Dat is omdat het niet nodig is, omdat naast aan de lijst stoffen voor aanvullende zuivering ook voldaan moet worden aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water en de daarbij horende Richtlijn prioritaire stoffen. Pfas is in het wijzigingsvoorstel voor prioritaire stoffen opgenomen.

Mevrouw Van Esch had ook nog een vraag over de versoepeling van de UPV voor producenten. Zij vindt dat ongewenst. Even kijken hoor. Het antwoord is eigenlijk hetzelfde als dat op de andere vraag. De trilogen met het Europees Parlement zijn nog niet gestart, dus het is nog wat te vroeg om daarop vooruit te lopen.

Mevrouw Hagen vraagt hoe het staat met de uitvoering van de motie over de UPV medicijnresten die zij heeft ingediend. De motie roept op om een nationale UPV medicijnresten te maken. De Europese Richtlijn stedelijk afvalwater bevat ook een eis voor het opzetten van een UPV op nationaal niveau, die dan geldt voor zowel de medicijnproducenten als de cosmeticaproducenten. De Minister van IenW en de Minister van VWS willen de nationale UPV daarom ook graag voor beide sectoren laten gelden, in tegenstelling tot de Europese verplichting. De gesprekken met de industrie lopen, dus er is ook al opvolging gegeven. De inzet van de Minister is om ook op Europees niveau in de context van de Richtlijn stedelijk afvalwater de UPV niet af te zwakken, zoals de industrie wel graag zou zien.

Mevrouw Hagen (D66):

Ik heb natuurlijk de reactie op deze motie gelezen. Daarin wordt wel duidelijk gesteld dat wij niet vooruitlopend op wat er op Europees niveau gebeurt al die UPV nationaal gaan instellen. Het is dus fijn dat die gesprekken lopen, maar de motie roept heel duidelijk op om juist tot een nationale UPV te komen. Gegeven de staat van ons afvalwater of überhaupt onze waterkwaliteit, lijkt het me toch heel handig als deze Staatssecretaris er bij de andere bewindspersonen nog even op aandringt om dit nationaal te gaan invoeren. Want die medicijnen zorgen voor een groot deel van de vervuiling in ons oppervlaktewater. Dus hoewel ik las in de brief dat er gewacht gaat worden op Europa, zou ik het fijn vinden om te horen dat we toch nationaal daar eerder gevolg aan gaan geven.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik heb het punt van mevrouw Hagen gehoord en ik zal ook doorgeven aan de betrokken bewindspersonen dat zij er graag wat meer spoed op zou willen zetten. Wat zegt u, mevrouw Hagen?

Mevrouw Hagen (D66):

Sorry, ik sprak buiten de microfoon om, maar er is natuurlijk een meerderheid van de Kamer die die motie heeft aangenomen. Dan zie ik andere bewindspersonen dit doen, maar gegeven uw ervaring met UPV's en gezien gezwinde spoed soms heel functioneel is, zeker wat betreft onze waterkwaliteit, lijkt het me heel handig dat dat weer het uitgangspunt wordt.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik ga dat onder de aandacht van de collega's brengen.

De heer Haverkort vroeg nog welke relatie er is tussen de Europese UPV voor medicijnen en cosmeticaproducten en de lopende discussie over medicijnresten in water en de nationale UPV voor medicijnresten. De motie-Hagen roept op tot het invoeren van een UPV voor medicijnresten, zodat medicijnproducenten de kosten voor aanvullende zuivering bij rioolwaterzuiveringsinstallaties moeten betalen in plaats van de burger. De Richtlijn stedelijk afvalwater vraagt ook om een op nationaal niveau uitgewerkte UPV. Daarom willen ze die UPV dus laten gelden voor beide categorieën.

Dan heb ik nog wat vragen over luchtkwaliteit. Ik ga de Kamer daar nog even over bijpraten. Op 12 december vorig jaar heb ik met de Kamer informatieafspraken gemaakt over de herziening van de Luchtkwaliteitsrichtlijn. Ik zou de Kamer onder andere informeren als er een akkoord aanstaande is. Dat is wellicht al eerder het geval dan we met z'n allen hadden voorzien, want het ziet ernaar uit dat de positie, in tegenstelling tot op die van het parlement, meer zal lijken op het oorspronkelijke Commissievoorstel, met diverse wijzigingen. Om de triloog nog voor de Europese verkiezingen in het voorjaar af te ronden wil het Spaanse voorzitterschap daar nog dit jaar mee starten, dus daarom heeft het voorzitterschap aangekondigd om al op 8 november in het Coreper, het hoge ambtelijke voorportaal van de Raad, een onderhandelingsmandaat te bereiken. Dan kan de triloog met het Europees Parlement van start gaan zonder de Milieuraad van december af te hoeven wachten. Ik zeg de Kamer dus toe dat ik nog voor het eind van oktober, dus ruim voor het Coreper van 8 november, de Kamer zal informeren over het akkoord zoals dat er naar verwachting uit gaat zien. Ik zal de Kamer dan ook informeren over de belangrijkste elementen uit het BNC-fiche en hoe die in de te verwachten positie van de Raad terugkomen.

Meneer Haverkort vraagt nog wat ik vind van de positie die het Europees Parlement heeft ingenomen met betrekking tot de voorziening van de Richtlijn luchtkwaliteit. De positie van het parlement is ambitieus en zet gezondheid voorop. Het parlement wil graag dat de nieuwe grenswaarden voor de belangrijkste luchtvervuilende stoffen gelijk worden aan de advieswaarden van de WHO. Ik wil ook graag ambitieus zijn en zo snel mogelijk richting schone lucht gaan, maar dit gaat misschien wel iets te snel. Het zou heel vergaande maatregelen vergen, die op korte termijn niet haalbaar zijn. De onderhandelingen voor de positie van de Raad zijn nog in volle gang. Een aantal lidstaten wil het voorstel flink afzwakken, met name via ruimere mogelijkheden tot uitstel voor het voldoen aan de nieuwe grenswaarden. Nederland wil samen met een aantal andere lidstaten de ambitie van het voorstel van de Commissie hooghouden. Dat voorstel is voor mij zowel ambitieus als haalbaar en hard nodig voor de gezondheid. Daarvan ben ik me na ons debat van gisteren over het OVV-rapport Industrie en omwonenden meer dan ooit bewust.

Dan nog een vraag van meneer Haverkort over de effecten voor luchtkwaliteit. Het klopt inderdaad dat het uitblijven van bronbeleid of het verwateren van wetgevingsvoorstellen ervoor zorgt dat het moeilijker wordt om ambitieuze doelen te kunnen stellen voor de herziene Richtlijn luchtkwaliteit. Nederland pleit bij diverse wetgevingsvoorstellen voor ambitieuze doelen en scherpe normen, bijvoorbeeld bij de herziening van de Richtlijn industriële emissies. Het lukt niet altijd om de ambitie overeind te houden. We moeten er in Europa met alle lidstaten en het parlement uit zien te komen. Wetgeving op Europees niveau is belangrijk voor een land als Nederland omdat we heel erg afhankelijk zijn van de landen om ons heen. Daarom pleiten we dus voor een ambitieus bronbeleid en ambitie, maar ook voor haalbaarheid bij bijvoorbeeld de Richtlijn luchtkwaliteit.

De heer Haverkort (VVD):

Dank voor de beantwoording van de Staatssecretaris. We hebben inderdaad een proces achter de rug waarin we met informatieafspraken de Nederlandse regering gevraagd hebben om een aantal dingen in dit proces Europees te behartigen. Dat heeft ertoe geleid, zeg ik uit mijn hoofd, dat ergens in het voorjaar van dit jaar of eind vorig jaar de insteek van het kabinet voor de onderhandelingen – misschien chargeer ik – was dat we in 2050 daadwerkelijk naar die uiteindelijke WHO-advieswaarden toe willen als norm. In 2030 hebben we een tussenstap met een soort Europese norm die dan tussen de huidige norm en de WHO-advieswaarden in zou liggen. Dat is misschien wat snel. Daar moeten we nog wat meer tijd voor nemen. Dat zou 2035 moeten zijn. Het Europees Parlement heeft nu gezegd: de WHO-advieswaarden gaan we niet in 2050 pas nastreven, maar dat willen we al in 2035. Als die lijn van het parlement gevolgd wordt, zou daarmee de uitdaging aanzienlijk groter worden. Ik ben niet tegen ambitieuze uitdagingen, maar ze moeten wel realistisch blijven.

Ik heb twee vragen. Is nu met de vaststelling van de amendementen in het Europees Parlement de insteek van het Nederlands kabinet gewijzigd? Ik hoor de Staatssecretaris zeggen dat ze zich na het debat van gisteren nog eens even achter de oren krabt hoe het nou precies moet met de luchtkwaliteit. Twee. Juist omdat het uitblijven van bronbeleidsmaatregelen in Europa, waar we afhankelijk van zijn voor de luchtkwaliteit in Nederland, leidt tot minder snel schone lucht – laat ik het maar gewoon zo zeggen – wordt de uitdaging om de luchtkwaliteitsnormen te halen en de druk op de Nederlandse maatregelen die daartoe zouden moeten leiden natuurlijk alleen maar groter. Dat baart de VVD zorgen. Ook dat zou kunnen leiden tot een aangepast kabinetsstandpunt, maar dan juist de andere kant op. Aangezien ze ook zegt dat het allemaal niet meer gaat plaatsvinden voor de Milieuraad van december, waar het oorspronkelijk voor geagendeerd was, ben ik wel heel benieuwd hoe het kabinet dit varkentje gaat wassen.

Staatssecretaris Heijnen:

Het is voor ons heel belangrijk om in te zetten op ambitieus bronbeleid. Dat blijft het ook. Samen met een aantal andere ambitieuze lidstaten hebben we gezocht om te komen tot een goede tekst waarvan we hopen dat het draagvlak groter wordt. Ik snap het punt van de heer Haverkort ook wel dat als het echt flink wordt afgezwakt, de druk op de Nederlandse maatregelen alleen maar groter wordt. Je wil dit natuurlijk echt in Europees verband doen, omdat lucht per definitie iets is wat niet bij de landsgrenzen stopt. Ik snap zijn punt dus heel erg goed, maar je moet ook altijd kijken wat haalbaar is. Vervolgens moet je dan kijken of je daar coalities voor vindt en wat de uitkomst van een compromis vervolgens doet met het beleid dat je in Nederland hebt. Er wordt echt gekeken met een aantal lidstaten. We zijn nu in de fase dat we kijken of we die club wat kunnen verbreden, zodat we andere landen wat meer over de streep halen om ambitieuzer te zijn dan nu in de planning zit. Daar hebben we nog even wat tijd voor nodig. Op het moment dat we daar iets over te melden hebben, laten we de Kamer natuurlijk weten wat daaruit is gekomen. Dat we in moeten zetten op een ambitieus bronbeleid, is helder.

De voorzitter:

Kort en bondig, meneer Haverkort.

De heer Haverkort (VVD):

Ik ga mijn best doen, voorzitter. Dank voor het antwoord over het bronbeleid. De vraag blijft echter overeind: wat is nu het kabinetsstandpunt ten opzichte van de situatie van begin dit jaar?

Staatssecretaris Heijnen:

Dat is niet gewijzigd.

Dan het blokje bodem. De heer Haverkort vroeg of ik in de komende Milieuraad actief melding kan maken van de brief die de Tweede Kamer naar de Commissie heeft gestuurd. De bodemrichtlijn staat niet geagendeerd voor deze Raad. De volgende Raad dat het op de agenda staat, zou ik het wat meer natuurlijk kunnen melden aan de collega's. Ik heb best een aantal bilaterale gesprekken als ik in Luxemburg ben, dus ik kan wel toezeggen dat ik daar in elk geval alvast bij de collega's onder de aandacht zal brengen dat we dat punt zullen gaan maken bij de Raad waarvoor dit geagendeerd staat.

De heer Haverkort vroeg ook nog naar de bedrijvenregeling en of er een verlenging van de inzet van budget mogelijk is. Dat is mogelijk. Het Ministerie van IenW is in overleg met het bedrijfsleven, onder andere met VNO-NCW, om te kijken of er een nieuwe stimuleringsregeling voor bodemsanering kan komen. Ik neem zijn voorstel mee in de overwegingen.

Mevrouw Van Esch vroeg waarom ik pleit voor afzwakking van het «one out, all out»-principe. Zoals verwoord in het BNC-fiche, zet het kabinet erop in dat bij de beoordeling van de bodemgezondheid een correctiefactor wordt toegepast voor natuurlijke historische omstandigheden. We pleiten er ook voor dat bij de beoordeling van de gezondheid van bodem rekening wordt gehouden met het bodemtype en het landgebruik.

Dan vraagt ze ook nog of er een duidelijke koppeling gelegd wordt tussen bodem- en grondwaterkwaliteit. Die is er. Er is een relatie tussen bodemkwaliteit en grondwaterkwaliteit. Bodemkwaliteit beïnvloedt de grondwaterkwaliteit. Het is uiteindelijk één systeem. Ook in water en bodem sturend wordt het als één systeem gezien.

Dan had ik nog een vraag van mevrouw Van Esch over het verbeteren van de bodem en dat dat van belang is om ons weerbaar te maken tegen extreme weersomstandigheden. Ze vraagt of ik haar analyse deel. Ja, met duurzaam bodembeheer, zoals ook de inzet is in het Nederlands bodembeleid en het Nationaal Programma Landbouwbodems, wordt een bijdrage geleverd aan de verbetering van de gezondheid van de bodem en het klimaat, water en biodiversiteit.

Dan vroeg mevrouw Van Esch nog naar het Ministerie van LNV, dat wil dat in 2030 alle landbouwbodems duurzaam worden beheerd. Ze stelt dat de Minister er niks aan doet om landbouwgif tegen te gaan en boven de fosfaatnorm zit. De Nederlandse inzet is in lijn met de doelstelling van het Nationaal Programma Landbouwbodems dat in 2030 alle landbouwbodems duurzaam worden beheerd. Fosfor heeft geen negatief effect op de gezondheid van de mens en ook niet op de bodemecologie. Overigens wel op de waterkwaliteit, maar de Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn zijn al gericht op het bereiken van de gewenste waterkwaliteit. Ze zijn ook maatgevend voor het nationale fosforbeleid in de landbouw. Het kabinet is van mening dat een dubbele regulering op Europees niveau moet worden voorkomen.

Mevrouw Van Esch vroeg nog of ik kan garanderen dat we geen vervuilde en verzuurde bodem meer hebben en voedselvoorziening zonder gif. In Nederland werken we dus toe naar de gezonde bodems, inclusief landbouwbodems. In 2030 moeten die duurzaam worden beheerd. Gezien de complexiteit en traagheid van processen in de bodem kan ik niet precies voorspellen wanneer we welke bodems gezond en vitaal hebben. Bodem is natuurlijk ook een belangrijk onderdeel in het «water en bodem sturend»-beleid. Het is een van de twee pijlers waarop alles is gericht.

Dan kom ik zo toe aan een aantal vragen van de heer De Hoop over de COP28. Ik heb eerst nog een vraag van mevrouw Hagen daarover. Ze vraagt hoe ik ga inzetten op radicale steun van rijke landen voor arme landen die nauwelijks zelf iets bijdragen. Het is belangrijk dat er steun gaat naar landen die het het meest nodig hebben. Nederland is daarom voorstander van meer gerichte steun aan kwetsbare landen. Daarbij is het ook belangrijk dat meer landen gaan bijdragen die dat nu nog beperkt doen, zoals China en Saudi-Arabië. De Nederlandse steun is onlangs verhoogd naar 1,8 miljard in 2025.

Meneer De Hoop vroeg nog naar het afschaffen van fossiele subsidies en hoe ik daar internationale afspraken over ga maken. Tijdens de Raad zal er naar verwachting discussie zijn over de uitfasering van fossiele subsidies. Nederland zal andere landen oproepen om net als wij transparant te zijn over welke fossiele voordelen er bestaan. Ook zal Nederland andere landen oproepen om internationale verdragen aan te passen waar voordelen en onderbeprijzing uit voortkomen.

Meneer De Hoop vroeg ook nog naar de NDC. Ga ik daar ook voor pleiten? Daar zal ik voor gaan pleiten. De Commissie heeft berekend dat de Europese Unie als gevolg van de onderhandelingen van het «Fit for 55»-pakket in 2030 op 57% CO2-reductie uitkomt. 57% is dus geen doel maar het resultaat van afgesproken wetgeving. Het kabinet kijkt er positief naar om de link te leggen tussen het resultaat van de berekening van de Commissie en de uitkomst van de onderhandelingen van het «Fit for 55»-pakket.

De heer De Hoop maakte richting mij de opmerking dat het cruciaal is om voldoende financiering te hebben voor het Loss and Damage Fund en dat er ook publiek geld nodig is. Hij vraagt of Nederland daar een voortrekkersrol in kan nemen. Tijdens de COP28 moet een besluit worden genomen over de vormgeving van het Loss and Damage Fund. Nederland is lid van het Transitional Committee, dat bespreekt hoe een nieuw fonds eruit gaat zien. Het is belangrijk dat dit traject succesvol wordt afgesloten, zodat er tijdens de COP28 besloten kan worden over een nieuw fonds. Voordat Nederland een besluit neemt over financiering, moet in ieder geval aan de voorwaarde worden voldaan dat de meest kwetsbare landen daar ook van profiteren. Dat is op dit moment nog niet zeker, maar wij zullen dus ook vanuit het lidmaatschap van het Transitional Committee een actieve rol vervullen.

Meneer De Hoop vraagt ook nog of ik kan toezeggen dat Nederland gaat pleiten voor een klimaatneutrale Europese Unie in 2040. In de Europese klimaatwet is afgesproken dat de Europese Unie uiterlijk in 2050 klimaatneutraal is. Het is nu niet het moment om die afspraken open te breken. We gaan ons eerst richten op de uitvoering van de doelen die nu gesteld zijn.

Als laatste vroeg meneer De Hoop nog of ik ga pleiten voor de uitfasering van fossiele brandstoffen zonder de term «unabated». Daar ga ik voor pleiten. De Raadsconclusies van vorig jaar zijn daarover onvoldoende duidelijk. Dat wordt door sommige partners buiten de Europese Unie gezien als een vrijbrief voor de fossiele industrie om te blijven investeren in nieuwe olie- en gasexploraties zolang hun emissies worden afgevangen en opgeslagen. Samen met een aantal gelijkgezinde lidstaten zet Nederland zich ervoor in om de boodschap dat het afvangen en opslaan van CO2 geen alternatief is voor emissiereducties, in de Europese positie van de COP28 te krijgen.

Dat was het, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat is vlot gegaan. De heer Haverkort heeft nog een vraag.

De heer Haverkort (VVD):

Ik weet niet of ik überhaupt interrupties over heb, maar ik weet ook niet precies hoeveel we er gekregen hebben. Ik dank u voor de gelegenheid. Ik had een vraag en ik twijfel of ik het antwoord gehoord heb, dus ik ga het nog een keer vragen. Ik had een vraag gesteld over het begrip «ruimtebeslag». Dat zit ook in het bodemfiche. Daarin zegt het kabinet aan de ene kant dat het positief is dat er geen harde doelstellingen zijn. Tegelijkertijd twijfelt het ook aan de consequenties voor het kunnen verlenen van vergunningen bij projectbesluiten. Wellicht kan de Staatssecretaris daar nog op ingaan. Dat mag ook in de tweede termijn.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik ga er zo in de tweede termijn even op in.

De voorzitter:

De Staatssecretaris komt daar in de tweede termijn op terug. O, ik zie dat er geen behoefte is aan een tweede termijn.

De heer Haverkort (VVD):

Behalve deze vraag heb ik ook geen inbreng in de tweede termijn, anders dan dat ik de Staatssecretaris van harte wil danken voor de gegeven antwoorden.

De voorzitter:

Waarvan akte.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik dacht dat ik er iets over had gezegd. Als we even schorsen, zoek ik het nog even op.

De voorzitter:

Ik schors een minuutje en dan zoekt u het op.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Heijnen:

Ik heb me nog even laten bijpraten.

De voorzitter:

Gaat uw gang.

Staatssecretaris Heijnen:

Dat punt staat namelijk op de agenda van de Milieuraad van de volgende keer, dus ik had me hier niet helemaal op voorbereid. Wat de richtlijn inhoudt met betrekking tot ruimtebeslag is nog niet helemaal duidelijk. No net land take, dus geen uitbreiding van ruimtebeslag, was opgenomen in de Europese Bodemstrategie voor 2030. Mede door de Nederlandse inzet richting Brussel komt dat ook in het huidige voorstel niet meer terug. De Commissie vraagt in het voorstel wel om ruimtebeslag en verlies van bodemcapaciteit zo veel mogelijk te beperken en zo veel mogelijk te compenseren. Het BNC-fiche verwoordt dat nog onduidelijk is op welke wijze en in welke mate het principe dat ruimtebeslag moet worden gecompenseerd uitwerkt bij ruimtelijke beslissingen, maar wij willen het dus zien als een principe maar niet als een norm. Daarover lopen de onderhandelingen nog. Hier zijn we dus wel heel scherp op.

De voorzitter:

Dank u wel voor deze aanvulling. Dan zijn we gekomen aan het eind van dit debat, maar niet dan nadat ik een drietal toezeggingen heb voorgelezen. Let goed op.

  • Eén. De Staatssecretaris laat de Kamer voor het commissiedebat Leefomgeving – dat is op 26 oktober – weten of het mogelijk is om te analyseren hoe er in de EU-lidstaten verschillend wordt omgegaan met de vier voorwaarden uit artikel 6 van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen. Dat is een toezegging aan de heer Haverkort. Dat is een berichtje van: gaat het lukken, weten we genoeg of moeten we extra onderzoek doen en duurt het langer?

  • Twee. De Staatssecretaris zal haar collega-bewindspersonen aansporen om verder gevolg te geven aan de uitvoering van de motie die opdraagt tot een UPV. Dat is een toezegging aan mevrouw Hagen.

  • Drie. De Kamer wordt eind oktober geïnformeerd over de Nederlandse inzet voor het Coreper waarin wordt gesproken over de herziening van het luchtkwaliteitakkoord.

Staatssecretaris Heijnen:

Ja.

De voorzitter:

Ook daar hoor ik de bevestiging van de Staatssecretaris.

De heer Haverkort (VVD):

Eind oktober, hoor ik. Dan zou het natuurlijk waanzinnig gaaf zijn als dat net voor het commissiedebat van deze commissie voor het reces is.

De voorzitter:

Dat is dan ook 26 oktober. Ik zie de Staatssecretaris knikken. Dat is genoteerd.

Daarmee zijn we gekomen aan het eind van dit commissiedebat. Ik dank de Kamerleden voor hun inbreng, uiteraard de Staatssecretaris en haar assistentie voor de beantwoording, de griffie, de ondersteunende diensten en niet in de laatste plaats ook de Bodedienst.

Sluiting 12.25 uur.

Naar boven