Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 mei 2015
In deze brief treft u de geannoteerde agenda aan van de informele bijeenkomst voor
ministers verantwoordelijk voor cohesiebeleid op 9 juni a.s. in Riga, Letland.
Het Letse voorzitterschap heeft de ministers verantwoordelijk voor cohesiebeleid uitgenodigd
om op 9 juni a.s. informeel te spreken over twee onderwerpen, te weten financieringsinstrumenten
en administratieve capaciteit. Daar het een informele bijeenkomst betreft, zal er
geen besluitvorming plaats vinden.
Financieringsinstrumenten
Het Letse voorzitterschap roept op ervaringen tot nu toe en best practices uit te
wisselen met betrekking tot financieringsinstrumenten. Financieringsinstrumenten (of
FI’s) zijn instrumenten die zich richten op leningen en garanties, in tegenstelling
tot de meer traditionele subsidies. Voor de periode 2014–2020 is een vergrote inzet
op financieringsinstrumenten voorzien. In het investeringsplan van de voorzitter van
de Europese Commissie, de heer Juncker, wordt eveneens de oproep gedaan deze inzet
te verdubbelen.
Inzet Nederland
Het kabinet ondersteunt het streven van het verhogen van het gebruik van financieringsinstrumenten
binnen het cohesiebeleid. Wel moeten bij deze inzet een tweetal kanttekeningen worden
geplaatst. Ten eerste moet er een duidelijke toets plaatvinden of er sprake is van
markt falen. De overheidsmiddelen moeten immers de private middelen die hier al voor
beschikbaar zijn niet verdringen. Hiervoor vindt reeds een verplicht onderzoek plaats
voordat het instrument ingesteld kan worden, waarmee aan deze eis wordt voldaan. Ten
tweede moet het instrument wel aansluiten bij de fase (van de innovatieketen) waarin
het project verkeert. Voor projecten met geen of zeer beperkt (direct) economisch
oogpunt of projecten die verder van de markt af zitten zijn financieringsinstrumenten
mogelijk minder geschikt en ligt een subsidie meer voor de hand. In dit licht past
ook het streven in Nederland naar een optimale mix van innovatie-instrumenten voor
het MKB. Het Rijk en de regio’s werken hiertoe intensief samen.
Daarnaast is regelgeving rondom de structuurfondsen in het algemeen, maar specifiek
rondom deze instrumenten, complex. Het is daarom van belang kennis uit te wisselen.
Ik ben daarom blij met het kennisplatform FI-Compass, dat door de Europese Commissie
en de EIB in het leven is geroepen om lidstaten te ondersteunen en in deze kennisuitwisseling
te faciliteren. Wel moet dit platform, inclusief website, in de komende maanden nog
verder te ontwikkelen en uit te bouwen.
Administratieve capaciteit
Het Letse voorzitterschap onderstreept het belang van versterking van de administratieve
capaciteit als voorwaarde voor tijdige en effectieve implementatie van het beleid.
Bij cohesiebeleid en de uitvoering ervan zijn diverse bestuurslagen en autoriteiten
betrokken («multilevel governance»). Uitgangspunt is nauwe samenwerking van de lidstaten
met de Europese Commissie. De beleidsdoelen die met cohesiebeleid gerealiseerd moeten
worden zijn ambitieus. Voor de periode 2014–2020 is een aantal nieuwe elementen geïntroduceerd
zoals het voldoen aan voorwaarden vooraf (ex ante conditionaliteiten), een sterke
link met de doelen van Europa2020, de landenspecifieke aanbevelingen en een focus
op het behalen van resultaten via strakke sturing op indicatoren. Nu we aan het begin
van de periode 2014–2020 staan, wil het Letse voorzitterschap scherp krijgen welke
obstakels er zijn met betrekking tot de implementatie van het beleid en de daarvoor
benodigde administratieve capaciteit. De nadruk ligt op het belang van versterking
van de administratieve capaciteit met het oog op goede en tijdige implementatie van
de regelgeving.
Inzet Nederland
Ik hecht waarde aan politiek commitment inzake het cohesiebeleid op nationaal en regionaal
niveau, als voorwaarde voor een effectieve uitvoering van het cohesiebeleid en daarnaast
ook aan verdere versimpeling van regelgeving en de verlaging van administratieve lasten
voor begunstigden. Daarnaast speelt proportionaliteit ook een rol. Er moet een balans
gevonden worden tussen de vraag om informatie en de omvang van de programma’s en projecten,
zonder dat dit gevolgen heeft voor de doelmatig- en rechtmatigheid. Ook op dit onderdeel
is uitwisseling van kennis en best practices belangrijk en moet dit mogelijk worden
gemaakt. Hier wordt deels aan tegemoet gekomen via nieuwe instrumenten zoals TAIEX
(Technical Assistance and Information Exchange; platform van Europese Commissie),
maar dit kan nog sterker worden aangezet. Tot slot is het kabinet van mening dat moet
worden ingezet op het verbeteren van de algemene coördinatie, zowel binnen lidstaten
als binnen de Europese Commissie.
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
S.A.M. Dijksma