21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 1724 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 oktober 2020

Naar aanleiding van het Algemeen Overleg (AO) Eurogroep/Ecofinraad van 29 oktober jl. stuur ik u hierbij een verduidelijking over de geagendeerde agenda voor de Ecofinraad van 4 november a.s., met betrekking tot de geagendeerde Raadsconclusies. Het gaat hierbij om Raadsconclusies t.a.v. het actieplan van de Europese Commissie voor een alomvattend EU-beleid ter voorkoming van witwassen en terrorismefinanciering, Raadsconclusies t.a.v. de evaluatie van de Europese Rekenkamer over het Europees Semester, Raadsconclusies over de Jaarlijkse strategie voor duurzame groei voor 2021 en Raadsconclusies over EU-statistieken.

Deze Raadsconclusies staan op de Ecofinraad van 4 november a.s. officieel niet geagendeerd als «besluitvorming». Dit komt omdat de Ecofinraad niet fysiek plaatsvindt. Er kunnen geen besluiten in videoconferenties worden genomen, aangezien zij informeel van aard zijn.

Vanwege het niet kunnen plaatsvinden van fysieke Raden door de beperkende maatregelen ten gevolge van COVID-19, is de schriftelijke procedure momenteel de enige manier om als Raad besluiten te nemen. Coreper kan, gelet op de uitzonderlijke omstandigheden die COVID-19 meebrengt, per geval besluiten om de schriftelijke procedure te gebruiken voor de vaststelling van Raadsconclusies door de Raad.¹ In de geannoteerde agenda van de Eurogroep en Ecofinraad is bij deze items opgenomen dat de besluitvorming over de Raadsconclusies na de agendering op de Ecofinraad via een schriftelijke ronde zal plaatsvinden. In de regel vinden deze schriftelijke rondes snel na de Ecofinraad plaats. Tijdens het Algemeen Overleg met uw Kamer is echter gebleken dat deze formele aanduiding als «gedachtewisseling» de onjuiste suggestie wekt dat deze onderwerpen niet spoedig tot besluitvorming zullen leiden, wat ik begrijp. Het is mogelijk dat leden daarom minder aandacht hebben besteed aan deze onderwerpen dan zij hadden gewild.

Ter verduidelijking zal ik voortaan in de kopjes van de items in de geannoteerde agenda «(gedachtewisseling ten behoeve van) besluitvorming» opnemen wanneer deze situatie zich voordoet, zodat niet alleen in de toelichting op het agendapunt maar ook in de kopjes zichtbaar is dat direct na de Raad de besluitvorming is voorzien. In de geannoteerde agenda wordt de Nederlandse inzet voor de bespreking van de Raadsconclusies vermeld. Daarbij is het zoals gebruikelijk mogelijk om tijdens het AO Eurogroep/Ecofinraad (of in een schriftelijk overleg) over deze inzet te spreken.

De inzet van Nederland ten aanzien van de bij de komende Ecofinraad voorliggende Raadsconclusies is opgenomen in de geannoteerde agenda.² Zoals aangegeven in de geannoteerde agenda kan het kabinet zich vinden in alle voorliggende Raadsconclusies. De Kamer kan via het Delegates Portal de voorliggende concept-Raadsconclusies inzien. De verwachting is dat de Raadsconclusies zoals deze voorliggen niet door de Ecofinraad zullen worden gewijzigd en dat deze dus in ongewijzigde vorm via een schriftelijke procedure goedgekeurd zullen worden. Mocht er onverhoopt toch discussie ontstaan over de voorliggende Raadsconclusies dan geldt dat de Nederlandse inzet zoals verwoord in de geannoteerde agenda leidend is voor de Nederlandse inbreng. In het Algemeen Overleg werd specifiek stilgestaan bij de concept-Raadsconclusies op het gebied van anti-witwassen en mijn inzet daarbij. Voor de volledigheid, hiervoor geldt de inzet zoals deze in de geannoteerde agenda is vermeld.

Mochten de leden van uw Kamer naar aanleiding van deze verduidelijking nog vragen of opmerkingen hebben over de voorliggende concept-Raadsconclusies dan zie ik die bij voorkeur voorafgaand aan de Ecofinraad van 4 november a.s. tegemoet.

Met excuses voor het ontstane misverstand hoop ik hiermee uw Kamer voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

---

1 Voor meer informatie, zie ook Kamerstuk 21 501-20, nr. 1542.

2 Kamerstuk 21 501-07, nr. 1723.