21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 1697 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 mei 2020

Op 8 mei jl. heb ik uw Kamer de geannoteerde agenda van de Eurogroep op vrijdag 15 mei a.s. toegezonden (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1691). In dezelfde brief heb ik aangegeven dat mogelijk nog punten worden toegevoegd aan de agenda. Dit blijkt nu het geval.

Tijdens de Eurogroep van 9 april jl. is afgesproken dat er een pan-Europees garantiefonds komt van EUR 25 miljard waarmee tot EUR 200 miljard aan financiering voor hoofdzakelijk het midden- en kleinbedrijf (mkb) mogelijk gemaakt kan worden naar aanleiding van de ontstane situatie door de COVID-19 pandemie (Kamerstukken 21 501-07 en 25 295, nr. 1686). Het fonds zal worden beheerd door de Europese Investeringsbank (EIB) en de EU-lidstaten zullen garant staan voor de verplichtingen van het fonds. De afgelopen weken is gesproken over de uitwerking hiervan in de EIB Raad van Bewind. Op dit moment zijn er nog twee openstaande punten die mogelijk in de Eurogroep van 15 mei 2020 besproken zullen worden: de mate waarin grotere bedrijven gebruik kunnen maken van deze faciliteit en hoeveel risico het fonds kan nemen, wat samenhangt met de verwachte verliezen op de garantie.

Sommige lidstaten willen dat het fonds niet openstaat voor grotere bedrijven, andere lidstaten willen dat het fonds geen of enkel hoge limieten kent voor grotere bedrijven. Het kabinet neemt een relatieve middenpositie in en zou zich kunnen vinden in een mogelijk compromis dat het fonds zich voornamelijk op het mkb moet richten. Net zoals bij de Nederlandse garantieregelingen voor kredietverlening aan bedrijven, worden er gegeven de onzekere tijden significante verliezen op de garanties vanuit het fonds verwacht. Omdat met EUR 25 miljard (NL aandeel ong. EUR 1.3 miljard) aan garanties een veelvoud aan financiering gemobiliseerd wordt, zal het percentage verliezen t.o.v. de EUR 25 miljard naar verwachting aanzienlijk zijn. Volgens het kabinet ontslaat dat het fonds echter niet van de verplichting tot goed risicobeheer en dient het verwachte nettoverlies zo laag mogelijk te liggen.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

Naar boven