nr. 60
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Zoetermeer, 22 november 2001
Op 4 en 5 december heeft in Brugge een informele bijeenkomst (EU) van
ministers van culturele en audiovisuele zaken plaats.
Op de agenda staan de twee volgende punten:
Het «Cultuur 2000» programma
Over dit agendapunt is nog geen nadere informatie ontvangen. Maar wel
is duidelijk dat deze discussie goed valt te plaatsen in de ingezette initiatieven
van de Commissie om te komen tot een gedachtevorming over hoe het EU-cultuurprogramma
er na het verstrijken van het huidige cultuur 2000 programma uit zal moeten
gaan zien.
De Europese Commissie consulteert momenteel ook het culturele veld en
over de vraag hoe de toekomstige Europese samenwerking vorm moet krijgen.
Daartoe is op 21 en 22 november een Forum in Brussel belegd. Ik verwacht in
Brugge dan ook enige terugkoppeling van over de uitkomsten van dit Forum.
In eerdere Raden heb ik mij kritisch uitgelaten over de uitvoering van
het huidige «Cultuur 2000» programma. De Commissie bleek na de
aanvang van het programma het werk niet aan te kunnen. Na een investering
in mankracht is hierin verbetering opgetreden, maar de problemen zijn nog
steeds niet opgelost. Openstelling van het programma voor kandidaat-lidstaten
leidde tot een vergroting tot het aantal aanvragen, terwijl het budget slechts
marginaal werd verhoogd.
De discussie in Brugge zal naar mijn mening dan ook vooral moeten gaan
over de vraag wat voor soort EU-cultuurprogramma gewenst is. Naar mijn inzicht
zal, mede met het oog op de te verwachten toenemende druk op het EU-budget
als gevolg van de toetreding, het toekomstige programma moeten bestaan uit
een beperkt aantal grote projecten. Dit zullen dan wel projecten dienen te
zijn met een werkelijke Europese meerwaarde. Kleinschalige projecten
kunnen naar mijn oordeel, mede op grond van overwegingen van subsidiariteit,
beter aan de lidstaten worden overgelaten.
Culturele participatie in een digitale wereld
In de toelichting op de agenda wordt aangehaakt bij de strategie die door
de Europese Raad van Lissabon werd uiteengezet. Deze strategie is gericht
op de versterking van de Europese kennismaatschappij. Het Belgisch voorzitterschap
vraagt specifiek aandacht voor het, ook door de regeringsleiders onderkende,
aspect van de culturele dimensie van de kennismaatschappij. Nieuwe media en
internet bieden immers vergaande mogelijkheden om culturele participatie te
stimuleren en zijn ook van invloed op de aard van de participatie. Tijdens
de informele Raad beoogt het voorzitterschap beter inzicht te krijgen in een
mogelijke beleidsmatige insteek van de EU en de lidstaten. Hiertoe formuleert
het voorzitterschap de volgende aandachtspunten voor discussie:
– het verkrijgen van nader inzicht in de sociaal culturele impact
van de kennismaatschappij
– hoe de diversiteit en pluriformiteit van digitale platforms te
stimuleren en te waarborgen
– hoe het creatieve potentieel en innovatieve potentieel te stimuleren
– de rol van het digitale participatieaanbod van de overheid
– de rol van levenslang leren in een digitale wereld
Het voorzitterschap stelt zich voor dat op communautair niveau nader onderzoek
zal worden geëntameerd dat zich richt op de vraag van de sociaal-culturele
impact op de kennismaatschappij. Naar mijn mening zou een dergelijk onderzoek
interessante inzichten kunnen opleveren, ook voor het nationale beleid.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
F. van der Ploeg