21 501-04 Ontwikkelingsraad

Nr. 230 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 april 2020

Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 8 april 2020.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag

VERSLAG INFORMELE RAAD BUITENLANDSE ZAKEN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING VAN 8 april 2020

De Europese Commissie presenteerde op 8 april 2020 een Mededeling over de wereldwijde EU inzet om COVID-19 aan te pakken1. Deze werd dezelfde dag nog besproken door de Informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking (RBZ/OS) via videoconferentie. In het licht van de afspraken met uw Kamer om u zo spoedig mogelijk te informeren over COVID-19 gerelateerde inzet van de EU, is aan deze Kamerbrief met het verslag van de RBZ/OS, een kabinetsappreciatie van de Mededeling toegevoegd. Deze komt in de plaats van een BNC-fiche. Na een korte schets van de inhoud van de Mededeling volgt een appreciatie van de Mededeling en tenslotte het verslag van de bespreking in de Informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking. Aan deze Raad namen ook de presidenten van de Europese Investeringsbank (EIB) en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) deel, alsmede vertegenwoordigers van het Europees parlement.

Inhoud Commissiemededeling

In de Mededeling wordt uiteengezet dat de EU in totaal EUR 15,6 miljard beschikbaar stelt voor de wereldwijde COVID-19 respons. Het gaat om herschikking van bestaande externe middelen, zowel van de Europese Commissie zelf als van de Europese Ontwikkelingsbank (EIB). Een deel ervan betreft subsidies maar het gaat bijvoorbeeld ook om (concessionele) leningen, blending en garanties. Vooralsnog worden de bestaande landenenveloppes gehandhaafd. Dat betekent dat er geen geografische verschuiving van middelen plaatsvindt. Wel zal de Commissie via algemene bijdragen aan multilaterale organisaties en regionale projecten focussen op landen die zwaar getroffen zijn en kampen met kwetsbare gezondheidszorg en economische stabiliteit2.

In de Mededeling worden acties voorgesteld langs drie thematische lijnen. Ten eerste noodhulp voor de aanpak van de directe gezondheidscrisis en humanitaire noden, ten tweede preventie en versterken capaciteit crisis-response en ten derde het adresseren van directe sociaaleconomische gevolgen. Hiervoor zijn de volgende bedragen beschikbaar:

  • EUR 502 miljoen voor korte termijn noodhulp/humanitaire steun,

  • EUR 2,858 miljard voor versterking gezondheidssystemen en

  • EUR 12,281 miljard voor sociaaleconomische gevolgen.

Centraal in de Mededeling van de Commissie staat de zogenoemde Team Europe benadering; het gezamenlijk optrekken van de Commissie, EU-instellingen, EU lidstaten en hun nationale ontwikkelingsorganisaties en -banken. De Team Europe benadering zal zijn beslag moeten krijgen in partnerlanden én op mondiaal niveau. Per land zullen er financiële steunpakketten worden ontwikkeld bestaande uit bijdragen van de EU-instellingen en lidstaten, de EIB, de EBRD, de nationale ontwikkelingsbanken en -uitvoeringsorganisaties. De Commissie werkt momenteel nog aan een overzicht van financiële bijdragen aan de COVID-19 response vanuit de EU-lidstaten. Op mondiaal niveau wil de EU een leidende rol spelen bij mondiale coördinatie en versterking van het multilaterale stelsel. Hiertoe zou de EU-inzet in de VN, G7 en G20 nog beter moeten worden afgestemd en gecoördineerd. Ten slotte krijgt deze benadering ook vorm op het gebied van het versterken van Global Preparedness. De EU voorziet steun aan de Global Preparedness Monitoring Board door de organisatie van een pledging moment.

Appreciatie Commissiemededeling

Het kabinet steunt de drie thematische lijnen die in de Mededeling genoemd staan en de identificatie van wat er op de korte en langere termijn nodig is om een verdere uitbraak van de COVID-19 pandemie te beperken, daar adequaat op te reageren en de negatieve gevolgen op sociaaleconomisch vlak zoveel mogelijk te mitigeren. De Nederlandse bilaterale inzet sluit hier naadloos op aan. Het kabinet is het eens met de Europese Commissie dat tegelijkertijd langere termijn agenda’s zoals het behalen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s), de implementatie van de Green Deal en digitale agenda buiten de EU richting blijven geven aan de inzet.

Het kabinet steunt de Team Europe benadering. Door binnen de EU intensief samen te werken vergroten we onze slagkracht en onze zichtbaarheid in de wereld. Door goed af te stemmen voorkomen we duplicatie en gaan we versnippering tegen. Hierbij is het van groot belang dat iedere betrokken instelling handelt vanuit de eigen expertise en toegevoegde waarde, zodat de acties van instellingen elkaar versterken en concurrentie wordt voorkomen. Het kabinet vindt de voorgestelde inzet proportioneel.

Het kabinet steunt het vrijspelen van deze substantiële middelen middels herschikking van bestaande middelen uit hoofdstuk 4 van de EU-begroting (Global Europe) en het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) dat buiten de begroting staat en uit de middelen die de EU beschikbaar heeft gesteld aan de EIB ter besteding in derde landen. Deze wereldwijde crisis vraagt om een krachtige internationale response, ook vanuit de EU.

Het kabinet steunt in het bijzonder de inzet op kwetsbare landen. Het kabinet acht het zeer belangrijk dat de voorgenomen acties inderdaad de meest kwetsbaren bereiken, zeker nu de Commissie vasthoudt aan bestaande geografische enveloppes, en er dus nog geen grote geografische verschuivingen van middelen voorzien zijn.

Om sneller te kunnen opereren kijkt de Commissie momenteel naar het versnellen en versimpelen van procedures, ook bij de goedkeuring van programma’s. Het kabinet vindt het van belang dat zorgvuldigheid en een inzet op een effectieve en rechtmatige besteding van middelen hierbij centraal blijven staan. Ook zullen lidstaten goed betrokken moeten worden bij besluiten tot ombuiging en bij de goedkeuring van nieuwe programma’s.

Het kabinet is verheugd dat de Europese Commissie in zal zetten op duurzame en houdbare internationale waardenketens en het verankeren van labour rights en Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) in deze waardeketens. Hierbij ligt een rol voor internationale organisaties, partnerlanden en de Europese private sector. Nederland dringt hier al langere tijd op aan, onder andere in de RBZ/OS in november 20193.

Verslag bespreking informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking

Hoge Vertegenwoordiger Josep Borrell, Eurocommissaris voor Internationale Partnerschappen Jutta Urpilainen en Eurocommissaris voor Nabuurschap en Uitbreiding Olivér Várhelyi gaven een toelichting op de inhoud van de Mededeling, de Team Europe benadering en de bedragen die binnen de Commissie gereserveerd zijn voor de externe COVID-19 response. Zij benadrukten het belang van snelle actie en uitvoering en het belang van een sterke communicatie erover. Er zal EUR 8,9 miljard aan subsidies beschikbaar zijn, EUR 1,4 miljard aan garanties onder het European Fund for Sustainable Development (EFSD) en EUR 5,2 miljard aan EIB-producten. Van het Commissiebudget zal zo’n EUR 3.2 miljard ten goede komen aan Afrika. Voor het nabuurschap is bijna EUR 3,8 miljard beschikbaar, waarvan EUR 2,1 miljard voor het Zuidelijke nabuurschap, EUR 960 miljoen voor de Oostelijke Partnerschapslanden en ruim EUR 700 miljoen voor de Westelijke Balkan en Turkije.

De leden van de Informele Raad spraken waardering uit voor de totstandkoming van de Mededeling. Veel lidstaten ondersteunden het voorstel van de Commissie om zich te richten op de meest kwetsbare landen, al bleken er verschillende interpretaties te bestaan over welke landen in deze categorie vallen. Een flink aantal lidstaten waaronder Nederland benadrukte het belang van investeringen in de Least Developed Countries (LDC’s) en fragiele staten. Veel van deze arme en fragiele staten zijn gelegen in Afrika. Een aantal andere lidstaten benadrukte het belang van investeren in het nabuurschap, waarbij een aantal lidstaten in het bijzonder aandacht vroeg voor investeringen in het Oostelijk partnerschap en de Westelijke Balkan. Enkele lidstaten vroegen om ook Latijns-Amerika en het Caraïbisch gebied niet te vergeten, en verwezen in het bijzonder naar de situatie in en rond Venezuela. Vluchtelingen en ontheemden werden meerdere keren genoemd als kwetsbare groepen, waar specifiek aandacht voor zou moeten zijn in de respons. Lidstaten gaven ook aan dat de lessen van de Ebola-uitbraken meegenomen zouden moeten worden.

De Team Europe benadering werd breed gesteund. Veel lidstaten lichtten vervolgens in hun interventies toe hoeveel middelen zij beschikbaar zullen stellen of reeds gesteld hebben voor de externe COVID 19-inzet. Nederland gaf een toelichting op de bijdrage van EUR 100 miljoen. Deze zal ingezet worden op preventie, humanitaire hulp en beperken sociaaleconomische gevolgen.4 Eurocommissaris voor Internationale Partnerschappen Jutta Urpilainen concludeerde aan het eind van de vergadering dat de bedragen van de lidstaten en de EBRD optellen tot meer dan EUR 4 miljard (inclusief leningen). Tezamen met de bijdrage van de Commissie en EIB zou daarmee een steunpakket van EUR 20 miljard vanuit de Europese Unie tot stand kunnen komen. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, constateerde dat het pakket vooral herschikking van bestaande middelen bevat en dat er in de toekomst waarschijnlijk additionele bijdragen nodig zullen zijn.

Nederland gaf aan dat beperkte middelen moeten worden ingezet op basis van behoeften en de mate van kwetsbaarheid. Nederland stelde ook dat het nu meer dan ooit van belang is om de principes van de Grand Bargain na te leven, waaronder het ongeoormerkt financieren van humanitaire organisaties. Dit laatste werd onderstreept door diverse andere lidstaten. Nederland en andere lidstaten vroegen ook expliciet aandacht voor mensenrechten en het beschermen van de rol van het maatschappelijk middenveld en de civic space, die mede onder invloed van COVID-19 in sommige landen verder onder druk is komen te staan. Verder riepen verschillende lidstaten, waaronder Nederland op tot een gender differentiated approach, omdat de pandemie en crisismaatregelen een verschillende impact hebben op het leven van mannen en vrouwen. Ook moet er aandacht zijn voor het bevorderen van gendergelijkheid. Nederland pleitte er voorts voor om Mental Health and Psychosocial Support (MPHSS) een expliciet onderdeel te maken van de programmering.

Een aantal lidstaten benadrukte het belang van handel voor recovery en pleitte voor het in stand houden van mondiale waardenketens. Nederland gaf aan dat in dit kader onder meer gekeken kon worden naar het instrument van handelsfacilitatie, ook te bespreken in Raad Buitenlandse Zaken / Handel op 16 april. Ook werd door verschillende lidstaten gepleit voor het verlenen van humanitaire vrijstellingen op sancties.

Het is de bedoeling dat er de komende tijd gelijkluidende instructies van de Commissie, EDEO en lidstaten uitgaan naar EU-delegaties en ambassades van lidstaten in derde landen, met nadere aanwijzingen voor de implementatie van de Team Europe benadering op landenniveau. Een aantal lidstaten benadrukte het belang van het betrekken van de partnerlanden hierbij, om daarmee optimale aansluiting te bewerkstelligen bij hun plannen en behoeften. Nederland gaf aan dat we onze ambassades zullen aanmoedigen om actief een bijdrage te leveren aan de uitwerking en uitvoering van de Team Europe pakketten.

De reeds geplande RBZ/OS van 14 mei 2020 zal naar verwachting gebruikt worden om voortgang bij de implementatie van de externe COVID-19 inzet te bespreken.

Naar boven