21 501-04 Ontwikkelingsraad

Nr. 197 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 mei 2017

Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda aan van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 19 mei 2017.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

GEANNOTEERDE AGENDA RAAD BUITENLANDSE ZAKEN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING VAN 19 MEI 2017

Migratie

De Raad wordt op 18 mei voorafgegaan door een diner met de Ministers van Ontwikkelingssamenwerking en de Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken van de EU lidstaten, waar gesproken zal worden over de externe aspecten van migratie. Het kabinet zal tijdens deze bespreking het belang benadrukken van een voortvarende, integrale aanpak van de centrale Middellandse Zeeroute. Het kabinet acht een duurzame en effectieve aanpak van irreguliere migratie van belang mede om verdrinkingen van migranten te voorkomen. Het kabinet steunt de lijn van de Commissie, zoals aangegeven in de Commissiemededeling van 25 januari jl. over Migratie langs de centrale Middellandse Zeeroute. Hierover is de Kamer reeds geïnformeerd via een BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 2319). Het kabinet ondersteunt in het bijzonder de aandacht voor het verbeteren van de omstandigheden van migranten in Libië en het bieden van een uitweg via ondersteuning van vrijwillige terugkeer naar hun thuisland. Hierbij verwelkomt het kabinet het besluit van het Operationele Comité van het Europese Noodfonds voor Afrika (EUTF) om een bedrag van 90 miljoen euro uit te trekken voor projecten in Libië.

Het kabinet is van mening dat de langetermijn-dimensie niet uit het oog moet worden verloren. Om de doelstellingen van de door de Commissie ingezette lijn te kunnen bereiken, moet blijvend en nauw worden samengewerkt met landen in Afrika. De migratiepartnerschappen met landen in sub-Sahara Afrika bieden volgens het kabinet hiervoor een goed kader op basis van gedeelde belangen en verantwoordelijkheden. Nederland zal blijven benadrukken dat de lidstaten en de EU hun inspanningen onverminderd dienen voort te zetten op de Middellandse Zeeroute. Dit met aandacht voor de aanpak van mensensmokkel, verbeterd grensbeheer, betere opvang in de regio, het bevorderen van terugkeer en in het bijzonder voor de aanpak van grondoorzaken.

Humanitaire crises

De Raad, zal mede op initiatief van Nederland, komen te spreken over de vier grote voedselzekerheidscrises in Jemen, Zuid-Sudan, Somalië en Noord-Nigeria, en de internationale respons daarop. Ondanks de inzet van de internationale gemeenschap zijn nog steeds onvoldoende middelen beschikbaar om de humanitaire noden te verlichten: van de benodigde 4,4 miljard dollar is tot nu toe 1,26 miljard dollar ter beschikking gesteld. Nederland, de Europese Commissie en een aantal EU lidstaten hebben reeds bijgedragen om de humanitaire noden te verlichten. Nederland zal tijdens de Raad ook andere lidstaten oproepen om hun verantwoordelijkheid te nemen.

De Europese Commissie vormt samen met de lidstaten de grootste humanitaire donor wereldwijd en de inzet van de EU is van substantiële invloed op de wereldwijde respons. Nederland zal in de Raad benadrukken dat, naast adequate financiering voor de noodhulprespons, deze crises vragen om een geïntegreerde benadering gericht op het aanpakken van de grondoorzaken van voedselonzekerheid en op het vinden van politieke oplossingen voor de onderliggende conflicten. In overeenstemming met de Nederlandse inzet ten aanzien van de Global Strategy, acht Nederland het van belang dat er in de Raad gesproken zal worden over een intensivering van de politieke inzet van de EU om oplossingen op het gebied van conflictpreventie, conflictbeëindiging en vredesopbouw te realiseren. Nederland zal benadrukken dat de (dreiging van) hongersnood in deze landen vooral is ontstaan door politiek falen. Het vinden van politieke oplossingen, onder meer door geïntensiveerde en gezamenlijke politieke druk vanuit de internationale gemeenschap, moet hand in hand gaan met de aanpak van grondoorzaken van voedselonzekerheid en conflict en het verlichten van de humanitaire noden.

Het kabinet is met een groot aantal lidstaten van mening dat de samenhang tussen korte termijn humanitaire actie en langere termijn ontwikkelingsinstrumenten dient te worden verstevigd. In dit kader ziet het kabinet ook uit naar de verwachte Gezamenlijke Mededeling van de Hoge Vertegenwoordiger en de Europese Commissie over resilience. Met de Mededeling wil de EU concreet maken hoe de EU en haar lidstaten de weerbaarheid en veerkracht van staten, samenlevingen en instituties kunnen versterken. Het kabinet is van mening dat in deze Mededeling ook aandacht uit moet gaan naar resilience in humanitaire noodsituaties.

Nederland zal aandringen op een leidende rol van de EU in de voortgang op het hervormingstraject van het humanitaire systeem, zoals ingezet rondom de World Humanitarian Summit op 23 en 24 mei 2016, met name met betrekking tot de implementatie van afspraken die in de Grand Bargain zijn gemaakt. Tevens zal Nederland de EU oproepen haar rol als pleitbezorger van humanitaire toegang, respect voor internationaal humanitair recht en steun voor humanitaire principes sterker aan te zetten, onder andere door de politieke dialoog aan te gaan, publiekelijk aandacht te vragen voor schendingen van humanitair recht, en waar dit opportuun is beperkende maatregelen zoals sancties op te leggen (waar mogelijk in VN-verband).

Het kabinet maakt tevens van deze gelegenheid gebruik om uw Kamer te informeren over hoe invulling wordt gegeven aan de motie van het lid Bouali (Kamerstuk 32 605, nr. 199) ten aanzien van de mogelijkheden binnen het Nederlandse internationale hulp- en handelsbeleid om Kenia en Uganda zo goed mogelijk bij te staan bij de instroom van vluchtelingen uit de buurlanden. Nederland werkt intensief samen op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en handel met Kenia en Uganda. Vanwege de aanhoudende geweldsconflicten in de regio, de droogte en de grote aantallen vluchtelingen kijkt het kabinet continu naar de noodzaak en mogelijkheden het bestaande beleid aan te passen aan deze situaties. Zo draagt Nederland bij aan duurzame wateroplossingen voor vluchtelingen- en gastgemeenschapen en aan marktgerichte opleidingen voor jonge boeren in het noorden van Uganda waar een groot aantal Zuid-Sudanese vluchtelingen wordt opgevangen1. In Kenia draagt Nederland via het Keniaanse Rode Kruis extra bij om de lokale bevolking te helpen de droogte te doorstaan. Deze Nederlandse bijdragen beogen de bevolking weerbaarder te maken voor de instroom van vluchtelingen en klimaatverandering. Via algemene bijdragen aan multilaterale instituties steunt Nederland VN-organisaties zoals UNHCR, UNICEF, WFP en het Central Emergency Response Fund (CERF) in onder andere Uganda en Kenia en is Nederland nauw betrokken bij projecten van het EU Trust Fund (EUTF) voor migratie. Daarnaast leidt Nederland namens de EU het Regional Development and Protection Programme (RDPP), dat in Kenia en Uganda geld beschikbaar stelt voor de opvang van vluchtelingen en voor steun aan hun gastgemeenschappen. Nederland is actief betrokken bij de ontwikkeling van het Comprehensive Refugee Response Framework (CRRF) in Uganda. Het CRRF is een samenwerking tussen noodhulporganisaties, ontwikkelingsorganisaties en de Ugandese overheid gericht op het verstevigen van de samenhang tussen (langdurige) humanitaire hulp en duurzame ontwikkeling door het regelmatig samenbrengen van deze partijen voor structurele oplossingen.

Post-Cotonou Framework

De Raad zal opnieuw spreken over het vervolg van het partnerschap tussen de EU en de ACS-landen (79 landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan) na 2020, wanneer het verdrag van Cotonou verloopt. Op 23 november 2016 is de Mededeling van de Europese Commissie met een effectrapportage van verschillende opties voor toekomstige samenwerking met de ACS-landen verschenen. Uw Kamer is hierover geïnformeerd in een BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 2264). De EU is voornemens het EU-onderhandelingsmandaat voor een toekomstig partnerschap eind 2017 vast te stellen. Het begin van de onderhandelingen tussen de EU en de ACS is voorzien voor najaar 2018.

Er is nog geen overeenstemming over hoe de toekomstige relaties tussen de EU en de ACS-landen moeten worden vormgegeven. Een aantal lidstaten wenst minimale veranderingen aan het huidige verdrag, terwijl andere lidstaten, waaronder Nederland, pleiten voor een modern inclusief samenwerkingsverband waarin alle ontwikkelingslanden kunnen participeren, ook ontwikkelingslanden die niet tot de ACS-landen behoren. Het kabinet zet zich in voor een toekomstig partnerschap dat berust op de Duurzame Ontwikkelingsdoelen, dat afstapt van een partnerschap gebaseerd op een koloniaal verleden en focust op de Minst Ontwikkelde Landen conform de kabinetsreactie op het AIV-advies post-Cotonou (Kamerstuk 34 300 XVII, nr. 4).

De bespreking in de Raad op 19 mei zal zich toespitsen op de mogelijke uitbreiding van het partnerschap na 2020 naar niet ACS-landen. Hierbij gaat bijzondere aandacht uit naar het betrekken van Noord-Afrika en de Small Island Developing States (SIDS). Het kabinet is een voorstander hiervan.

De Raad zal de vorm van een toekomstig partnerschap bespreken. Uit de evaluatie van de Commissie (SWD(2016) 250) bleek dat de zware institutionele structuur van het partnerschap – met gemeenschappelijke ministeriële raden, een gezamenlijke parlementaire assemblee en gezamenlijk ambassadeursoverleg – niet functioneert. Het kabinet zet zich in om deze structuur zo licht mogelijk te houden na 2020. Het kabinet is voorstander van een vervolg van de samenwerking dat aansluiting zoekt bij bestaande regionale initiatieven en structuren zoals, in het geval van Afrika, het samenwerkingsverband tussen de EU en de Afrikaanse Unie. Mede op grond van de evaluatie van de Commissie blijft het kabinet daarnaast van mening dat een juridisch bindend vervolg van de samenwerking niet voor de hand ligt. Ratificatie van een nieuw juridisch bindend verdrag door alle partijen zal naar verwachting zeer tijdrovend zijn, terwijl de toegevoegde waarde van een nieuw juridisch bindend verdrag gering is – uit de evaluatie van de Commissie komt bijvoorbeeld naar voren dat aan artikel 13 van het Verdrag van Cotonou dat gaat over terug- en overname van onderdanen nooit uitvoering is gegeven.

De Hoge Vertegenwoordiger en Commissaris Mimica zullen tijdens de bespreking in de Raad tevens een terugkoppeling geven van de consultaties die zij hebben gevoerd met afzonderlijke ACS-landen.

Implementatie Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDGs)

De Raad zal tevens met plaatsvervangend Secretaris-Generaal van de VN, Amina Mohammed, spreken over de implementatie van de SDGs op nationaal, Europees en internationaal niveau. Nederland heeft ingestemd met het SDG-akkoord en is voortvarend aan de slag gegaan met de uitvoering van de doelen.

De EU heeft in de afgelopen maanden stappen gezet om het interne en externe beleid in lijn te brengen met de SDGs. Zo heeft de Commissie in november 2016 de Mededeling «Volgende stappen voor een duurzame Europese toekomst» uitgebracht waar naar verwachting tijdens de Raad Algemene Zaken van juni raadsconclusies over zullen worden aangenomen. Het kabinet acht het, in lijn met het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nr. 2270), van belang dat de Europese Commissie een analyse uit gaat voeren om de tekortkomingen in relevante beleidsterreinen vast te stellen. Hoewel een dergelijke analyse tijdrovend en complex is dringt het kabinet er bij de Commissie op aan dat de EU duidelijk in kaart moet brengen wat mist aan regelgeving, óf juist wat hen aan regelgeving belemmert op dit moment, om de doelen in 2030 te behalen. Nederland zal daarbij pleiten voor een voortvarende uitvoering van de SDG-agenda op Europees niveau: geen nieuwe structuren, wel concrete stappen.

Daarnaast heeft de EU in november 2016 een voorstel gepubliceerd tot vernieuwing van het EU ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. De aanname van deze nieuwe EU Consensus is voorzien tijdens de Raad, waarna de ondertekening voorzien is tijdens de European Development Days in juni. De nieuwe EU Consensus moet bijdragen aan de uitvoering van de SDGs door de EU. In de nieuwe EU Consensus wordt aandacht besteed aan voor Nederland belangrijke thema’s als ongelijkheid, internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen, gendergelijkheid en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR). De nieuwe EU Consensus onderstreept daarnaast dat een effectieve aanpak van de grondoorzaken van conflict, instabiliteit en irreguliere migratie vraagt om een multidimensionale, lange-termijn inzet waarin de EU de verschillende componenten van het buitenlands beleid op elkaar afstemt. Het kabinet verwelkomt daarnaast de herbevestiging van het belang van beleidscoherentie voor ontwikkeling bij het behalen van de SDGs in ontwikkelingslanden.

Raadsconclusies EU Rekenkamer rapport

Op 25 april jl. ging uw Kamer de beantwoording toe van de Kamervragen van de leden Taverne en Ten Broeke over het bericht «dat EU-steun aan Afrika ten zuiden van de Sahara voor het genereren van inkomsten nog niet doeltreffend» is (Aanhangsel Handelingen II 2016/17, nr. 1715). De Raad zal zich in raadsconclusies uitspreken over het Speciaal verslag nr. 35/2016 «Gebruikmaking van begrotingssteun ter verbetering van de mobilisering van binnenlandse inkomsten in Afrika ten zuiden van de Sahara» van de Europese Rekenkamer. In het rapport doet de Rekenkamer een zestal aanbevelingen aan de Europese Commissie om doeltreffender gebruik te kunnen maken van begrotingssteun om het genereren van binnenlandse inkomsten te ondersteunen in lage- en lage middeninkomenslanden. Het kabinet is positief over het feit dat de Europese Commissie alle aanbevelingen uit het rapport van de Europese Rekenkamer overneemt. Het kabinet acht concrete en effectieve opvolging van de aanbevelingen uit het rapport van groot belang en de inzet van het kabinet is er daarom op gericht de oproep aan de Commissie opvolging te geven om alle aanbevelingen in de raadsconclusies te verankeren. Het kabinet zet zich er daarnaast voor in dat er in de raadsconclusies een verwijzing komt naar de afspraken die gemaakt zijn in het kader van het Addis Tax Initiative. Het kabinet blijft van mening dat EU-begrotingssteun alleen effectief kan zijn als deze gepaard gaat met stevige dialoog met het partnerland, heldere criteria en concrete maatregelen om risico’s te beperken en zet zich dan ook in voor strikte naleving van de begrotingssteun richtlijnen.


X Noot
1

Zie tevens Kamerstuk 29 521, nr. 333 d.d. 6 december 2016

Naar boven