Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 21501-02 nr. A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 21501-02 nr. A |
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 november 2011
Graag bied ik u hierbij de geannoteerde agenda aan van de Raad Buitenlandse Zaken (ontwikkelingssamenwerking) van 14 november 2011.
De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,
B. Knapen
Toekomst EU ontwikkelingsbeleid
De Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking (RBZ/OS) zal een eerste gedachtewisseling hebben over de toekomst van het Europese ontwikkelingsbeleid. Op 13 oktober 2011 publiceerde de Europese Commissie hierover een mededeling, getiteld: Increasing the impact of EU Development Policy: an Agenda for Change [COM(2011)637]1. Deze Mededeling volgt op een uitgebreid consultatieproces dat de Commissie naar aanleiding van haar Groenboek2 voerde. De Tweede Kamer was daarbij ook betrokken. De definitieve kabinetsreactie op het Groenboek ging de Kamer op 31 januari 2011 toe (uw kamerstuk 21 501-04 nr. 12).
Het kabinet riep in zijn reactie de EU op haar ontwikkelingsbeleid te moderniseren. De snelle verschuivingen in de mondiale verhoudingen geven daartoe aanleiding, maar ook de – noodzakelijk gezamenlijke – aanpak van prangende grensoverschrijdende problemen en het belang van duidelijke resultaten om de steun voor Europese hulpinspanningen te behouden. Nederland vroeg om scherpe keuzes, zowel wat thema’s als landen betreft; terughoudendheid bij de inzet van begrotingssteun; wederkerigheid (tegenover Europese inspanningen staan verplichtingen voor ontwikkelingspartners); een integrale aanpak; beleidscoherentie voor ontwikkeling; meer focus op energie, infrastructuur, landbouw/voedsel en Aid for Trade, terreinen waarop de EU een meerwaarde kan realiseren in nauwe samenwerking met zowel overheden als de private en particuliere sector; een scherpere werkverdeling tussen EU-donoren en resultaatgerichtheid.
De Agenda for Change reflecteert in grote mate de Nederlandse verlangens. Bij de publieke presentatie van de mededeling sprak Commissaris Piebalgs van «een nieuw hoofdstuk» in de Europese ontwikkelingssamenwerking. Hij gaf aan dat de veranderende mondiale context en de wens om hulpgelden effectiever te besteden, ten grondslag hadden gelegen aan de voorgestelde hervormingen. Die zouden de impact van de EU-hulp moeten vergroten. De voorstellen scheppen een algemeen kader, dat moet worden uitgewerkt in de verschillende verordeningen voor afzonderlijke instrumenten en in het Meerjarig Financieel Kader (2014–2020). De voorstellen behelzen onder meer het volgende:
(meer focus)
De EU gaat zich op minder thema’s richten. De EU wil 20% van haar ontwikkelingsbudget blijven besteden aan sociale sectoren (maatschappelijke integratie en menselijke ontwikkeling). Het kabinet vindt het goed dat de Unie deze investeringen doet. Hiermee is het Europees beleid duidelijk complementair aan het Nederlandse.
Daarnaast kiest de EU voor een sterke inzet op (1) mensenrechten, democratie en goed bestuur en (2) inclusieve en duurzame groei. Het kabinet juicht deze focus toe en kan zich vinden in de themakeuze. De EU heeft hier een duidelijke meerwaarde en met beide thema’s is een aantoonbaar Europees en Nederlands belang gediend. De betrokkenheid van een sterk maatschappelijk middenveld is hierbij essentieel.
Binnen het thema «inclusieve en duurzame groei» richt de aandacht zich op het versterken van de lokale private sector, het versterken van het ondernemingsklimaat, regionale integratie en de aansluiting op de wereldmarkt. De EU voorziet een grotere rol voor de private sector bij het aanjagen van ontwikkeling en zoekt naar innovatieve manieren (inclusief financiële instrumenten) om de private sector te engageren. Zo wil de EU mechanismen voor blending (het combineren van leningen en schenkingen) verder ontwikkelen. Het kabinet verwelkomt de nadruk op private sector ontwikkeling. Deze staat ook in het Nederlands beleid centraal. Nederland is voorstander van het verder ontwikkelen van mechanismen die nieuwe financiële bronnen aantrekken (hefboomwerking van hulp). De EU besteedt speciale aandacht aan duurzame landbouw en energie. Landbouwontwikkeling zou vooral moeten plaatsvinden door het vergroten van de productiviteit en effectiviteit van de sector. Dat vraagt om de ontwikkeling van ondernemerschap, effectieve ketens en goede marktwerking. Nederland zal hier bij de uitwerking van de Commissievoorstellen goed naar kijken.
(gedifferentieerde aanpak)
De EU wil haar middelen inzetten waar ze het hardst nodig zijn en de meeste impact hebben. Daartoe wordt een gedifferentieerde aanpak voorgesteld, zodat ieder land het partnerschap krijgt dat het best bij zijn behoeften en welvaartsniveau aansluit. Het kabinet juicht dit toe: de EU zou geen klassieke ontwikkelingshulp meer moeten geven aan rijkere middeninkomenslanden, die zelf verantwoordelijkheid kunnen dragen voor herverdelingsvraagstukken in hun land (zoals China, India, Zuid-Afrika, Brazilië en andere middeninkomenslanden in met name Zuid Amerika en Zuidoost Azië). Veel van deze landen hebben inmiddels zelf al grote donorprogramma’s in derde landen. Met deze groep middeninkomenslanden zou een andersoortige relatie moeten worden aangegaan. Een relatie die meer in het teken staat van het gezamenlijk oplossen van mondiale problemen. Hiervoor zijn andere instrumenten beschikbaar (waaronder bestaande instrumenten als Erasmus-beurzen, Tempus-onderwijssamenwerking, 7e kaderprogramma onderzoek, technische uitwisselingen op het gebied van transport, energie en milieu).
Daarnaast is het kabinet van oordeel dat het volume van de hulp van de EU aan Turkije tegen het licht moet worden gehouden. Turkije is op dit moment de grootste ontvanger van ODA schenkingsmiddelen uit de EU-begroting (ruim € 800 miljoen per jaar). Mede gelet op de status van Turkije als opkomend middeninkomensland, en de sterke economische groei in Turkije, meent Nederland dat actief zou moeten worden onderzocht of via andere financieringsinstrumenten dan schenkingen dit bedrag in proportie kan worden gebracht met enerzijds de economische groei die Turkije doormaakt en anderzijds het strategische belang van voortgang van het transformatieproces van Turkije.
Het kabinet is van oordeel dat fragiele staten een specifieke inzet blijven vragen. De EU zet hier ook op in. Ook wil de EU aandacht blijven besteden aan Global Public Goods, zoals een stabiel klimaat. De EU blijft, net als het kabinet, scherp oog houden voor beleidscoherentie voor ontwikkeling. Hierbij worden de belangen van en uitwerking op ontwikkelingslanden meegewogen bij de vorming of herziening van beleid.
(gecoördineerde inzet)
De EU wil tot betere coördinatie komen, om versnippering van hulp tegen te gaan. Nederland is vanuit effectiviteitsoogpunt voorstander van een gezamenlijke inspanning van EU- en andere donoren in partnerlanden, via werkverdeling en ook gezamenlijke programmering. In mijn eigen meerjarige strategische programmering voor de partnerlanden vraag ik ook aandacht voor dit aspect. En in de landen waar Nederland zich terugtrekt, is de blijvende betrokkenheid van de EU complementair. Om de werkverdeling tussen EU en lidstaten verder te brengen, wil het kabinet actief aanvangen met het uitwerken van een gezamenlijke EU respons in een select aantal landen. Ook Commissaris Piebalgs wil dit. Er zijn al ervaringen opgedaan in Zuid-Soedan. Zoals ik tijdens het algemeen overleg over de RBZ-OS op 19 mei jl. met de Tweede Kamer besprak, is het echter ook een gegeven dat werkverdeling en gezamenlijke programmering vaak een proces is van kleine stappen die bovendien niet van bovenaf kunnen worden opgelegd. Flexibiliteit en respect voor nationale besluitvormingsprocedures van donoren en partnerlanden moeten centraal staan. Er kan geen sprake zijn van een keurslijf dat de EU aan lidstaten oplegt. Ontwikkelingssamenwerking is immers in het EU-verdrag als een parallelle, gedeelde, bevoegdheid omschreven. De voorstellen van de Commissie moeten de mogelijkheid openhouden om in verschillende mate van intensiteit samen te werken; oplopend van het delen van informatie, het opstellen van een gezamenlijke strategie of het gezamenlijk uitvoeren van een programma.
(Nederlandse inzet)
Het kabinet verwelkomt de nieuwe richting die de EU inslaat en zal in de Raad van 14 november krachtige steun uitspreken voor de hervormingsvoorstellen. De Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking die onder Deens voorzitterschap plaatsvindt (eerste helft 2012) zal Raadsconclusies aannemen over het toekomstig EU-ontwikkelingsbeleid. In het vervolgtraject zal Nederland ervoor waken dat de zo gewenste focus die nu in het EU-ontwikkelingsbeleid is aangebracht, gehandhaafd blijft. Dit is geen eenvoudige opgave: vanuit verschillende lidstaten en belangengroepen zal druk worden uitgeoefend om thema’s en landen toe te voegen. Daarnaast is het van belang dat de hervormingen in het ontwikkelingsbeleid hun weerslag vinden in de financiële instrumenten voor het extern beleid, die in het Meerjarig Financieel Kader (MFK) (2014–2020) worden opgenomen. Beleid en instrumenten moeten met elkaar in de pas blijven lopen, anders blijft de Agenda for Change een papieren exercitie. Hier zal Nederland de komende periode scherp op toezien.
Overigens zal de EU op 7 december nieuwe voorstellen presenteren voor de financiële instrumenten van het extern beleid. Hierover zal ik uw Kamer vanzelfsprekend informeren. Nederland zal kritisch blijven kijken naar de bijdrage aan het volgende Europees Ontwikkelingsfonds (2014–2020), indachtig ook de motie van het lid Willems (CDA)3. Daarom heb ik het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) laten onderwerpen aan een evaluatie door de onafhankelijke Evaluatiedienst (IOB) van mijn departement. De resultaten zullen in 2012 bekend zijn. Op basis daarvan zal het kabinet komen met een inzet over de gewenste Nederlandse bijdrage aan het Europees Ontwikkelingsfonds 2014–2020 en deze meenemen in de discussie over het Meerjarig Financieel Kader van de EU.
Daarnaast zal het kabinet blijven aandringen op het onder de begroting brengen («budgetteren») van het EOF. Door het EOF te «budgetteren» worden de middelen onder de democratische controle van het Europese Parlement gebracht. De meningen binnen de Raad lopen over dit onderwerp echter tot mijn spijt uiteen. Vooral het Verenigd Koninkrijk en de Commissie wijzen op de risico’s van budgettering. Ook een aantal Zuidelijke lidstaten is tegen budgetteren. Zij stellen dat het EOF in de huidige vorm goed functioneert en het onderliggende Verdrag van Cotonou tot 2020 loopt. De enkele lidstaten, die net als het kabinet principieel voorstander zijn van budgettering, hebben zich er goeddeels bij neergelegd dat het EOF voorlopig een intergouvernementeel fonds zal blijven. Zij legden -gezien het lastige krachtenveld- meer de nadruk op de voorwaarden waaraan het nieuwe EOF zou moeten voldoen (gelijktrekken van de bijdragen aan het EOF met de BNI-sleutel; verbeteren van de parlementaire controle door het Europees Parlement; noodzaak van budgetteren ná 2020).
Begrotingssteun
De Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking (RBZ/OS) zal een eerste gedachtewisseling hebben over de toekomstige benadering van begrotingssteun door de EU. Op 13 oktober 2011 publiceerde de Europese Commissie een mededeling, getiteld: The future approach to EU budget support to third countries [COM(2011) 638]1. Deze Mededeling volgt op een uitgebreid consultatieproces dat de Commissie naar aanleiding van haar Groenboek4 voerde. De Tweede Kamer was daarbij ook betrokken. De kabinetsreactie op het Groenboek ging de Kamer op 17 januari 2011 toe [uw kamerstuk 21501-04 nr. 121].
Nederland heeft herhaaldelijk aangedrongen op een herbezinning van de begrotingssteun die door de EU wordt verstrekt. De Europese Commissie zou, in overleg met de lidstaten, strikter moeten beoordelen of het ontvangende land (nog) wel aan basisvoorwaarden op het gebied van goed bestuur, mensenrechten en corruptiebestrijding voldoet en of de begrotingssteun wel oplevert waarvoor hij is bedoeld. Dit zou tot grotere terughoudendheid moeten leiden. Daarnaast moet de dialoog met de ontvangende landen over deze basisvoorwaarden scherper worden aangezet.
De Mededeling komt deels tegemoet aan deze Nederlandse verlangens, maar bevat ook een aantal onduidelijkheden dat nader uitgewerkt zal moeten worden.
(begrotingssteun wordt politieker)
De EU maakt algemene begrotingssteun politieker, door een politiek weegmoment te introduceren nog vóórdat naar de gebruikelijke technische toekenningscriteria (eligibility criteria: stabiel macro-economisch kader, nationaal/sectoraal beleid en hervormingen en het beheer van de openbare financiën) wordt gekeken. Het voorstel is dat EU en lidstaten gezamenlijk beslissen of er voldoende vertrouwen bestaat om over te gaan tot algemene begrotingssteun aan een bepaald land. Dat zou moeten gebeuren door te kijken of fundamentele waarden (mensenrechten, democratie, rechtsstaat) worden gedeeld en of er een duidelijk commitment bestaat om naar internationale standaarden toe te werken. Bij sectorale begrotingssteun wil de EU de politieke randvoorwaarden duidelijk minder scherp hanteren, om de armen niet het slachtoffer te laten zijn van het onverantwoordelijk optreden van hun regering.
Nederland ziet de introductie van politieke randvoorwaarden als een belangrijke stap. Het kabinet vindt dat mensenrechten, democratie en rechtsstaat basisvoorwaarden zijn voor begrotingssteun en niet alleen mogen worden aangeduid als resultaten van begrotingssteun. Ook voor sectorale begrotingssteun moeten politieke randvoorwaarden gelden, al teken ik aan dat deze moeten worden afgewogen tegen resultaten die in de sector kunnen worden behaald. Het kabinet is het dus eens met de Commissie dat in bepaalde gevallen tot sectorale begrotingssteun kan worden overgegaan in landen die niet in aanmerking zouden mogen komen voor algemene begrotingssteun.
De EU introduceert een nieuw criterium: transparantie van de begroting. De begroting moet openbaar zijn zodat parlementen, rekenkamers, maatschappelijke organisaties en het brede publiek zicht hebben op uitgaven en inkomsten. Nederland juicht dit toe.
(wederkerigheid en politieke dialoog)
De EU wil meer nadruk leggen op de verplichtingen die ontvangende landen aangaan door begrotingssteun te aanvaarden. Daarom wordt niet langer gesproken van algemene begrotingssteun maar van Goed Bestuur Contracten (Good Governance Contracts). Sectorale begrotingssteun wordt onder de noemer van Sectorale Hervormingscontracten (Sector Reform Contracts) gevangen en stabiliteitssteun wordt aangeduid als Staatsopbouw Contracten (State Building Contracts). Het kabinet vindt dit positief, omdat hieruit een grotere mate van wederkerigheid spreekt. Begrotingssteun kan geen blanco cheque zijn.
De EU wil de beleidsdialoog voor begrotingssteun versterken. Dit is positief. De beleidsdialoog die in het kader van begrotingssteun wordt gevoerd zou consistent moeten zijn met de politieke dialoog die met ontvangende landen wordt gevoerd juist om vorm te geven aan het wederkerige karakter van begrotingssteun en om een eventuele terugval op de politieke randvoorwaarden en de technische toekenningscriteria (eligibility criteria) tijdig te adresseren. Reacties op een terugval zouden «progressief en evenredig» moeten zijn. Het kabinet is het met de Commissie eens dat een «stop-go» benadering moet worden voorkomen, maar dat in geval van grove tekortkomingen aan ontvangende kant begrotingssteun onmiddellijk moet kunnen worden stopgezet.
De EU voorziet begrotingssteun aan fragiele staten in de vorm van State Building Contracts, waartoe per geval besloten moet worden na een afweging van verwachte resultaten en risico’s. Nederland is zeer terughoudend over het instrument begrotingssteun aan fragiele staten. Stabiliteitssteun aan het functioneren van een overheid in een wederopbouwfase kan cruciaal zijn en in bepaalde gevallen kan dit het meest effectief verlopen via de begroting en de staatskas. Maar hier dient een scherpe controle, in internationaal verband, op de uitgaven plaats te vinden en er moeten betalingsmechanismen worden gebruikt die de risico’s zoveel mogelijk afdekken.
(gecoördineerde benadering)
De EU wil komen tot een gecoördineerde benadering van begrotingssteun: EU en lidstaten zouden bij de toekenning van begrotingssteun dezelfde onderliggende beginselen (underlying principles) moeten hanteren en tot een gelijke afweging moeten komen in specifieke gevallen. Het kabinet is hier voor. De Mededeling specificeert echter nog niet hoe de coördinatie vorm moet krijgen en welke invloed deze heeft op de toekenning van begrotingssteun door de Commissie. Dit zal nog moeten worden uitgewerkt. Ik teken aan dat Nederland – samen met Duitsland, Finland en Zweden – de meest kritische lidstaat is als het om begrotingssteun gaat. Andere lidstaten – zoals het VK en de Zuidelijke lidstaten en sinds kort ook Denemarken – zijn veel positiever over dit instrument. Deze landen onderstrepen dat met begrotingssteun donoren aansluiten op de eigen ontwikkelingsprioriteiten van het ontvangende land, dat via begrotingssteun de vaak nog zwakke overheidsstructuren kunnen worden versterkt en basisvoorzieningen kunnen worden geboden aan de bevolking. Ook kan het gebruik van begrotingssteun indirect de kwaliteit en transparantie van de begroting en het beheer van publieke middelen in OS-landen vergroten en verantwoordingsmechanismen versterken. Deze voorstanders wijzen er ten slotte op dat begrotingssteun harmoniserend werkt (inclusief lage transactiekosten) tussen donoren en een versnipperde inzet van hulp voorkomt. Of de voorstanders van begrotingssteun zich zullen verbinden aan de terughoudende, strikte benadering die het kabinet voorstaat, laat zich dus raden.
(Nederlandse inzet)
Tijdens de Raad van 14 november zal Nederland positieve elementen verwelkomen (introductie politiek weegmoment, nieuw criterium transparantie, versterkte dialoog, meer coördinatie). Tegelijk zal Nederland een aantal ijkpunten voor het vervolgtraject uitzetten. Mensenrechten, democratie en rechtsstaat moeten als voorwaarden voor begrotingssteun worden aangemerkt en niet als (gewenst) resultaat van begrotingssteun. Ik teken daarbij nogmaals aan dat deze voorwaarden ook moeten gelden voor sectorale begrotingssteun, al kan de afweging voor deze vorm van steun sneller positief uitvallen dan in het geval van algemene begrotingssteun. Nederland zal scherp oog houden op de uitwerking van de gecoördineerde benadering: de manier waarop deze handen en voeten krijgt, bepaalt uiteindelijk de slagingskans. Zo vindt het kabinet dat de EU duidelijker moet aangeven hoe het initiële politieke oordeel, dat zou moeten berusten op een gezamenlijk besluit van EU en lidstaten, vorm moet krijgen. Hetzelfde geldt voor de invulling van de beleids- en politieke dialoog.
Het kabinet stelt zich op het standpunt dat de aanpassingen in het begrotingssteunbeleid van de EU moeten resulteren in een beperktere inzet van dit instrument. De EU kan niet strenger worden en tegelijkertijd hetzelfde volume aan begrotingssteun blijven geven (over de afgelopen zes jaar bedroeg begrotingssteun immers een kwart van alle hulptoezeggingen).
Nederland zal zeer kritisch individuele begrotingssteunvoorstellen van de Commissie blijven beoordelen. Het is daarbij wel een gegeven dat Nederland geen veto heeft. Wij zullen dus slim op zoek moeten gaan naar coalities om voorstellen tegen te houden. In het kader van de evaluatie van het Europees Ontwikkelingsfonds die onlangs werd gepresenteerd, dringt Nederland ook aan op een scherpe passage over begrotingssteun: vooruitlopend op de discussie die naar aanleiding van de huidige Mededeling moet worden gevoerd, pleit Nederland voor een duidelijke relatie – in de voorwaardelijke sfeer! – tussen mensenrechten, democratie en rechtsstaat en het toekennen van begrotingssteun.
De Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking die onder Deens voorzitterschap plaatsvindt (eerste helft 2012) zal Raadsconclusies aannemen over de Europese begrotingssteun.
Busan
De Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking (RBZ/OS) zal de voorbereiding van de Europese Unie op de Fourth High-level Forum on Aid Effectiveness, die van 29 november t/m 1 december a.s. in Busan, Zuid-Korea plaatsvindt, ter hand nemen. De Europese Commissie publiceerde op 7 september jl. een mededeling met een voorstel voor een gemeenschappelijk standpunt [COM(2011)541]. De inzet van het kabinet ging de Kamer toe per Kamerbrief inzake informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen van 10 oktober 2011 [uw kamerstuk 22112 nr. 1236]. Ik heb steeds gesteld dat betrokkenheid van nieuwe spelers (nieuwe donoren, private sector, grote private fondsen) bij deze grote internationale conferentie essentieel is: ontwikkelingssamenwerking speelt zich af immers in een veranderende mondiale context. Pogingen de effectief van de hulp te vergroten moeten deze nieuwe realiteit weerspiegelen. Dat wil niet zeggen dat Nederland terugkomt op in Parijs en Accra aangegane verplichtingen – die willen we in Busan herbevestigen – maar wel dat we in Busan een breder partnerschap moeten aangaan met een bredere agenda. Nederland heeft zich ingespannen deze bredere betrokkenheid tot stand te brengen. Ik vind het belangrijk de internationale bureaucratie die rondom de uitvoering van de Parijs-Accra agenda is ontstaan, terug te dringen. Dat betekent bijvoorbeeld dat er een eind wordt gemaakt aan de thematische clusters die onder de DAC Working Party on Aid Effectiveness zijn opgericht (en het bijbehorende vergadercircuit). Ook hoeven er geen nieuwe indicatoren ontwikkeld te worden. Post-Busan zou effectiviteit vooral in de ontvangende landen zelf gestalte moeten krijgen. De inzet van de EU om in bepaalde landen tot een gezamenlijke respons op de ontwikkelingsplannen van partnerlanden te komen, past ook in dat streven. Nederland speelt tijdens de conferentie in Busan een actieve rol waar het fragiele staten en de rol van de private sector betreft.
Hoorn van Afrika
Aansluitend aan de Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking organiseert HV Ashton een werkdiner voor de ministers voor Ontwikkelingssamenwerking over de reactie van de EU en lidstaten op de hongersnood in de regio, problemen van humanitaire toegang en de connectie humanitair beleid en ontwikkelingssamenwerking.
Het kabinet is van mening dat de Europese Commissie en de lidstaten in het algemeen ruimhartig hebben bijgedragen aan de hulpverzoeken van de Verenigde Naties voor de Hoorn van Afrika. Gezamenlijk hebben de EU en de lidstaten ruim 900 miljoen dollar bijgedragen. Ik zal er bij mijn collega’s op aandringen om aandacht te blijven besteden aan de Hoorn van Afrika, ook in 2012. De beperkingen in de toegang van hulpverleners tot de hulpbehoevende bevolking blijft een urgent probleem. Ik zal er voor pleiten dat mijn collega’s in hun contacten met relevante partners aandringen op respect voor humanitaire toegang en veiligheid van hulpverleners, zoals ikzelf deed tijdens mijn bezoek aan Mogadishu op 1 september jl.
Het zal een gezamenlijke inspanning van de EU, lidstaten en autoriteiten in de Hoorn vergen om duurzame ontwikkeling te laten aansluiten bij de huidige humanitaire hulpinterventies. Ik ben van mening dat hieraan ook aandacht moet worden besteed bij de verbetering van het geïntegreerde EU-beleid in de Hoorn van Afrika. Een coherente en evenwichtige regionale EU-strategie en een EU Speciaal Vertegenwoordiger (EUSV) kunnen daarbij behulpzaam zijn.
De Raad Buitenlandse Zaken zal eerder op 14 november ook spreken over de Hoorn van Afrika, onder andere over de overkoepelende EU-strategie. Ik verwijs hiervoor naar de geannoteerde agenda voor de RBZ. Nederland is voorstander van een verbetering van het geïntegreerd EU-beleid in de Hoorn van Afrika, zodat activiteiten op politiek, diplomatiek en veiligheidsgebied en ontwikkelingssamenwerkingsactiviteiten nauw op elkaar aansluiten, en elkaar versterken. Een coherente en evenwichtige regionale EU-strategie en een EUSV zijn daarbij behulpzaam. Nederland acht het essentieel dat de Hoorn van Afrika-strategie zo spoedig mogelijk operationeel vertaald wordt in concrete en geïntegreerde actieplannen.
EU-ontwikkelingsbeleid ter ondersteuning van groei voor iedereen en duurzame ontwikkeling; Het EU-ontwikkelingsbeleid trefzekerder maken, COM(2010)629, 10 november 2010.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-02-A.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.