21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2670 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 23 juni 2023

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over:

  • de geannoteerde agenda informele Raad Algemene Zaken van 21-22 juni 2023 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2665),

  • de geannoteerde agenda Raad Algemene Zaken van 27 mei 2023 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2669),

  • het verslag van de Raad Algemene Zaken van 30 februari 2023 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2668) en

  • het Jaarbericht 2022. Procesvertegenwoordiging Hof van Justitie van de EU (Kamerstuk 36 200 V, nr. 88).

De vragen en opmerkingen zijn op 15 juni 2023 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 20 juni 2023 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Bromet

De adjunct-griffier van de commissie, Poulino

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda’s voor de informele Raad Algemene Zaken d.d. 21 en 22 juni 2023 en de Raad Algemene Zaken van 27 juni 2023 en hebben hier nog enkele vragen over.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de informele Raad Algemene Zaken van 21 en 22 juni en de Raad Algemene Zaken van 27 juni en hebben hier nog enkele vragen over.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda’s voor de informele Raad Algemene Zaken d.d. 21 en 22 juni 2023 en de Raad Algemene Zaken van 27 juni 2023 en hebben hier nog enkele vragen over.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda’s voor de informele Raad Algemene Zaken d.d. 21 en 22 juni 2023 en de Raad Algemene Zaken van 27 juni 2023 en hebben hier nog enkele vragen over.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda’s van zowel de informele Raad Algemene Zaken van 21-22 juni als de Raad Algemene Zaken van 27 juni. In deze stukken is deze leden een aantal zaken opgevallen en hebben hier nog enkele vragen over.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda’s voor de informele Raad Algemene Zaken d.d. 21 en 22 juni 2023 en de Raad Algemene Zaken van 27 juni 2023 en hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van het verslag van de Raad Algemene Zaken van 30 mei 2023, de geannoteerde agenda voor de informele Raad Algemene Zaken van 21-22 juni en de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 27 juni 2023. Er staan veel belangrijke onderwerpen in de stukken waarbij de leden een rode draad van «meten met twee maten» constateren. De leden hebben enkele vragen en opmerkingen over wat het meten met twee maten met de wereld, Europa en Nederland doet en over de morele race naar de bodem die de leden signaleren.

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de geannoteerde agenda’s voor de informele Raad Algemene Zaken d.d. 21 en 22 juni 2023 en de Raad Algemene Zaken van 27 juni 2023 en heeft hier nog enkele vragen over.

Geannoteerde agenda informele Raad Algemene Zaken d.d. 21-22 juni 2023

Discussie EU-hervormingen

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister een strikt, fair en betrokken beleid wil voeren aangaande toekomstige uitbreiding. De leden delen deze positie. Het aansluiten bij het Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) door kandidaat-lidstaten is hiervoor van groot belang. Het lid Van Wijngaarden heeft hierover twee aangenomen moties ingediend.1 Kan de Minister de strekking van beide moties uitdragen tijdens de informele Raad Algemene Zaken?

1.

Antwoord van het kabinet

Tijdens de informele Raad Algemene Zaken zullen verschillende facetten van het uitbreidingsvraagstuk besproken worden. Hierbij zal Nederland de noodzakelijke inspanningen en hervormingen binnen het «fundamentals cluster» wederom benadrukken. Het gaat bijvoorbeeld om aansluiting bij het visumbeleid van de EU, onder andere om irreguliere migratie tegen te gaan, en het belang van aansluiting van kandidaat-lidstaten bij het Gemeenschappelijk Buitenland en Veiligheidsbeleid (GBVB).

Kan hij een inschatting maken van het krachtenveld voor de steun van beide moties binnen de Raad?

2.

Antwoord van het kabinet

Binnen de Raad is er veel steun voor de oproep aan kandidaat-lidstaten om zich aan te sluiten bij zowel het EU-visumbeleid als het GBVB. Kandidaat-lidstaten worden hier dan ook regelmatig toe opgeroepen door de EU en door individuele lidstaten.

Het tegengaan van irreguliere migratie is onderdeel van het fundamentals cluster. Mochten er op dit terrein aanhoudende problemen zijn, kunnen hier consequenties aan verbonden worden (geen vervolgstappen in het proces, omkeerbaarheid) op basis van de uitbreidingsmethodologie. Vooralsnog kunnen er geen specifieke consequenties verbonden worden aan gebrekkige GBVB-aansluiting. Het kabinet heeft er voor gepleit om dit wel mogelijk te maken. Er is vooralsnog niet voldoende steun in de Raad om hiervoor de methodologie en de geldende onderhandelingsraamwerken aan te passen. Het kabinet zal hier dit najaar in zijn appreciatie over het jaarlijkse uitbreidingspakket van de Commissie bij stil staan.

Welke gesprekken heeft de Minister al eerder gevoerd om het GBVB een grotere rol te laten spelen waar het gaat om uitbreiding, zo vragen de leden.

3.

Antwoord van het kabinet

Naar aanleiding van de motie van de heer Van Wijngaarden2 c.s. heeft het kabinet de Commissie verzocht met voorstellen te komen op basis waarvan consequenties binnen het uitbreidingsproces verbonden kunnen worden aan gebrekkige aansluiting bij het GBVB. Naar aanleiding van de motie heeft Nederland hier ook toe opgeroepen tijdens de Raad Algemene Zaken van 13 december 20223. Het kabinet heeft op alle niveaus gesprekken gevoerd met de Commissie en andere EU-lidstaten om te pleiten voor een belangrijkere rol voor GBVB-aansluiting in het uitbreidingsproces. In gesprekken geeft de Commissie aan extra aandacht te zullen besteden aan GBVB-aansluiting van de kandidaat-lidstaten. Er is vooralsnog niet voldoende steun in de Raad om hiervoor de methodologie en de geldende onderhandelingsraamwerken aan te passen. Het kabinet zal hier dit najaar in zijn appreciatie over het jaarlijkse uitbreidingspakket van de Commissie bij stil staan.

De leden van de D66-fractie zijn voorstander van institutionele hervorming om te komen tot een democratischere en slagvaardigere unie. Kan de Minister meer uitweiden over het kabinetsstandpunt ten aanzien van de verschillende aspecten van institutionele hervorming?

4.

Antwoord van het kabinet

Het kabinet is het eens dat institutionele hervormingen de slagkracht van de EU kunnen versterken. Het kabinet wil opties binnen het kader van de huidige EU-verdragen benutten, zoals uitbreiden van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming (QMV-besluitvorming) in de Raad en het versterken van transparantie. Daarnaast denkt het kabinet na over de toekomstige architectuur van de EU. Dit is een groot vraagstuk, dat tijd en aandacht vergt en waarover het kabinet ook in dialoog zal treden met de Kamer. Het kabinet richt zich hierbij in ieder geval op de EU-instellingen, de bevoegdheden, de besluitvormingsprocedures, de fundamentele waarden en de democratische legitimiteit van de Unie.

Hoe kijkt hij aan tegen het aantal Eurocommissarissen?

5.

Antwoord van het kabinet

Het kabinet heeft nog geen standpunt ingenomen over de omvang van de toekomstige Europese Commissie. In algemene zin zet het kabinet in op effectieve EU-instellingen met zo beperkt mogelijke kosten.

En hoe kijkt de Minister naar hervorming van het toetredingsproces?

6.

Antwoord van het kabinet

Betreffende hervormingen van het toetredingsproces is het kabinet van mening dat de huidige uitbreidingsmethodologie, recentelijk herzien in 2020, volstaat. Wel dienen beginselen zoals conditionaliteit en omkeerbaarheid, zoals reeds verankerd in de methodologie, consequenter toegepast te worden. Het kabinet zal de mate waarin conditionaliteit en omkeerbaarheid gewaarborgd zijn ook meewegen in de appreciatie van eventuele voorstellen door de Commissie om specifieke onderdelen van de methodologie verder uit te werken.

Welke follow-up is er inmiddels door hem gegeven aan de aanbevelingen die uit de Conferentie over de Toekomst van Europa zijn gekomen, zo vragen de leden.

7.

Antwoord van het kabinet

De follow-up van de aanbevelingen uit de Conferentie over de Toekomst van Europa (CFE) is nog steeds gaande. Het werkprogramma 2023 van de Europese Commissie is voor 80% gebaseerd op de aanbevelingen uit de CFE. Recente voorstellen voor wetgeving op het gebied van energie, sancties, klimaat en gezondheid sluiten aan bij CFE-aanbevelingen. Verder spreekt de Raad over mogelijkheden om de door burgers gewenste effectiviteit van besluitvorming te vergroten, met name door uitbreiding van QMV-besluitvorming in de Raad. Het kabinet heeft zich aangesloten bij de Group of Friends die Duitsland startte om mogelijkheden voor QMV-besluitvorming op gebied van het GBVB nader te onderzoeken, en speelt daarin een actieve rol.

Voornoemde leden zijn zeer positief gestemd over het voornemen van de Minister om te pleiten voor het uitbannen van het veto. Unanimiteit is tot nu toe zeer remmend gebleken voor de Europese besluitvorming en schaadt daarmee de Europese slagvaardigheid op het wereldtoneel. Gekwalificeerde meerderheid (QMV) is derhalve een belangrijke innovatie voor een meer slagvaardige Unie. De leden vragen zich af hoe vaak het veto in de afgelopen tien jaar is ingezet. Kan de Minister een overzicht verschaffen van wanneer lidstaten in de afgelopen tien jaar een veto hebben gebruikt? En kan hij daarnaast een overzicht verschaffen van wanneer beleidskeuzes niet zijn gemaakt omdat een lidstaat dreigde met een veto, zo vragen de leden.

8.

Antwoord van het kabinet

Een dergelijk overzicht is niet beschikbaar.

De leden van de PVV-fractie lezen dat de Minister zegt dat hij voor beslissingen over civiele missies binnen het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensie Beleid van de EU voorstander is van het beslissen middels gekwalificeerde meerderheid. Welke civiele missies vinden er nu plaats?

9.

Antwoord van het kabinet

Er zijn op dit moment 13 civiele missies, namelijk:

  • 1. EU Advisory Mission in Iraq (EUAM Iraq)

  • 2. EU Advisory Mission in the Central African Republic (EUAM RCA)

  • 3. EU Advisory Mission for Civilian Security Sector Reform in Ukraine (EUAM Ukraine)

  • 4. EU Integrated Border Management Assistance Mission in Libya (EUBAM Libya)

  • 5. EU Border Assistance Mission for the Rafah Crossing Point (EUBAM Rafah)

  • 6. EU Capacity Building Mission in Mali (EUCAP Sahel Mali)

  • 7. EU Capacity Building Mission in Niger (EUCAP Sahel Niger)

  • 8. EU Capacity Building Mission in Somalia (EUCAP Somalia)

  • 9. EU Rule of Law Mission in Kosovo (EULEX Kosovo)

  • 10. EU Mission in Armenia (EUM Armenia)

  • 11. EU Monitoring Mission in Georgia (EUMM)

  • 12. EU Police and Rule of Law Mission for the occupied Palestinian territory (EUPOL COPPS)

  • 13. EU Partnership Mission in the Republic of Moldova (EUPM Moldova)

Nederland levert d.d. 16 juni een personele bijdrage aan de missies in Armenië, Georgië, Irak, Kosovo, Libië, Mali, Niger, Oekraïne, de Palestijnse Gebieden en Somalië.

Kan de Minister garanderen dat onder geen beding Nederlandse soldaten door de EU kunnen worden uitgezonden, zowel voor civiele als gevechtsmissies, zonder dat het Nederlands kabinet hier een veto over kan uitbrengen, zo vragen de leden.

10.

Antwoord van het kabinet

Ja. Besluitvorming over de inzet van militairen in EU verband blijft een nationale competentie en conform nationale besluitvormingsprocedures.

Voornoemde leden hebben er kennis van genomen dat de Minister zegt zich de komende jaren te willen inzetten om de Nederlandse burger meer bij de EU te betrekken, meer naar hen te luisteren en om draagvlak voor de EU te creëren, dit onder andere middels burgerdialogen. De leden van de PVV-fractie zijn reeds op de hoogte van twee formidabele burgerdialogen die recentelijk hebben plaatsgevonden; namelijk het referendum voor de EU en het referendum voor het associatie verdrag met Oekraïne. In beide gevallen had het kabinet naar de burger kunnen en moeten luisteren. Dit heeft ze niet gedaan. Is het luisteren naar de burger voor de Minister alleen interessant als het leidt tot meer EU, zo vragen de leden.

11.

Antwoord van het kabinet

Nee. Het kabinet hecht groot belang aan het betrekken van Nederlandse burgers bij de EU, onder meer door hen volledig en evenwichtig te informeren en open naar hen te luisteren.

De leden van de Volt-fractie vinden het onderwerp EU-hervormingen een zeer belangrijk onderwerp, gezien het democratisch tekort waar de EU momenteel in verkeert. Daarnaast is de EU té vaak niet in staat om afdoende te reageren op de uitdagingen van de moderne tijd, zoals de groene transitie, de snelle ontwikkeling van nieuwe technologieën en groeiende ongelijkheid in de samenleving. Het is daarom zeer belangrijk om hervormingen op EU-niveau door te voeren zodat de EU een daadkrachtiger actor wordt in de wereld en weer dichter bij de burger staat. Dit hebben een overweldigend aantal Europese burgers ook aangegeven in de Conferentie voor de Toekomst van Europa. Gezien het belang van dit onderwerp verbazen de leden zich erover dat de Minister niet deelneemt aan deze Raad, maar in plaats daarvan de Directeur-Generaal (DG) Europese Samenwerking Nederland zal vertegenwoordigen. Waarom is de Minister van Buitenlandse Zaken niet aanwezig op deze Raad? Sturen andere Europese landen ook een DG als vertegenwoordiger? Welk signaal stuurt Nederland met het afvaardigen van een DG in plaats van het kabinet op het moment dat er over EU-hervorming gesproken wordt, zo vragen de leden.

12.

Antwoord van het kabinet

De Minister van Buitenlandse Zaken is verhinderd om deel te nemen aan de informele Raad Algemene Zaken (RAZ) van 21 en 22 juni, omdat hij het Koninklijk Paar zal begeleiden bij het staatsbezoek aan België.4 Bij verhindering van bewindspersonen gelden de vervangingsafspraken die het kabinet hierover heeft gemaakt. Ook in andere lidstaten is het gebruikelijk dat een bewindspersoon bij verhindering van deelname aan een Raad vervangen wordt door een Directeur-Generaal of een Permanent Vertegenwoordiger bij de Europese Unie. Tijdens de informele RAZ zullen geen conclusies worden aangenomen en is geen besluitvorming voorzien.

De Minister verwijst in de geannoteerde agenda naar de mogelijkheid van omkeerbaarheid in het toetredingsproces. In het geval van o.a. Hongarije blijken de EU-verdragen daartoe echter niet in staat. De rechtsstaatmechanismen blijken daarin vaak te zwak om een lidstaat ertoe te bewegen de rechtsstaat op orde te houden. Conditionaliteit is voor de leden dan ook een belangrijk element. Hoe wil de Minister deze conditionaliteit sterker verankeren in de EU-wetgeving?

13.

Antwoord van het kabinet

Het kabinet blijft zich, samen met gelijkgezinde lidstaten, hard maken voor de bescherming van de rechtsstaat in de EU. Het is voor Nederland van belang dat het gehele EU-rechtsstaatinstrumentarium zo effectief mogelijk wordt ingezet om rechtsstaatsproblematiek te voorkomen, te signaleren, en waar nodig aan te pakken. Het kabinet steunt de Commissie in haar rol als hoedster van de Verdragen en roept haar op deze rol daadkrachtig te vervullen. De prioriteit van het kabinet ligt om die reden bij de zo effectief mogelijke toepassing van het EU-rechtsstaatinstrumentarium. Zoals ook genoemd in de geannoteerde agenda voor de informele Raad Algemene Zaken van 21 en 22 juni aanstaande blijft het kabinet in algemene zin nadenken over de vraag hoe de effectiviteit van het bestaande instrumentarium kan worden vergroot en eventueel verder kan worden ontwikkeld.

Wat bedoelt hij met omkeerbaarheid? Welke EU-hervormingen zijn hiervoor nodig? Zijn er meer lidstaten die dit wenselijk achten? Welke criteria moeten worden gesteld aan omkeerbaarheid van het EU-lidmaatschap? Hoe zou dit volgens de Minister vorm moeten krijgen, zo vragen de leden.

14.

Antwoord van het kabinet

Zie het antwoord op vraag 13. Het kabinet blijft ook inzetten op betere toepassing van omkeerbaarheid en conditionaliteit in het kader van het toetredingsproces om te garanderen dat toekomstige lidstaten een stevig democratisch en rechtsstatelijk fundament hebben. Beide beginselen zijn reeds verankerd in de huidige uitbreidingsmethodologie die stamt uit 2020. Het toetredingsproces kan getemporiseerd/omgekeerd worden bij gebrek aan voortgang op de onderwerpen vallend onder de rechtsstaathoofdstukken 23 en 24. Ook kunnen «benchmarks» binnen die hoofdstukken tussentijds aangepast worden. Verder kunnen reeds afgesloten onderhandelingen op bepaalde hoofdstukken weer heropend worden wanneer er sprake is van terugval. Het kabinet vindt het positief dat deze beginselen verankerd zijn in de uitbreidingsmethodologie maar is van mening dat beide beginselen in de praktijk consequenter toegepast dienen te worden, en roept de Commissie hiertoe ook op.

De leden van de Volt-fractie zijn verheugd te lezen dat Nederland zich actief inzet voor meer transparantie binnen de Europese Raad en het EU-besluitvormingsproces. Hoe staat het inmiddels met het Electronic Access to European Commission Documents (EASE) IT-systeem? Worden daarin ook Raadsdocumenten opgenomen? Hoe bepleit Nederland dit actief?

15.

Antwoord van het kabinet

Het Electronic Acces to European Commission Documents (EASE) IT-systeem is in beheer van de Europese Commissie en heeft als doel om inzageverzoeken tot documenten van de Commissie te vergemakkelijken. De Raad en het Europees Parlement hebben ook eigen databases waarin zij documenten publiceren en ook eigen IT-systemen om inzageverzoeken tot documenten van respectievelijk Raad en het EP af te handelen.

Tevens wordt er door de instellingen gewerkt aan een inter-institutionele wetgevingsdatabase (Joint Legislative Portal) die als doel heeft documenten van deze verschillende databases op een overzichtelijke manier samen te brengen. De Commissie heeft aangegeven dat de huidige verwachting is dat de eerste versie van deze inter-institutionele wetgevingsdatabase eind 2023 voor het publiek beschikbaar is.5 Het kabinet ziet dit als een positieve ontwikkeling en blijft zich inzetten voor de totstandkoming van deze inter-institutionele wetgevingsdatabase.

Waarom zet Nederland in Europees verband voornamelijk in op het herzien van de limité-richtsnoeren in de triloogfasen? Veel van de besluitvorming vindt immers plaats in COREPER I en COREPER II.

16.

Antwoord van het kabinet

Het kabinet blijft zich op meerdere punten inzetten om de transparantie van het EU-besluitvormingsproces te verbeteren.6 De door Nederland beoogde herziening van de Limité-richtsnoeren houdt in dat Raadsdocumenten niet onnodig een Limité-markering krijgen en dat de bestaande Limité-markering van documenten regelmatiger herzien wordt, zodat een Limité-markering tijdiger wordt opgeheven wanneer de vertrouwelijke status van stukken niet langer gerechtvaardigd is. Dit moet ertoe leiden dat meer Raadsdocumenten sneller openbaar zijn. Deze inzet is ook gericht op documenten voorafgaande aan de triloogfase.

Daarnaast vindt veel beïnvloeding vooraf plaats waar de Europese Commissie in gesprek gaat met lidstaten parallel aan de consultatiefase van wetsvoorstellen, of zelfs daarvoor. Hoe wil de Minister garanderen dat hier ook democratische invloed mogelijk is vanuit de Tweede Kamer, maar ook vanuit de samenleving als geheel, zo vragen de leden.

17.

Antwoord van het kabinet

Het kabinet zet zich actief in voor een goede EU-informatievoorziening aan uw Kamer. In de afgelopen decennia zijn uitgebreide afspraken gemaakt over EU-informatievoorziening7 in verschillende moties, toezeggingen en Kamerbrieven. Het kabinet werkt aan de Wet EU-informatievoorziening Staten-Generaal («Europawet») waarin het beoogt de informatiepositie van de Kamer met betrekking tot EU-aangelegenheden te bestendigen en daarmee te verstevigen. Op deze wijze zorgt het kabinet er actief voor dat de Kamer de democratische controle op het kabinetsstandpunt en de invloed op EU-besluitvorming kan uitvoeren. Naast een actief EU-transparantiebeleid vanuit de Raad zet het kabinet in op intensivering van de communicatie over de EU richting de burger, en verbetering van de betrokkenheid van de burger bij de EU.8

Daarnaast zijn voornoemde leden verbaasd dat de Minister niet ingaat op de invloed van lobby op het EU-besluitvormingsproces. Zo zagen we recent in het zogenaamde Qatargate hoe Europese Parlementsleden direct beïnvloed werden. Daarop kwam de Europese Commissie recent (3 mei) met een richtlijn en mededeling ter bestrijding van corruptie binnen de EU. Het gebrek aan transparantie van lobby in de Raad is echter een bekend fenomeen. Zo heeft de Raad als enige instelling geen duidelijk lobby- en transparantieregister, ook omdat lobby van de Raad grotendeels gebeurd door links met nationale administraties. De Raad kan echter wel deelnemen aan het transparantieregister, waarin lobbygroepen geregistreerd moeten worden, zich moeten houden aan een gedragscode en transparant moeten welke belangen zijn voorstaan, alsook de bronnen van financiering transparant te maken. Dit draagt bij aan het inzichtelijk maken van de verschillende invloeden op besluitvorming op Europees niveau. Is de Minister bereid hier Europees voor te pleiten en in de brainstormsessie dit ook op te brengen als een belangrijk punt voor Nederland?

18.

Antwoord van het kabinet

Ook de Raad neemt deel aan het verplichte transparantieregister. Dit is eind 2020 in een politiek akkoord tussen de drie instellingen vastgelegd en daarna middels een inter-institutioneel akkoord (IIA) op 20 mei 2021 officieel in werking getreden.9 Nederland zal tijdens de informele RAZ het belang van transparantie in het algemeen onderstrepen.

Is hij bereid om hieraan ook acties te verbinden in Nederland zelf, bijvoorbeeld door het invoeren van een lobbyregister op nationaal niveau?

19.

Antwoord van het kabinet

Het kabinet zet in op meer transparantie van de openbare agenda’s van bewindspersonen en de lobbyparagraaf in memories van toelichting bij wetsvoorstellen. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de achterliggende gedachte van een lobbyregister, namelijk transparantie over contacten tussen bewindspersonen en derden, en verantwoording over wat met de input van derden is gedaan. Dit sluit aan bij aanbevelingen in recent onderzoek naar de mogelijke invoering van een lobbyregister.10 Begin 2024 zal worden geëvalueerd of de maatregelen die het kabinet voorstelt tot voldoende verbetering hebben geleid. Als dat niet het geval blijkt, zal alsnog een traject worden gestart om te komen tot een lobbyregister.

Zal Nederland in dat kader ook de aanbevelingen van de Groep van de Staten tegen Corruptie (GRECO) overnemen, zo vragen de leden.

20.

Antwoord van het kabinet

De vierde aanbeveling van GRECO gaat over het stellen van regels en richtsnoeren over de omgang van bewindspersonen met derden, en vergroting van de transparantie over de contacten en besproken onderwerpen.11 Het kabinet heeft op verschillende manieren uitvoering gegeven aan de aanbeveling van GRECO. Onlangs is de gedragscode integriteit voor bewindspersonen bijvoorbeeld gepubliceerd, waarin gedragsregels voor bewindspersonen zijn opgenomen.12 Zoals aangegeven in het antwoord op de vorige vraag is er tevens recent onderzoek gedaan naar implementatie van een lobbyregister voor bewindspersonen in Nederland.13

De aan het woord zijnde leden missen in de onderwerpen ook de bredere reflectie op de rol van de EU in de wereld. Een sterke, geloofwaardige en daadkrachtige EU spreekt wereldwijd met één stem. Het voorstel voor het gebruiken van QMV op het terrein van sancties, civiele GVDB missies en mensenrechtenverklaringen is daarom voor Volt een belangrijke eerste stap. Toch is dit niet voldoende. Is de Minister het met de leden eens dat stemmen volgens gekwalificeerde meerderheid op alle vlakken van het GBVB zouden moeten gelden? Zo nee, waarom niet?

21.

Antwoord van het kabinet

In het regeerakkoord zijn drie deelterreinen van het GBVB opgenomen waar Nederland stemmen volgens gekwalificeerde meerderheid zou willen, namelijk sancties, civiele missies en EU-mensenrechtenverklaringen. Het kabinet onderzoekt met gelijkgestemde landen of dit uit te breiden is naar andere onderdelen. Hiervoor ontbreekt momenteel politieke steun.

Hoe staat hij tegenover het zich door de EU laten vertegenwoordigen in multilaterale organisaties, zodat de EU-lidstaten met één stem kunnen spreken, zo vragen de leden.

22.

Antwoord van het kabinet

Het is niet alleen de ambitie van EU-lidstaten om met één stem te spreken in multilaterale fora en internationale organisaties; zij zijn ook verplicht om de standpunten van de Unie daar te verdedigen en om hun optreden daar te coördineren (artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie). De EU spreekt momenteel al geregeld met één stem in internationale organisaties en multilaterale fora. Of de EU in een specifiek geval met één stem spreekt hangt af van het onderwerp waarover in de internationale organisatie gesproken wordt en de status van de EU bij deze internationale organisatie. Als de EU exclusief bevoegd is ten aanzien van het onderwerp waarover gesproken wordt, is een Uniestandpunt nodig voor gezamenlijk optreden. Wanneer de EU en de lidstaten gezamenlijk bevoegd zijn, zoals op het gebied van het GBVB het geval is, dan kan een gezamenlijk standpunt van de lidstaten en de EU overeengekomen worden. Lukt dat niet, dan treden beiden op voor hun eigen bevoegdheden. Daarbij moeten zowel de EU, als de lidstaten rekening houden met het beginsel van loyale samenwerking, wat betekent dat zij elkaars optreden niet mogen doorkruisen. Wie het standpunt in een concreet geval namens de EU inbrengt, is afhankelijk van de regels van de internationale organisatie en de status die de Unie heeft bij de desbetreffende organisatie. Bij sommige organisaties, zoals de WTO en de FAO, is de EU volwaardig lid en kan dus door de EU worden opgetreden. In andere gevallen heeft de EU enkel waarnemersstatus, zoals bij de International Maritime Organization (IMO), World Health Organization (WHO) en International Labor Organization (ILO), of geen enkele status, zoals bij de Wereldbank. Wanneer de EU door het gebrek aan status zijn externe bevoegdheden niet kan uitoefenen, kan de EU het Voorzitterschap van de Raad, een andere EU-lidstaat of de lidstaten tezamen machtigen om haar bevoegdheden uit te oefenen. Zij handelen dan in het belang van de Unie.

De leden van de Volt-fractie zijn daarnaast van mening dat ook op andere beleidsterreinen de passerelle clausules in werking zouden moeten treden, zoals op het gebied van belastingen, financiering en de sociale pilaar. Is de Minister dit met de leden eens? Hoe gaat hij hier in Europa voor pleiten?

23.

Antwoord van het kabinet

Het kabinet deelt de mening dat het gebruik van passerelles op andere beleidsterreinen dan het GBVB moet worden onderzocht en verkent dit ook. Het kabinet verwacht dat het Spaanse voorzitterschap de verkenning van passerelle-mogelijkheden zal agenderen.

Volgt Nederland hierin de ontwikkelingen van het Europees Parlement en hoe staat de Minister tegenover de standpunten die daar ingenomen worden, zo vragen de leden.

24.

Antwoord van het kabinet

Het kabinet volgt de ontwikkelingen en standpunten in het Europees Parlement. Enkele daarvan stroken met het kabinetsstandpunt, zoals het gebruik van een passerelle voor bepaalde aspecten van het GBVB.

Daarnaast missen voornoemde leden een reflectie op de mogelijkheid tot het herzien van de Europese verdragen. Het is positief dat het kabinet nieuwe burgerdialogen zal organiseren in 2023 en 2024, maar hoe geeft Nederland uitvoering aan de uitkomsten van de Conferentie over de Toekomst van Europa?

25.

Antwoord van het kabinet

De follow-up van de aanbevelingen uit de Conferentie over de Toekomst van Europa (CFE) is nog steeds gaande, zie hiervoor ook het antwoord op vraag 7.

Zo riep Europese Commissievoorzitter Ursula von der Leyen in de State of the European Union speech op tot het organiseren van een European Convention. Is de Minister bereid deze oproep over te nemen als Nederlands standpunt en niet alleen de mogelijkheden voor verdragsverandering te onderzoeken, maar op basis van de aanbevelingen van de Conferentie actief uit te dragen en promoten in Europees verband?

26.

Antwoord van het kabinet

Het kabinet acht de tijd niet rijp voor een verdragswijziging en het bijeenroepen van een Conventie daartoe. Het kabinet en een meerderheid van de lidstaten geven prioriteit aan de aanbevelingen volgende uit de Conferentie over de Toekomst van Europa die op korte termijn (zonder gewone verdragswijzigingsprocedure) gerealiseerd kunnen worden, waaronder het gebruik van passerelles om besluitvorming in de Raad te vergemakkelijken. Het kabinet blijft open staan voor verdragswijziging, mits dit in het Europees en Nederlands belang is.

Zal Nederland in dat verband ook actief pleiten voor het initiatiefrecht van het Europees Parlement, zo vragen de leden.

27.

Antwoord van het kabinet

In de huidige verdragen ligt het initiatiefrecht exclusief bij de Europese Commissie, welomschreven uitzonderingen daargelaten. Een initiatiefrecht voor het Europees Parlement heeft gevolgen voor de institutionele balans tussen de EU-instellingen en voor de gewone wetgevingsprocedure14 en zou verdragswijziging vergen. Het kabinet moet de gevolgen hiervan goed in kaart brengen alvorens het hierover een positie kan innemen.

Overigens heeft het Europees Parlement al de mogelijkheid om de Commissie te verzoeken met passende voorstellen te komen.15 Indien de Commissie daarop geen voorstel indient, deelt zij de redenen daarvoor aan het Europees Parlement mee. Dit kan gezien worden als een «indirect» recht van initiatief. Het kabinet hecht aan transparantie over het gebruik van dit recht.

De aan het woord zijnde leden lezen dat de prioriteit van het kabinet ligt bij het zo volledig en adequaat mogelijk toepassen van de beschikbare instrumenten voor het beschermen van de rechtsstaat in EU-lidstaten. Het laatste instrument, de rechtsstaatverordening van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) is in de afgelopen jaren van toepassing geweest op Hongarije en Polen. Toch zien we daar geen tot minimale verbetering optreden ten aanzien van de rechtsstaat. Acht de Minister de bestaande argumenten voldoende om hier een verschil te maken? En zo ja, hoe zal dan gegarandeerd worden dat Hongarije en Polen dit keer wél bewogen worden om de nodige hervormingen door te voeren? En zo nee, welke andere instrumenten zouden volgens hem nodig zijn om dit effect wel te bereiken?

28.

Antwoord van het kabinet

Voor een toelichting over de stand van zaken rondom de toepassing van de MFK-rechtsstaatsverordening (niet ingezet in Polen), alsook over overige financiële EU-rechtsstaatinstrumenten die zijn toegepast op Hongarije en de Nederlandse positie ter zake verwijst het kabinet naar de Kamerbrief van 13 juni jl. Voor een toelichting bij een aantal recente rechtsstaatsontwikkelingen in Polen en Hongarije verwijst het kabinet naar de geannoteerde agenda16 en het verslag17 van de Raad Algemene Zaken van 30 mei jl. over de Artikel 7 hoorzittingen. Voor een toelichting bij de inzet van het kabinet ten aanzien van het EU-rechtsstaatsinstrumentarium verwijst het kabinet naar de Staat van de Unie 2023.18

Zou de Minister er bijvoorbeeld voorstander van zijn om nog strengere bepalingen op te nemen in het MFK?

29.

Antwoord van het kabinet

Voor de beantwoording van deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 13.

Daarnaast zal Hongarije in de tweede helft van 2024 voorzitter worden van de Raad, in een cruciale periode waar de onderhandelingen van het budget zullen plaatsvinden. Gezien dat Hongarije in de laatste onderhandelingen lange tijd de mogelijkheid tot een akkoord tegenhield omwille van de rechtsstaatverordening, vindt de Minister het integer dat een lidstaat die de rechtsstaat op deze manier schendt de onderhandelingen over het MFK mag overzien?

30.

Antwoord van het kabinet

Voor een toelichting bij de kabinetspositie ten aanzien van het Hongaarse EU-voorzitterschap verwijst het kabinet naar de beantwoording van de Kamervragen over het bericht «Germany unsure if Orbán fit to be «EU president»» die is verstuurd op 14 juni jl.19

Steunt de Minister de oproep van een groot deel van deze Kamer dat Hongarije het voorzitterschap niet zou mogen overnemen alvorens zij de relevante hervormingen hebben doorgevoerd om de rechtsstaat te beschermen? Welke stappen zal hij zetten om dit te bewerkstellingen, zo vragen de leden.

31.

Antwoord van het kabinet

Voor een toelichting bij de kabinetspositie ten aanzien van het Hongaarse EU-voorzitterschap verwijst het kabinet naar de beantwoording van de Kamervragen over het bericht «Germany unsure if Orbán fit to be «EU president»» verstuurd op 14 juni jl.20

De leden van de Volt-fractie delen de mening van het kabinet dat de grote geopolitieke uitdagingen vragen om een eensgezinde en daadkrachtige Unie, met economisch sterke lidstaten. Dit vergt echter ook dat lidstaten niet met elkaar concurreren, maar ondersteunen waar nodig. De voorgestelde staatssteunversoepelingen in het kader van de Inflation Reduction Act (IRA) bereiken daarmee het tegenovergestelde, waarbij de meer welvarende lidstaten hun economie makkelijker kunnen ondersteunen dan andere lidstaten, waardoor de onderlinge ongelijkheid verder zal groeien. Als Europa hebben we de consequenties van dergelijke ongelijkheid duidelijk kunnen ervaren in de nasleep van de financiële crisis van 2008, waar lidstaten als Griekenland, Italië, Spanje en Portugal nog steeds de problemen van ondervinden. Het aangaan van gezamenlijke Europese leningen, waarbij Europa samen garant staan, zorgt dat deze ongelijkheid ondervangen wordt en lidstaten evenredig kunnen investeren in hun economie. Deze leden pleiten daarom al langer voor het integreren van extra financieringen van het MFK via gezamenlijke leningen. Deelt de Minister het standpunt dat gezamenlijke leningen de ongelijkheid tussen Europese economieën kan verkleinen?

32.

Antwoord van het kabinet

Zoals aangegeven in de brief van de Minister van Financiën van 14 april jl. met opvolging van het plenair debat over de toekomst van de euro (van 9 maart 2023) is het kabinet geen voorstander van de uitgifte van gemeenschappelijke schuld voor nieuwe permanente Europese fondsen.21 Het is niet wenselijk om Europese beleidsuitgaven via schulduitgifte te financieren. De in het EU-werkingsverdrag overeengekomen principes dat de ontvangsten en uitgaven van de EU-begroting in evenwicht moeten zijn en dat de begroting onverminderd overige ontvangsten volledig uit eigen middelen gefinancierd wordt, zijn voor het kabinet leidend. Diverse andere maatregelen kunnen bijdragen aan het bevorderen van opwaartse economische convergentie tussen lidstaten. Voorbeelden zijn versterkte Europese coördinatie om verstandig economisch en budgettair beleid te stimuleren (middels het Europees Semester en het SGP), een verdere verdieping van de interne markt (inclusief de kapitaalmarkt en de bankenunie) en een inzet van de EU-begroting gericht op collectieve goederen met externe en grensoverschrijdende effecten.

Zo nee, kan hij aangeven hoe bij het versoepelen van staatssteun de ongelijkheid tussen EU-lidstaten zoveel mogelijk voorkomen zal worden? Welke garanties heeft de Minister dat de ongelijkheid tussen EU-lidstaten niet verder zal groeien als gevolg van staatssteunversoepeling, zo vragen de leden.

33.

Antwoord van het kabinet

Staatssteun is op basis van het VWEU in beginsel verboden omdat hiermee de mededinging op de interne markt kan worden verstoord. In het VWEU is echter ook een aantal gronden opgenomen op basis waarvan staatssteun verenigbaar is met de interne markt. De Commissie is exclusief bevoegd om hier nadere invulling aan te geven (middels steunkaders), waarbij altijd de voor- en nadelen (onder andere voor het gelijk speelveld) tegen elkaar dienen te worden afgewogen (de zogenaamde balancing test). Daarbij zet het kabinet zich er actief voor in dat aanpassingen van de staatssteunkaders goede waarborgen voor het gelijke speelveld hebben, zodat deze niet leiden tot ongelijkheid tussen EU-lidstaten.

Deze leden verbazen zich erover dat de Minister de discussie over de EU eigen middelen niet benoemd als onderdeel van de discussie over het budget, terwijl deze een voorwaarde waren voor het Europees Parlement om in te stemmen met het MFK in de vorige cyclus. Hoe staat de Minister tegenover de aanbevelingen uit het rapport van het Europees Parlement dat in mei werd aangenomen en dat nieuwe voorstellen doet voor eigen middelen voor de EU?

34.

Antwoord van het kabinet

Het kabinet heeft kennisgenomen van de aanbevelingen van het Europees Parlement. De verwachting is dat de Europese Commissie gelijktijdig met een voorstel voor een tussentijdse evaluatie van het MFK ook een voorstel zal presenteren voor (nieuwe) eigen middelen. Hiermee geeft de Commissie uitvoering aan de routekaart die de instellingen hierover bij het MFK-akkoord in 2020 zijn overeengekomen. Het kabinet beschouwt de aankomende tussentijdse MFK-evaluatie en de discussie over nieuwe eigen middelen als gescheiden trajecten. Het kabinet zal voorstellen voor nieuwe eigen middelen op hun eigen merites beoordelen. Daarbij wordt o.a. gekeken naar het effect op de Nederlandse afdrachten aan de EU, de stabiliteit van de grondslagen, de uitvoerbaarheid en het effect op de voorspelbaarheid van de nationale afdracht.

Door de stijgende rente nemen de financieringskosten voor het doen van toekomstgerichte investeringen in rap tempo toe. De leden verwijzen daarbij o.a. naar het volgende artikel uit het Financieel Dagblad, d.d. 14 juni 2023.22 Dit brengt niet alleen voor Nederland, maar voor de gehele eurozone het realiseren van de ambities op het gebied van met name de klimaattransitie in gevaar. De leden vragen zich af of het kabinet in dit licht kan reflecteren op de voorgenomen herziening van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Op welke manier waarborgt de herziening van het SGP volgens de Minister dat enerzijds overmatige fragmentatie tussen lidstaten (de verschillen in rentestanden) en anderzijds voldoende investeringen op het gebied van klimaattransitie tegengegaan worden?

35.

Antwoord van het kabinet

Een sterke EU-economie bestaat uit sterke lidstaten. Het doel van de herziening is te komen tot ambitieuze afspraken die leiden tot schuldhoudbaarheid en een daadwerkelijke versterking van de economieën van de lidstaten. Om dat doel in de toekomst beter te kunnen bereiken stelt de Commissie voor om in deze herziening het raamwerk te versimpelen, nationaal eigenaarschap van lidstaten te bevorderen, hervormingen en investeringen te stimuleren en handhaving te versterken. De Commissie richt zich hierbij op de middellange termijn en schuldhoudbaarheidsrisico’s van lidstaten. Voor het kabinet is, naast schuldafbouw en versterking van de handhaving, de bevordering van economische convergentie een belangrijk uitgangspunt voor de herziening. Juist als de lidstaten met hoge schulden deze terugbrengen en als zij tegelijkertijd hervormingen doorvoeren en investeringen doen die de economie versterken, waaronder investeringen in de klimaattransitie, zal het verschil in rentestanden afnemen.

Deze leden zien met de beoogde herziening van het SGP dat hier namelijk niet voldoende prikkels voor ontstaan, zeker niet tegen de achtergrond van de zogenaamde climate investment gap. Kan de Minister garanderen dat dit financieringsgat voor het behalen van de klimaatdoelen van 2030 gedicht wordt met de voorgenomen herziening van het SGP? Zo ja, graag een toelichting. Zo nee, welke aanvullende maatregelen acht de Minister noodzakelijk? En is er zicht op realisatie van die maatregelen?

36.

Antwoord van het kabinet

Het doel van de herziening van het begrotingsraamwerk is het waarborgen van schuldhoudbaarheid en het versterken van de economieën van de lidstaten. Het kabinet vindt het positief dat lidstaten meerjarenplannen opstellen voor hun begrotingsbeleid, structurele hervormingen en investeringen. Hierdoor ligt er, naast budgettaire maatregelen, een grotere focus op het verbeteren van schuldhoudbaarheid middels verhoogde economische groei. Het raamwerk bevat een prikkel voor het opnemen van een specifieke set hervormingen en investeringen, omdat lidstaten op basis hiervan meer tijd kunnen krijgen voor de benodigde budgettaire aanpassingen. Dit draagt daarmee ook bij aan het adresseren van gemeenschappelijke Europese uitdagingen zoals de groene transitie. De flexibiliteit die het voorstel biedt voor lidstaten is naar mening van het kabinet voldoende om dergelijke ambities in de nationale meerjarenplannen in te passen.

Deze leden van beogen een meer gecentraliseerde aanpak van bijvoorbeeld de klimaattransitie, door middel van pan-Europese investeringsfondsen en een groter EU-budget. Kan de Minister hierop reflecteren, zo vragen de leden.

37.

Antwoord van het kabinet

Het kabinet is geen voorstander van nieuwe fondsen en merkt op dat een substantieel aandeel van de EU-begroting en het herstelinstrument (NGEU) al gericht is op de klimaattransitie. Afgesproken is dat ten minste 30% van de uitgaven onder het MFK en NGEU gezamenlijk moeten bijdragen aan de klimaatdoelstellingen voor 2030 en 2050. Uitgaven uit het herstelfonds (RRF) moeten voor 37% bijdragen aan klimaat.

Mondelinge updates Oekraïne, Moldavië en Georgië

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Commissie naar verwachting in oktober 2023 formele voortgangsrapportages zal publiceren, als onderdeel van haar jaarlijkse mededeling over het EU-uitbreidingsbeleid. Terwijl Georgië formeel geen kandidaat-lidstaat is, zal dit land toch worden behandeld in de voortgangsrapportages. Georgië zal de status van kandidaat-lidstaat verkrijgen na o.a. hervormingen die polarisatie en oligarchsering in de Georgische samenleving tegen moeten gaan. Ook moeten er hervormingen worden geïmplementeerd die de (rechts)staat, overheidsinstituten en de democratie in algemene zin beter moeten laten functioneren. Wanneer zal de Europese Raad weer een beslissing maken over de eventuele kandidaat-status van Georgië?

38.

Antwoord van het kabinet

De Europese Raad (ER) erkende het Europees perspectief van Georgië in juni 202223. De ER bevestigde ook dat het bereid is om de status van kandidaat-lidstaat toe te kennen aan Georgië zodra de prioriteiten zoals uiteengezet in de opinie van de Commissie zijn aangepakt. Dit betekent dat Georgië een potentiële kandidaat-lidstaat is.

De jaarlijkse mededeling over het EU-uitbreidingsbeleid bevat de voortgangsrapporten van alle (potentiële) kandidaat-lidstaten, dus ook de rapporten over de landen die nog geen kandidaat-status hebben maar wel EU-perspectief. Dit jaar zullen er voor het eerst tien landenrapporten verschijnen (Albanië, Bosnië-Herzegovina, Georgië, Kosovo, Moldavië, Montenegro, Noord-Macedonië, Oekraïne, Servië, Turkije). De Raad besluit op basis van de voortgangsrapporten of er voldoende voortgang is geboekt om een volgende stap te zetten in het toetredingsproces. De eerste discussie hierover zal in het najaar plaatsvinden, nadat de formele rapporten zijn gepubliceerd.

In hoeverre acht de Minister de huidige Georgische regering in staat om eerder genoemde hervormingen uit te voeren?

39.

Antwoord van het kabinet

De door de Commissie in de opinie geïdentificeerde prioriteiten zijn in lijn met de boodschappen die zowel Nederland als de EU in de afgelopen periode heeft afgegeven in Georgië. Het kabinet deelt de mening van de Europese Commissie dat Georgië serieuze stappen moet zetten met implementatie van hervormingen om weer «back on track» te komen. Ook deelt het kabinet de conclusie van de Commissie dat het verlenen van kandidaat-lid-status voor Georgië alleen aan de orde is wanneer Georgië duurzame en tastbare vooruitgang heeft geboekt op de lijst van hervormingen die door de Commissie genoemd zijn als prioriteiten. Of de Georgische regering in staat en bereid is om deze hervormingen uit te voeren zal moeten blijken uit de formele voortgangsrapportage van de Commissie, als onderdeel van het reguliere uitbreidingspakket, dat gepubliceerd zal worden in het najaar.

Signaleert hij ook het mogelijke probleem dat de regeringspartij van Georgië op de achtergrond wordt geleid door een oligarch en daarnaast wetten dient in- en uit te voeren die Georgië moeten «de-oligarchiseren»?

40.

Antwoord van het kabinet

Eén van de twaalf aanbevelingen van de Commissie in haar opinie aangaande Georgië betreft het tonen van toewijding aan «de-oligarchisering», om de buitensporige invloed van oligarchen in de economie, politiek en het dagelijkse leven te beperken. Het kabinet onderschrijft deze aanbeveling en moedigt de Georgische autoriteiten aan om volledig uitvoering te geven aan alle hervormingsprioriteiten.

Kan de Minister schetsen welke stappen Georgië in een jaar tijd heeft gemaakt?

41.

Antwoord van het kabinet

De Georgische autoriteiten geven aan de benodigde hervormingen met prioriteit te implementeren. In het najaar zal de Commissie in haar formele voortgangsrapport een overzicht geven van de geboekte voortgang op alle prioriteiten uit de opinie. Dan zal het kabinet ook een appreciatie van de voortgang naar uw Kamer sturen. Tot die tijd zullen de EU en Nederland de Georgische autoriteiten aanmoedigen om volledig uitvoering te geven aan de twaalf hervormingsprioriteiten uit de opinie.

In hoeverre wordt er door de EU rekening gehouden met de nationale verkiezingen in Georgië in 2024?

42.

Antwoord van het kabinet

Het EU-toetredingsproces is een technisch en langdurig proces waarbij de (potentiële) kandidaat-lidstaat stap voor stap ingrijpende hervormingen moet uitvoeren. In het toetredingsproces wordt geen rekening gehouden met verkiezingen. Het proces is gebaseerd op merites en voortgang in het proces hangt af van de politieke wil van de autoriteiten om de hervormingen te implementeren, los van welke partij er aan de macht is.

En hoe wordt Russische beïnvloeding in Georgië in EU-verband strategisch tegengegaan, zo vragen de leden.

43.

Antwoord van het kabinet

De EU en Georgië ondertekenden in 2016 een Associatieakkoord, inclusief een DCFTA, en onderhouden in dat kader een reguliere politieke dialoog over verschillende onderwerpen. De EU is de grootste handelspartner en internationale donor van Georgië en steunt diens soevereiniteit en territoriale integriteit, onder andere via de EU Speciale Vertegenwoordiger voor de Zuidelijke Kaukasus, de EU Monitoring Mission (EUMM), en de Europese Vredesfaciliteit (EPF). In nauwe samenwerking met de Georgische overheid wordt middels de EUMM Georgië ondersteund om desinformatie campagnes tegen te gaan die door Rusland over de bezette gebieden van Abchazië en Zuid-Ossetië verspreid worden. Financiering uit de EPF aan de Georgische strijdkrachten draagt onder andere bij aan cyberveiligheid in Georgië om buitenlandse beïnvloeding te beperken. Met de East Stratcom Task Force treedt de Europese dienst voor Extern Optreden actief op tegen Russische desinformatie in de regio. Onder deze Task Force heeft de EU in het verleden een «EUvsDisinfo» conferentie in Georgië georganiseerd om de gevaren van desinformatie te bespreken.

De leden van de D66-fractie hechten grote waarde aan de hervormingsprioriteiten van Oekraïne, Moldavië en Georgië als kandidaat-lidstaten of potentiële kandidaat-lidstaten. Blijvende ondersteuning vanuit Nederland en de EU bij die hervormingen zijn van groot belang. De leden lezen in de brief van het kabinet dat de Nederlandse houding ten aanzien van uitbreiding op dit moment «strikt, fair en betrokken» is. De leden verwelkomen deze wijziging. Kan de Minister uiteenzetten hoe deze betrokkenheid van Nederland bij de hervormingen van de kandidaat-lidstaten in praktijk uitwerkt? Welke steun biedt Nederland hierbij, zo vragen de leden.

44.

Antwoord van het kabinet

Zowel de EU als Nederland ondersteunen Oekraïne, Moldavië en Georgië in de complexe hervormingen die deze landen moeten implementeren in het kader van het EU-toetredingsproces. De EU doet dit via programma’s gefinancierd vanuit het NDICI-instrument. Deze programma’s richten zich onder meer op goed bestuur, zoals het trainen van rechters, aanklagers en ombudsmannen, en het beschermen van rechten van burgers. Tevens ondersteunt Nederland deze nieuwe kandidaten en de kandidaat-lidstaten in de Westelijke Balkan via het MATRA programma op thema’s zoals rechtsstatelijkheid, economische stabiliteit, en het bevorderen van het maatschappelijk middenveld.

Voornoemde leden zijn zeer bezorgd over de ontwikkelingen in Georgië. Toenadering tot Rusland is een blijvende dreiging en moet voorkomen worden. Ondertussen lijkt er weinig progressie te zijn wat betreft de situatie in de door Rusland bezette gebieden in Georgië. Kan de Minister een duiding geven over de situatie in Georgië en de Kamer informeren over de ontwikkelingen en de Nederlandse inzet, zo vragen de leden.

45.

Antwoord van het kabinet

De recente ontwikkelingen in Georgië zoals de hervatting van rechtstreekse vluchten naar Rusland zijn zorgelijk en wijken af van EU buitenlands beleid. Dit geldt ook voor ontwikkelingen zoals het omstreden zogenaamde «Foreign Agent» wetsvoorstel, dat inmiddels ingetrokken is. Deze zorgen worden consequent en regelmatig proactief aangekaart bij de Georgische autoriteiten, op zowel politiek als hoogambtelijk bilateraal niveau, en in Europees verband. Tevens blijft Nederland EUMM steunen om «confidence-building» en «normalisation» met de Georgische bezette gebieden te bevorderen.

Tot slot maken de aan het woord zijnde leden zich ook ernstige zorgen over de ontwikkelingen in Servië. Weliswaar niet een van de lidstaten die nu mondeling besproken zal worden, maar wel een die zeer belangrijk is voor de stabiliteit in de ring om Europa. De leden hebben begrepen dat er op dit moment in het Servisch parlement een wet voor ligt, die het heel gemakkelijk maakt voor Russische burgers om het Servische burgerschap te krijgen. Dit betekent o.a. dat zij mee mogen stemmen in de Servische verkiezingen. Dit heeft grote gevolgen voor de invloed van Rusland in Servië. Kan de Minister een appreciatie geven van deze ontwikkelingen, en (eventueel gezamenlijk met zijn Europese collega’s) zich kritisch uitspreken over deze wet, zo vragen de leden.

46.

Antwoord van het kabinet

De behandeling van het betreffende wetsvoorstel is door het Servische parlement aangehouden. Het is nog onduidelijk of en zo ja, wanneer het voorstel in behandeling zal worden genomen. Voor een toelichting bij de kabinetspositie ten aanzien van het Servische wetsvoorstel verwijst het kabinet naar de beantwoording van de Kamervragen over het bericht «Serbia stalls plan to ease citizenship rules or Russians amid EU backlash?» verstuurd op 9 juni jl.24

Het kabinet verwelkomt de scherpe reactie van de Commissie en volgt de ontwikkelingen nauwlettend.

De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister kan aangeven waarom het hem een goed idee lijkt en zij dus voorstander is van het uitbreiden van de EU met in oorlog verwikkelde en corrupte landen? Welk voordeel heeft de Nederlandse burger hiervan, zo vragen de leden.

47.

Antwoord van het kabinet

Nederland ondersteunt het EU-perspectief van de landen in de Westelijke Balkan en de nieuwe (potentiële) kandidaat-lidstaten Oekraïne, Moldavië en Georgië. Het EU-uitbreidingsbeleid kan bijdragen aan de welvaart en stabiliteit in de regio op lange termijn, waardoor uitbreiding de EU uiteindelijk zal kunnen versterken. Daarbij is het belang van een goed functionerende rechtsstaat essentieel. Alle (potentiële) kandidaat-lidstaten, inclusief de nieuwe kandidaat-lidstaten waaronder Oekraïne, moeten voldoen aan alle strikte voorwaarden voordat zij kunnen toetreden. Een eventuele uitbreiding van de EU kan op die manier voordeel opleveren voor zowel de Unie als de (nieuwe) lidstaten.

Het lid van de BBB-fractie ziet in één van de toegekomen documenten staat dat op de Top in Stockholm gesproken zal worden over EU-hervormingen en over updates met betrekking tot Oekraïne, Georgië en Moldavië. Beide belangrijke onderwerpen. Bij de EU-hervormingen wordt gesproken over de uitbreiding van de Europese Unie. Het lid vindt het in de stukken overkomen alsof uitbreiding van de EU als een doel op zich wordt beschouwd en is van mening dat een land pas kan toetreden als die ook echt iets toe te voegen heeft aan de Unie en dat het geen doel op zich moet zijn. Is de Minister dit met de BBB eens, zo vraagt het lid.

48.

Antwoord van het kabinet

Ook voor het kabinet is uitbreiding van de EU geen doel op zich. Maar het kabinet is wel van mening dat het EU-uitbreidingsbeleid kan bijdragen aan de welvaart en stabiliteit in de regio op lange termijn, waardoor uitbreiding de EU uiteindelijk zal kunnen versterken. Daarbij is het belang van een goed functionerende rechtsstaat essentieel. Alle (potentiële) kandidaat-lidstaten moeten voldoen aan alle strikte voorwaarden voordat zij kunnen toetreden. Een eventuele uitbreiding van de EU kan op die manier voordeel opleveren voor zowel de Unie als de (nieuwe) lidstaten.


X Noot
1

Motie van het lid Van Wijngaarden over een migratiedialoog tussen de EU en kandidaat-lidstaten waarbij medewerking aan tegengaan van illegale migratie naar de EU een cruciaal onderdeel wordt van de toetsingscriteria voor de uitbreiding van de EU (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2566) en motie van het lid Van Wijngaarden c.s. over voor oktober 2023 met voorstellen komen op basis waarvan in het toetredingsproces met een kandidaat-lidstaat consequenties verbonden kunnen worden aan een gebrekkige aansluiting bij het Gemeenschappelijk Buitenlands -en Veiligheidsbeleid (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2565).

X Noot
2

Kamerstuk 21 501-02, nr. 2565.

X Noot
5

Zie hiervoor de beantwoording van een Parlementaire vraag in het Europees Parlement: https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/E-9-2022-002508-ASW_EN.html.

X Noot
6

Zie Kamerstuk 22 112, nr. 3244 en Kamerstuk 21 501-20, nr. 1741.

X Noot
7

Zie Kamerstuk 22 112, nr. 2898.

X Noot
8

Kamerstuk 35 403 G en Kamerstuk 35 982, nr. 8.

X Noot
11

Zie ook Kamerbrief over voortgangsinformatie 5e evaluatieronde GRECO | Kamerstuk 36 200 VII, nr. 155.

X Noot
12

Gedragscode bewindspersonen | Rapport | Bijlage bij Kamerstuk 28 844, nr. 251.

X Noot
13

Zie ook Kamerstuk 36 101, nr. 16.

X Noot
14

Zie artikel 289 en 294 VWEU.

X Noot
15

Zie artikel 225 VWEU.

X Noot
16

Geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 30 mei 2023, Kamerstuk 21 501-02, nr. 2661.

X Noot
17

Verslag Raad Algemene Zaken 30 mei 2023 | Publicatie | Kamerstuk 21 501-02, nr. 2668.

X Noot
18

Staat van de Unie 2023 | Bijlage bij Kamerstuk 36 259, nr. 1, p. 31.

X Noot
19

Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 2908.

X Noot
20

Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 2908.

X Noot
21

Kamerstuk 21 501-07, nr. 1943.

X Noot
23

Verslag van de Europese Raad, de Westelijke Balkantop en de Eurozonetop van 23 en 24 juni 2022 | Kamerstuk 21 501-20, nr. 1824.

X Noot
24

Aanhangsel Handelingen II 2022/23, nr. 2853.

Naar boven