21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2348 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 26 mei 2021

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 3 mei 2021 over de geannoteerde agenda voor de informele Raad Algemene Zaken van 17 mei 2021 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2327).

De vragen en opmerkingen zijn op 11 mei 2021 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 17 mei 2021 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Belhaj

De griffier van de commissie, Buisman

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Algemeen

De leden van de VVD-fractie danken het kabinet voor de geannoteerde agenda ten behoeve van de informele Raad Algemene Zaken van 17 mei 2021. De leden hebben hier met interesse kennis van genomen en hebben op onderdelen een aantal aanvullende vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de informele Raad Algemene Zaken van 17 mei 2021. Deze leden hebben nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de informele Raad Algemene Zaken van 17 mei 2021. Deze leden hebben nog enkele vragen daarover.

De leden van de SP fractie hebben de agenda voor de informele Raad Algemene Zaken van 17 mei gelezen en hebben hier nog een aantal vragen over.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de informele Raad Algemene Zaken van 17 mei 2021. Deze leden hebben nog enkele vragen daarover.

De leden van de fractie van Volt hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de informele Raad Algemene Zaken van 17 mei 2021. Deze leden hebben nog enkele vragen daarover.

Ultraperifere gebieden van de Europese Unie

Ultraperifere gebieden zijn niet hetzelfde als de landen en gebieden overzee (LGO’s). De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet in hoeverre de LGO’s wel ter sprake komen en op welke manier de Nederlandse LGO’s kunnen profiteren van een nieuwe strategie op de Ultraperifere gebieden? De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet nog eens toe te lichten wat het verschil is tussen de LGO’s en de Ultraperifere gebieden en in welke mate de definities aangepast kunnen worden. Tevens vragen de leden van de CDA-fractie wat het kabinet zal inbrengen op dit agendapunt aangezien dat niet duidelijk blijkt uit de geannoteerde agenda. Deze leden vragen het kabinet wanneer het gaat om de steun aan deze gebieden in de strijd tegen de pandemie hij zal inbrengen dat ook de LGO’s worden betrokken in de steun uit de Europese Unie.

1. Antwoord van het kabinet

Naar verwachting zal de bespreking zich toespitsen op de ultraperifere gebieden (UPG), de uitdagingen waar zij voor staan en de lessen die daaruit te trekken zijn als EU en als lidstaat op terrein van onder andere economische aanpassing en diversificatie, vergrijzing en klimaatverandering. Daarbij dient opgemerkt dat UPG en LGO veelal staan voor dezelfde problemen en uitdagingen als Small Island Developing States.

De UPG-status houdt in dat het volledig EU-acquis van toepassing is, met slechts enkele bijzondere uitzonderingen. Voor de LGOs geldt een bijzondere associatieregeling die is opgenomen in deel 4 VWEU, art. 198–204. De bijzondere associatieregeling betekent dat de EU-verdragen om die reden niet van toepassing zijn op de LGOs. Het EU-acquis is dus maar beperkt van toepassing. Het doel van de associatie is de bevordering van economische en sociale ontwikkeling van de gebieden en het vestigen van een nauwe economische band met de Unie. Deze LGO- en UPG-definities liggen vast in de verdragen. Wel is het mogelijk om van status te veranderen, zie daarvoor antwoord 2.

Het kabinet zal tijdens dit agendaonderwerp de link leggen met LGO, die weliswaar een andere status hebben, maar van vergelijkbaar strategisch belang zijn voor de EU en vergelijkbare uitdagingen kennen. En daarbij het belang benadrukken om voldoende aandacht te geven aan de EU-LGO-relatie. Het EU LGO besluit van 20131 regelt de relatie tussen de EU en de Landen en Gebieden Overzee. De afgelopen tijd is gewerkt aan een herzien EU LGO Raadsbesluit, dat nu ook ziet op de relatie van de EU met Groenland. Hierover kwam uw Kamer op 20 juli 2018 een BNC-fiche toe (Kamerstuk 22 112, nr. 2670). In 2019 werd door Coreper reeds een «Gedeeltelijke Algemene Oriëntatie» overeengekomen, in afwachting van de afronding van de algehele MFK-onderhandelingen en de verordening over het Instrument voor het Nabuurschap, Ontwikkeling en Internationale Samenwerking (NDICI). Nu deze onderhandelingen zijn afgerond, wordt gewerkt aan afronding van het EU Groenland LGO besluit. Dit zal de komende maanden gebeuren. Er is in de periode 2021–2027 EUR 500 miljoen (in lopende prijzen) beschikbaar voor de relatie met de LGO, waarvan de helft voor Groenland. LGO’s kunnen onder het MFK 2021–2027 ook gebruik maken van een aantal fondsen onder het NDICI en horizontale fondsen zoals Invest EU. In april 2020 werd door de EU een COVID faciliteit van EUR 12,7 miljoen opgericht onder het RESEMBID, een bestaand regionaal programma ter ondersteuning van LGO’s in het Caribisch gebied2. Hieruit kunnen LGO’s onder meer fondsen krijgen ter versterking van hun institutionele capaciteit om de COVID-crisis te bestrijden.

De leden van de SP-fractie zien dat er gesproken zal worden over de negen Ultraperifere gebieden van de Europese Unie. Deze leden zouden het kabinet willen vragen om inzicht te geven in de discussie of Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES-eilanden) wel of geen Ultraperifere gebiedstatus zouden moeten krijgen. Wat zijn volgens dit kabinet de voordelen en wat zijn de nadelen, zo vragen de leden van de SP-fractie het kabinet. Wat verwacht het kabinet te gaan leren van dit bespreekstuk dat op de agenda staat?

2. Antwoord van het kabinet

Voor de LGOs geldt een bijzondere associatieregeling die is opgenomen in deel 4 VWEU, art. 198–204. De bijzondere associatieregeling betekent dat de EU-verdragen om die reden niet van toepassing zijn op de LGOs. Het EU-acquis is dus maar beperkt van toepassing. Het doel van de associatie is de bevordering van economische en sociale ontwikkeling van de gebieden en het vestigen van een nauwe economische band met de Unie.

De UPG-status brengt met zich mee dat het volledig EU-acquis van toepassing is, met slechts enkele bijzondere uitzonderingen. Dit zou voor de eilanden vergaande gevolgen hebben. Onder andere op het gebied van handelsrecht, ondernemingsrecht, belastingrecht, maar bijvoorbeeld ook ten aanzien van milieu- en producteisen en migratie.

Hoewel door de wijziging van de staatkundige structuur per 2010 al veel Nederlands recht van toepassing is op de BES-eilanden, is het EU-recht dus niet direct van toepassing in de LGO’s.

Ten tijde van de voorbereiding op de staatkundige hervormingen is de wenselijkheid van de UPG-status overwogen. Destijds is in samenspraak met de BES-eilanden besloten hiervan af te zien, vanwege de capaciteit de nodig zou zijn om een dergelijk intensief traject goed te doorlopen. Op dit moment is er geen reden om dit besluit te herzien. De BES-eilanden hebben sindsdien niet de wens geuit om UPG-status te verkrijgen. Bovendien zou invoering van het EU-acquis een zware wissel trekken op de beschikbare capaciteit op de eilanden. Een dergelijk wijziging van de status vereist bovendien instemming van alle landen van het Koninkrijk en een unaniem besluit van de Europese Raad.

Insteek van deze bespreking is lessen te trekken als EU en als lidstaat van de ervaringen van UPG’s met uitdagingen op terrein van onder andere economische aanpassing en diversificatie, vergrijzing en klimaatverandering. UPG en LGO staan veelal voor dezelfde problemen en uitdagingen als Small Island Developing States. Goede voorbeelden uit de UPG die tijdens dit agendapunt naar voren komen en waar van toepassing op LGO zal het kabinet meenemen richting de Nederlandse LGO.

Lancering van het EU Foresight Network op ministerieel niveau en gedachtewisseling over open strategische autonomie en veerkracht

De leden van de VVD-fractie verwelkomen de discussie binnen Europa over strategische autonomie. Deze leden zijn ervan overtuigd dat dit zal bijdragen aan een sterker en onafhankelijker Europa. In die zin ondersteunen deze leden dan ook hetgeen gesteld is in het Spaans-Nederlands non-paper. Wel hebben de leden van de VVD-fractie nog vragen over de afbakening van het afschaffen van het vetorecht. In het non-paper lijkt dit van toepassing op de volle breedte van de in het non-paper genoemde onderwerpen, terwijl het voor de leden van de VVD-fractie toegespitst zou moeten zijn op het gemeenschappelijke buitenlands- en veiligheidsbeleid, zoals bij verklaringen over mensenrechtenschendingen en bij sancties. De leden van de VVD-fractie hebben daarom met interesse kennisgenomen van de reactie van het kabinet op eerdere vragen van de leden van de VVD-fractie dat het voor hen ook primair op die onderwerpen ziet. Kan het kabinet toezeggen dat dit ook de inzet zal zijn tijdens de informele Raad Algemene Zaken van 17 mei 2021? En hoe ziet het kabinet het krachtenveld binnen de Raad op dit punt?

3. Antwoord van het kabinet

Zoals recent gesteld in antwoord op Kamervragen van het lid Van Houwelingen3 is het kabinet er voorstander van te onderzoeken in welke situaties gebruik zou kunnen worden gemaakt van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming (QMV) in plaats van unanimiteitsbesluitvorming, waar dat de slagkracht van de EU in de wereld vergroot en waar dat in het directe belang van Nederland is. Zoals eerder met uw Kamer gedeeld ziet het kabinet die mogelijkheden vooral op deelgebieden van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB). Het is evenwel bekend dat vooralsnog onvoldoende draagvlak onder lidstaten bestaat om daadwerkelijk frequenter gebruik te maken van QMV binnen het GBVB. Het kabinet blijft zich er, in de context van vergaderingen van de Raad en onder andere via bilaterale gesprekken, voor inzetten dit draagvlak te vergroten. Voor een nadere toelichting op de mogelijkheden om binnen de verdragen meer gebruik te maken van QMV in plaats van unanimiteit verwijs ik graag naar de brief die uw Kamer in de week van 17 mei toekomt in reactie op de toezegging gedaan tijdens het Commissiedebat Raad Algemene Zaken van 15 april jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2321) om de Kamer te informeren over de mogelijkheden over te gaan van unanimiteits- naar gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming, zonder verdragswijziging (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2347).

Verder hebben de leden kennisgenomen van het feit dat er inmiddels wordt gesproken over een «open» strategische autonomie. Kan het kabinet toelichten wat de betekenis van het woord «open» in deze context is en heeft dit een relatie met de discussie over industriestrategie? En zo ja, wat is het effect op de discussie over het non-paper en de inzet van het kabinet?

4. Antwoord van het kabinet

Voor het kabinet staat de open strategische autonomie van de EU voor het vermogen van de EU om als mondiale speler, in samenwerking met internationale partners, op basis van eigen inzichten en keuzes haar publieke belangen te borgen en weerbaar te zijn in een onderling verbonden wereld. In het Europese debat over open strategische autonomie worden door verschillende actoren soms verschillende termen naast elkaar gehanteerd, zoals strategische autonomie en open strategische autonomie. Het kabinet geeft de voorkeur aan de term open strategische autonomie omdat dit de kabinetsvisie het beste weerspiegelt. Uitgangspunt voor het kabinet is dat bij het streven naar open strategische autonomie een open economie en internationale partnerschappen behouden blijven en dat de regels van de vrije markt worden gevolgd. Tegelijkertijd vindt het kabinet ook dat afhankelijkheden in kaart moeten worden gebracht en proportioneel geadresseerd moeten worden. Het feit dat het Portugese voorzitterschap gekozen heeft voor de term open strategische autonomie op de agenda van deze informele Raad Algemene Zaken, sluit aan bij de Nederlandse visie.

U ontvangt de kabinetsappreciatie van de update van de Industriestrategie die de Commissie op 5 mei jl. presenteerde via een BNC-fiche. De kabinetsvisie op open strategische autonomie speelt een belangrijke rol bij de Nederlandse positiebepaling.

Dan hebben de leden van de VVD-fractie nog een aantal meer specifieke vragen. Hoe beoordeelt het kabinet de door de Europese Commissie recent uitgebrachte voorstellen voor de actualisering van de Europese industriestrategie en de verordening betreffende buitenlandse subsidies op de interne markt? In hoeverre komen deze voorstellen tegemoet aan de inzet van Nederland om het concurrentievermogen van de Europese Unie te versterken?

5. Antwoord van het kabinet

De eerste globale indruk van het Kabinet met betrekking tot de update is positief, omdat grotendeels de lijn wordt gevolgd van een sterke en open economie, waarin onwenselijke afhankelijkheden proportioneel worden geadresseerd. Het kabinet verwelkomt ook het voorstel om de verstorende werking van buitenlandse subsidies op de interne markt tegen te gaan, geïnspireerd op het Nederlands voorstel voor een level playing field instrument uit 20194en de geactualiseerde industriestrategie. Uw kamer zal binnenkort geïnformeerd worden middels BNC-fiches over de kabinetsinzet ten aanzien van de update Industriestrategie en de verordening betreffende verstorende buitenlandse subsidies op de interne markt. Wat betreft de update Industriestrategie, verwijst het kabinet u tevens kortheidshalve naar het BNC-Fiche van «De Nieuwe Industriestrategie voor Europa» die in maart 2020 door de Commissie is gepubliceerd. De kabinetsinzet zal voortbouwen op de inzet zoals verwoord in dit voorgaande BNC-fiche, aangezien het een actualisering betreft van de Industriestrategie van vorig jaar (Kamerstuk 22 112, nr. 2862).

De leden van de VVD-fractie hebben daarnaast nog enkele vragen over het EU Foresight Network. Kan het kabinet aangeven hoe andere landen zich hier laten vertegenwoordigen? Zal het bijvoorbeeld gaan om de bewindspersonen die normaal afgevaardigd worden voor de Raad Algemene Zaken? En zal de bijeenkomst van het netwerk het karakter hebben van een informele raadsbijeenkomst, of komt er een aparte structuur of bureau om bijvoorbeeld voorbereiden aan te leveren? Of zal de Commissie hiervoor voorbereidingen aanleveren?

6. Antwoord van het kabinet

Alle 27 EU-lidstaten laten zich vertegenwoordigen in het EU Foresight Network. Het merendeel van de bewindspersonen die normaal worden afgevaardigd voor de Raad Algemene Zaken zal ook deelnemen aan dit netwerk. Een aantal lidstaten vaardigt een andere bewindspersoon af. Het netwerk bestaat uit de Ministers for the Future, die minimaal eenmaal per jaar bijeenkomen, en een hoogambtelijke groep op technisch niveau die de ministeriële bijeenkomsten voorbereidt en minimaal twee keer per jaar bijeenkomt. De Commissie levert de vergaderstukken aan.

De leden van de VVD-fractie hebben nog vragen over de dashboards inzake veerkracht. Kan het kabinet precies aangeven waar deze voor gebruikt zullen worden? Kunnen ze bijvoorbeeld een rol spelen bij het beoordelen van de prestaties van landen die voor financieringsbronnen uit het Meerjarig Financieel Kader (MFK) in aanmerking willen komen? En is het mogelijk dat de dashboards een rol spelen bij concept-verdeelsleutels die de Europese Commissie in de toekomst opstelt, bijvoorbeeld bij het volgende Meerjarig Financieel Kader?

7. Antwoord van het kabinet

De dashboards inzake veerkracht zijn een hulpmiddel voor lidstaten bij het beoordelen van hun capaciteiten en kwetsbaarheden in de lopende groene, digitale en rechtvaardige transities en om het beleidsvormingsproces te informeren. De dashboards zijn gebaseerd op bestaande indicatoren en monitoringinstrumenten, inclusief welke gebruikt worden in kader van het MFK. De dashboards inzake veerkracht zullen geen rol spelen bij het beoordelen van prestaties van landen en/of bij concept-verdeelsleutels in kader van het MFK.

Het kabinet schrijft verder dat lidstaten «kunnen bijdragen» aan de dashboards. Is Nederland van plan bij te dragen? De leden van de VVD-fractie hebben verder vragen over de opmerking van het kabinet dat de dashboards het nationale beleidsvormingsproces kunnen informeren. Verwacht het kabinet deze informatie nodig te hebben en te zullen gebruiken? En welke informatie kan er in de dashboards staan die nu niet door Nederlandse planbureaus of ministeries zelf wordt verzameld en geanalyseerd?

8. Antwoord van het kabinet

Lidstaten zijn door de Commissie uitgenodigd om bij te dragen aan de dashboards, maar het tijdvak waarin dit mogelijk was bleek te kort voor een adequate analyse van de voorgestelde indicatoren. Tot nu toe is volstaan met het voorstellen aan de Commissie van een aantal indicatoren uit de Monitor Brede Welvaart & de Sustainable Development Goals 2020 van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

De Commissie zal een eerste editie van de dashboards rond juli gereed hebben. Het is aldus te vroeg voor het kabinet om een oordeel te vellen over de exacte meerwaarde hiervan voor Nederland. Maar de holistische en mulitidisciplinaire aanpak door de Commissie is veelbelovend.

De dashboards zullen doorlopend door de Commissie worden geüpdate en Nederland verwacht hieraan in de toekomst, zo nodig, een grondigere bijdrage te kunnen leveren.

De leden van de D66-fractie zijn positief over de lancering van het EU Foresight Network. Deze leden achten het van grote toegevoegde waarde dat de lidstaten door middel van een dergelijk instrument vooruit kunnen kijken naar toekomstige uitdagingen en de Europese Unie zo haar gezamenlijke belangen kan waarborgen.

De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat de weerbaarheid van lidstaten gemonitord zal worden via zogeheten dashboards door middel van indicatoren die betrekking hebben op de sociaaleconomische, geopolitiek, groene en digitale dimensies. Kan het kabinet vertellen hoe deze indicatoren gemeten zullen worden? Hoe zal de informatie over sociaaleconomische, geopolitieke, groene en digitale dimensies verkregen worden?

9. Antwoord van het kabinet

De dashboards volgen een relatieve beoordelingsbenadering. Voor elke indicator zal de relatieve situatie van de landen in het jaar waarvan de laatst beschikbare data beschikbaar zijn vergeleken worden met de gepoolde waarden van alle beschikbare data voor alle lidstaten in de referentieperiode 2007–2017. De indicatoren en data worden verkregen uit openbaar beschikbare gegevensbronnen, meestal officiële statistieken zoals Eurostat.

De leden van de D66-fractie lezen dat de dashboards een hulpmiddel voor lidstaten zijn bij het beoordelen van hun capaciteiten en kwetsbaarheden in de lopende groene, digitale en rechtvaardige transities. Zullen alle lidstaten gemonitord worden in het EU foresight Network of hebben er lidstaten aangegeven niet deel te nemen? Zitten er vervolgstappen verbonden aan de uitkomst van deze metingen? Zo ja, wat voor vervolgstappen zullen dit zijn?

10. Antwoord van het kabinet

Geen enkele lidstaat heeft tot nu toe aangegeven niet gemonitord te willen worden in het EU Foresight Network. De dashboards kunnen door de lidstaten worden gebruikt om de eigen veerkracht en die van Europa tegen economische schokken en open strategische autonomie te versterken. Er worden geen formele vervolgstappen verbonden aan de uitkomst van deze metingen, maar zowel de lidstaten als de EU instellingen kunnen de uitkomsten benutten voor hun beleidsontwikkeling.

Deze leden lezen dat de dashboards lidstaten kunnen helpen met het informeren van het beleidsvormingsproces. Op welke manier zal de Kamer geïnformeerd worden over de dashboards en de jaarlijkse bijeenkomsten?

11. Antwoord van het kabinet

De dashboards zullen waarschijnlijk onderdeel zijn van het Strategisch Prognoseverslag 2021 van de Commissie dat rond juli 2021 zal verschijnen. Net als voor het Strategisch Prognoseverslag 2020 zal uw Kamer bij publicatie hierover worden geïnformeerd.5 Uw Kamer zal eveneens, net als voor deze eerste bijeenkomst van de Ministers for the Future is gebeurd via de geannoteerde agenda van deze informele RAZ, schriftelijke worden geïnformeerd over volgende bijeenkomsten.

Kan het kabinet het krachtenveld in de Raad schetsen over de brede discussie in de EU over open strategische autonomie?

12. Antwoord van het kabinet

Het is van belang om te onderstrepen dat de discussie over open strategische autonomie nog volop in ontwikkeling is en het krachtenveld daarmee ook. In algemene zin geldt dat er enerzijds lidstaten zijn die in de discussie over strategische autonomie een meer protectionistische koers bepleiten, met minder nadruk op zaken als openheid en internationale samenwerking. Anderzijds zijn er Lidstaten die zich nog zeer terughoudend opstellen met betrekking tot de term (open) strategische autonomie, vanwege zorgen over hoe deze Europese discussie de relatie met internationale partners kan beïnvloeden. In algemene zin is de indruk van het kabinet dat er sprake is van verschillende zienswijzen onder lidstaten, maar dat de invulling van open strategische autonomie die Nederland bepleit, zoals ook gepresenteerd in het Spaans/Nederlandse non-paper, weerklank krijgt bij verschillende lidstaten.

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet in hoeverre het EU Foresight Network aansluit bij de Conferentie over de Toekomst van Europa. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet de veerkracht van de Europese Unie te definiëren. De dashboards zijn gebaseerd op bestaande indicatoren en monitoringinstrumenten, zoals het Europees Semester, maar ze bieden een meerwaarde omdat ze gebaseerd zijn op strategische vooruitzichten en de focus ligt op meerdere dimensies van veerkracht stelt het kabinet. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet in hoeverre de Europese Commissie beweegruimte heeft binnen het Meerjarig Financieel Kader om veerkrachtig op te reden. Deze leden vragen het kabinet in hoeverre strategische vooruitzichten dus kracht kan bijgezet worden en op welke manier dat gedaan kan worden, wat het instrumentarium is dat aan het EU Foresight Network wordt toegekend. Tevens vragen de leden van de CDA-fractie wat er bedoeld wordt met «meerdere dimensies van veerkracht», gaat dat om institutionele dimensies, beleidsmatige dimensies of nog iets anders.

13. Antwoord van het kabinet

De werkzaamheden van het EU Foresight Network zullen de Conferentie over de Toekomst van Europa mede kunnen voeden.

Er wordt geen specifiek instrumentarium aan het netwerk toegekend. Voornaamste doel is de uitwisseling van strategische inzichten tussen lidstaten en de Commissie en het smeden van een gemeenschappelijke benadering van toekomstgerichte kwesties die relevant zijn voor de Europese Unie.

De Commissie definieert veerkracht van de Europese Unie als het vermogen om niet alleen het hoofd te bieden aan uitdagingen, maar ook om op een duurzame, eerlijke en democratische manier overgangen te ondergaan, waarbij een duidelijk verband wordt gelegd tussen het concept van veerkracht en voortdurende maatschappelijke veranderingen. De Commissie analyseert veerkracht aan de hand van vier onderling samenhangende dimensies – sociaal en economisch, groen, digitaal en geopolitiek. Deze dimensies omvatten beleidsmatige en institutionele aspecten en er wordt ook gekeken naar zaken zoals antimicrobiële resistentie en energiegebruik in ICT.

Strategische prognoses kunnen als basis dienen voor beleid dat de veerkracht in deze vier dimensies versterkt. Prognoses kunnen helpen om te anticiperen op ontwikkelingen die waarschijnlijk negatieve gevolgen zullen hebben, de veerkracht waar nodig te versterken door te kiezen voor structurele veranderingen en rekening te houden met de impact van huidige en toekomstige crises op megatrends en nieuwe vraagstukken.

Zoals toegelicht in het verslag van de Europese Raad van 17–21 juli 2020 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1575) kent het nieuwe MFK inhoudelijk een sterkere nadruk op onderzoek en innovatie, klimaat, vergroening, migratie en veiligheid, hetgeen aansluit bij de hierboven genoemde dimensies.

Aangezien het kabinet in de geannoteerde agenda de notitie van Nederland en Spanje uit maart noemt vragen de leden van de CDA-fractie naar de voortgang van de aanpassing van de Europese stemprocedures zoals voorgesteld in genoemde notitie.

14. Antwoord van het kabinet

Zoals eerder met uw Kamer gedeeld ziet het kabinet vooral op deelgebieden van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) mogelijkheden om binnen de verdragen frequenter gebruik te maken van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming in plaats van unanimiteit. Daar zijn in de praktijk echter nog geen stappen op gezet omdat hier vooralsnog onvoldoende draagvlak onder lidstaten voor bestaat. Het kabinet blijft zich er, in de context van vergaderingen van de Raad en onder andere via bilaterale gesprekken, voor inzetten dit draagvlak te vergroten.

Tenslotte vragen deze leden het kabinet welk commitment de lidstaten hebben aan het doen slagen van het dashboard wanneer lidstaten hieraan kunnen bijdragen, maar er geen formele goedkeuring door de Raad van deze dashboards plaatsvinden. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet waarom deze formele goedkeuring achterblijft.

15. Antwoord van het kabinet

De Commissie is voornemens om de dashboards inzake veerkracht doorlopend te updaten. Indicatoren kunnen worden verwijderd en toegevoegd. Zo zal als volgende stap worden gewerkt aan de uitbreiding van de dashboards naar de belangrijkste wereldwijde partners van Europa, zoals de VS en China, om zo een vergelijking van de veerkrachtdimensies met derde landen mogelijk te maken, afhankelijk van de beschikbaarheid van data.

Een dergelijk dynamisch instrument leent zich minder goed voor vastlegging op een specifiek tijdstip. De dashboards zullen binnen de Commissie evenmin formeel worden vastgesteld.

Indien de dashboards een duidelijke toegevoegde waarde hebben voor lidstaten, ziet het kabinet het achterwege blijven van formele goedkeuring door de Raad niet als een belemmering voor het welslagen van dit nieuwe instrument.

De leden van de SP-fractie zien ook op de agenda het Strategisch Prognoserapport staan. De leden constateren dat dit agendapunt vooral zal worden gebruikt in de vorm van een bredere discussie over het herstel en strategische autonomie van de Europese Unie. Wat gaat de inzet worden van het kabinet op dit brede discussiepunt? Zal voornamelijk het non-paper met Spanje worden gepromoot of worden er ook nieuwe inzichten door het kabinet ingebracht voor deze discussie?

16. Antwoord van het kabinet

De inzet van het kabinet voor dit agendapunt zal in lijn zijn met het Spaans/Nederlandse non-paper en hoofdzakelijk gericht zijn op het uitdragen van de visie dat de open strategische autonomie van de EU staat voor het vermogen van de EU om als mondiale speler, in samenwerking met internationale partners, op basis van eigen inzichten en keuzes haar publieke belangen te borgen en weerbaar te zijn in een onderling verbonden wereld.

Wat vindt het kabinet van het recente voorstel op subsidies van buiten de Europese Unie nog eens beter onder het licht te houden? Kan het kabinet ook een appreciatie geven van de geactualiseerde industriestrategie?

17. Antwoord van het kabinet

Het kabinet verwelkomt de geactualiseerde industriestrategie en het voorstel om de verstorende werking van buitenlandse subsidies op de interne markt tegen te gaan. Uw Kamer zal binnenkort middels BNC-fiches geïnformeerd worden over de kabinetsinzet ten aanzien van de recente voorstellen omtrent de Update Industriestrategie en de verordening betreffende verstorende buitenlandse subsidies op de interne markt.

De leden van de PvdA-fractie onderschrijven het belang van de open strategische autonomie van de Europese Unie en hebben met belangstelling kennisgenomen van de actualisering van de Europese industriestrategie. Het is van belang dat er lessen uit de COVID-19 pandemie worden getrokken en de Europese Unie in de toekomst zelfvoorzienender wordt, bijvoorbeeld op het gebied van geneesmiddelen en essentiële technologieën. Ook is het positief dat de industriestrategie voorziet in nieuwe maatregelen om de groene en de digitale transitie te versnellen. Worden er bij deze versnelling ook extra maatregelen genomen om deze dubbele transitie eerlijk en sociaal te laten verlopen? Wordt er bijvoorbeeld extra geïnvesteerd in de «just transition fund» of in de bij- en omscholing van werknemers in veranderende sectoren? Zo ja, met hoeveel wordt er geïnvesteerd?

18. Antwoord van het kabinet

De Commissie benoemt in de herziene industriestrategie de noodzaak om de groene- en digitale transitie te versnellen voor een beter herstel na de COVID-19-pandemie. De Commissie heeft geanalyseerd dat de bedrijven en sectoren die al bezig zijn met de groene en digitale transitie minder getroffen zijn door de pandemie. Er zijn dus kansen voor een versnelling van de dubbele transitie. Het kabinet is van mening dat de transitie op een eerlijke wijze plaats dient te vinden met aandacht voor de sociaaleconomische gevolgen. Het MFK en herstelinstrument bieden in aanvulling op nationale middelen een ruime financiële basis om de transitie eerlijk en sociaal te laten verlopen. Ten minste 30 % van de middelen uit het EU herstelfonds en het MFK dient bij te dragen aan de klimaatdoelstellingen van de EU en in de Recovery and Resilience Facility (RFF) wordt ten minste 20% van de fondsen beschikbaar gesteld voor de digitale transitie. Tevens kondigt de Commissie aan in te willen zetten op om- en bijscholing van werknemers met betrekking tot kwaliteiten die relevant zijn voor de digitale en groene transitie.

Een uitgebreidere kabinetsappreciatie van de herziene industriestrategie volgt binnenkort middels een BNC-fiche. De COVID-19-crisis onderstreept het belang van een versnelde implementatie van de vorig jaar aangenomen strategie. Het kabinet acht met name de versnelde doorvoering van de twin transitions van belang. Hierbij benadrukt het kabinet de noodzaak voor een sterke en weerbare interne markt die bij uitstek gebaat is bij openheid en internationale handel.

En wat is de appreciatie van het kabinet van de initiële analyse van 137 essentiële producten, zo vragen de leden van de PvdA-fractie? Hoe is deze lijst tot stand gekomen en op welke manier worden in de toekomst deze producten anders behandeld dan niet-essentiële producten?

19. Antwoord van het kabinet

In de update presenteert de Commissie een grootschalige analyse naar (ongewenste) afhankelijkheden. De analyse van de Commissie beslaat 5200 geïmporteerde producten. Hieruit blijkt dat 137 producten (6% van de totale waarde) in kritieke sectoren vallen en 34 producten extra kritiek zijn omdat hiervoor geen Europees alternatief is. Het kabinet acht het van belang dat deze (ongewenste) afhankelijkheden grondig worden geanalyseerd, alvorens proportioneel ingrijpen in de interne markt gerechtvaardigd is. Het kabinet hanteert daarbij open handel en internationale samenwerking als belangrijke uitgangspunten. Over de volledige appreciatie van het kabinet over deze analyse wordt uw Kamer binnenkort middels BNC-fiches geïnformeerd.

De leden van de PvdA-fractie verwelkomen daarnaast de publicatie van het non-paper dat Nederland samen met Spanje heeft ingediend. Zo is het positief dat onder het hoofdstuk «principles» wordt ingezet op het verstevigen van het multilaterale systeem, het tegengaan van mondiale ongelijkheid en het beschermen van de belangen van lage- en middeninkomenslanden. Op welke manier wordt bij de totstandkoming van Europese strategische autonomie concreet rekening gehouden met deze principes en, in het bijzonder, met de belangen van lage- en middeninkomenslanden, zo vragen deze leden?

20. Antwoord van het kabinet

De invulling van de open strategische autonomie van de EU komt tot stand via beleidsontwikkeling op deelterreinen die vrijwel de volle breedte van de Europese agenda beslaan. Het kabinet acht het daarbij van belang dit niet leidt tot een meer protectionistische, isolationistische koers van de EU die afbreuk doet aan de mondiale leiderschapsrol van de EU op het gebied van bijvoorbeeld multilateralisme of duurzame ontwikkeling.

De discussie strekt zich ook uit tot het terrein van het EU externe beleid. De genoemde principles in het non-paper – multilateralisme, het tegengaan van mondiale ongelijkheid en het voorkomen van ondermijning van de belangen van de minst ontwikkelde landen – maken daar wat het kabinet betreft fundamenteel onderdeel van uit, in het bijzonder van de inzet op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, inclusief beleidscoherentie voor ontwikkeling.

Daarnaast vermeldt het non-paper dat de Europese Unie desnoods eigenstandig werk moet maken van een eerlijk belastingsysteem dat belastingontwijking van multinationals tegengaat. Hoe rijmt het kabinet deze ambitie met de zeer terughoudende positie van Nederland op dit vlak in de afgelopen jaren en is het kabinet bereid om deze ambitie ook tijdens de Raad Algemene Zaken nogmaals te benadrukken?

21. Antwoord van het kabinet

Het kabinet zet zich in om een eerlijker belastingsysteem op te stellen dat belastingontwijking van multinationals tegengaat. In de Commissie Financiën wordt hierover gesproken met de Staatssecretaris van Financiën voor Fiscaliteit en Belastingdienst. Verder verwijst het kabinet naar de brief die uw Kamer is toegegaan naar aanleiding van de Motie van het lid Paternotte over een digitale dienstenbelasting6. In deze brief onderstreept het kabinet dat Nederland het doel ondersteunt om een eerlijker belastingsysteem op te stellen en actief in de OESO onderhandelingen participeert over de uitwerking hiervan. Verder refereert deze brief aan de constructieve houding van de VS die de kans op een OESO-uitkomst juist heeft vergroot. Het kabinet heeft meer dan goede hoop dat er een uitkomst bereikt zal worden. De Europese vormgeving van deze initiatieven verwacht het kabinet rond de zomer. Na publicatie zal het kabinet zoals gebruikelijk uw Kamer over de inzet op de hoogte stellen op basis van een BNC-fiche.

Daarnaast heeft het recente blokkeren door Hongarije van een gezamenlijk statement over de aanhoudende aanvallen van China op de democratie in Hong Kong wederom de noodzaak voor het afschaffen van unanimiteit bij besluitvorming op buitenlands beleid aangetoond, zo constateren de leden van de PvdA-fractie. In dit kader is het positief dat Nederland en Spanje voornemens zijn om te onderzoeken op welke beleidsterreinen het opheffen van unanimiteit de slagkracht van de Europese Unie nog meer kan vergroten. Is Nederland in samenwerking met Spanje en andere gelijkgezinde landen reeds begonnen met dit onderzoek en is het kabinet bereid dit onderwerp aan te snijden tijdens de komende informele Raad Algemene Zaken?

22. Antwoord van het kabinet

Zoals eerder met uw Kamer gedeeld ziet het kabinet vooral op deelgebieden van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) mogelijkheden om binnen de verdragen frequenter gebruik te maken van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming (QMV) in plaats van unanimiteit. Daar zijn in de praktijk echter nog geen stappen op gezet omdat hier vooralsnog onvoldoende draagvlak onder lidstaten voor bestaat. Het kabinet blijft zich er, in de context van vergaderingen van de Raad en onder andere via bilaterale gesprekken, voor inzetten dit draagvlak te vergroten. Voor een nadere toelichting op de mogelijkheden om binnen de verdragen meer gebruik te maken van QMV in plaats van unanimiteit verwijs ik graag naar de brief die uw Kamer op 14 mei toekomt in reactie op de toezegging gedaan tijdens het Commissiedebat Raad Algemene Zaken van 15 april jl. om de Kamer te informeren over de mogelijkheden over te gaan van unanimiteits- naar gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming, zonder verdragswijziging.

Rechtsstatelijkheidsconferentie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat er op 17 en 18 mei 2021 in Coimbra, Portugal een conferentie plaatsvindt over rechtsstatelijkheid in de Europese Unie. De leden juichen dit toe aangezien een goed functionerende rechtstaat één van de fundamenten is van de Europese Unie. De leden zijn dan ook blij dat dit belang niet enkel in Nederland hoog op de agenda staat maar ook breed wordt gedeeld binnen de Unie. Zoals ook in eerdere inbrengen benadrukt hebben deze leden zorg bij de ontwikkelingen in met name Polen en Hongarije. Op 7 mei 2021 publiceerde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (ECHR) een uitspraak waarin het in gaat op de onrechtmatige verkiezing van rechters in het Poolse Constitutioneel Hof door de Poolse regering. De leden vragen zich dan ook af hoe het kabinet dit weegt en gaat het kabinet dit inbrengen in de Rechtsstatelijkheidsconferentie?

23. Antwoord van het kabinet

Het kabinet heeft kennis genomen van de genoemde uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De daaruit sprekende zorgen over de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Polen deelt het kabinet, en zijn tevens onderdeel van het met redenen omklede voorstel waarmee de Europese Commissie in december 2017 de artikel 7-procedure tegen Polen startte. Het Voorzitterschap is voornemens om op de Raad Algemene Zaken van 22 juni a.s. hoorzittingen met Polen en Hongarije in het kader van de artikel 7-procedures te agenderen. Deze gelegenheid leent zich beter voor het opbrengen van de zorgen over de Poolse rechtsstaat.

Voorts zouden de leden graag meer inzicht krijgen in de bredere inzet van het kabinet op de thema’s die in de conferentie aan de orde komen zoals de rol van het maatschappelijk middenveld bij het bevorderen van de rechtsstaat, de impact van de rechtsstaat op het leven van de burgers binnen de Unie, en rechtsstatelijkheid in de context van de COVID-19-pandemie. Op welke wijze zet Nederland in om op deze punten een bijdrage in de Europese context te leveren?

24. Antwoord van het kabinet

Aan de conferentie nemen niet alleen bewindspersonen deel, maar ook vertegenwoordigers van internationale organisaties, het maatschappelijk middenveld, universiteiten en de rechterlijke macht. Nederland ziet de conferentie daarom vooral als een gelegenheid om met hen het gesprek aan te gaan over versterking van de rechtsstaat in de EU, en te leren van gedeelde ervaringen en best practices. Bij de genoemde deelthema’s staat voor Nederland in ieder geval voorop dat de naleving van de beginselen van de rechtsstaat niet onderhandelbaar is, en een gezamenlijke verantwoordelijkheid van zowel de lidstaten als de EU-instellingen. Voor een bredere analyse van de Nederlandse inzet op het gebied van de rechtsstaat in de Unie verwijst het kabinet graag naar de Staat van de Unie 20217 en de kabinetsreactie op het Rechtsstaatrapport 2020 van de Europese Commissie8.

Tot slot maken de leden van de D66-fractie zich grote zorgen over de persvrijheid in het Europese medialandschap. Uit het jaarrapport over de veiligheid en bescherming van journalisten van Free Press Unlimited met dertien partnerorganisaties van het Platform van de Raad van Europa blijkt dat de onafhankelijkheid en veiligheid van de onafhankelijke media in Europa zwaar onder druk staat. Deze leden hebben uit dit rapport vernomen dat het aantal meldingen van persvrijheidsschendingen in Europa in 2020 met bijna veertig procent toenam.9 Is het kabinet het met de leden van de D66-fractie eens dat het van groot belang is dat Nederland zich in Europees verband met gelijkgezinde landen blijft inzetten voor een vrij en veilig medialandschap in Europa? Is het kabinet voornemens bij de Europese Conferentie over Rechtsstatelijkheid dit onderwerp te bespreken om samen met andere welwillende Ministers de vrijheid en veiligheid van het Europese medialandschap te waarborgen?

25. Antwoord van het kabinet

Het kabinet deelt de opvatting van de leden van de D66-fractie dat het van groot belang is dat Nederland zich in Europees verband met gelijkgezinde landen blijft inzetten voor een vrij en veilig medialandschap in Europa. In dat opzicht is het goed dat dit thema ook één van de pijlers is van het jaarlijkse Rechtsstaatrapport van de Europese Commissie, waarin alle lidstaten langs de rechtsstatelijke meetlat worden gelegd. Het Rechtsstaatrapport 2021 wordt naar verwachting in de maand juli gepubliceerd. Mediapluriformiteit en mediavrijheid staan als zodanig niet expliciet op de agenda van de rechtsstatelijkheidsconferentie, maar vanwege het grote belang ervan voor de democratische rechtsstaat ligt het voor de hand dat dit thema ook aan bod zal komen. Indien daartoe gelegenheid is, is Nederland voornemens dit op de conferentie te onderstrepen.

Net als het kabinet zijn de leden van de CDA-fractie verheugd over de organisatie van Rechtsstatelijkheidsconferentie door het Portugese voorzitterschap. Aangezien er slechts een voorlopig programma bekend is, verzoeken de leden van de CDA-fractie een discussie over welke gevolgen aanpassingen van de rechtsstaat in lidstaten heeft voor andere lidstaten aan de agenda toe te voegen. Dit in lijn met het rondetafelgesprek dat in de Kamer heeft plaatsgevonden in december 2020. Deze leden vinden het zeer belangrijk dat de Europese Unie en individuele lidstaten, landen aanspreken op rechtsstatelijkheid, en deze leden vinden dat er binnen de Europese Unie een verantwoordelijkheid is voor het behouden van de rechtsstaat. Maar er is nog te weinig aandacht voor de gevolgen van de rechtstatelijke aanpassingen in lidstaten voor burgers van andere lidstaten. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of het kabinet bereid is dit te agenderen tijdens deze conferentie.

26. Antwoord van het kabinet

Het definitieve programma is inmiddels door het Voorzitterschap bekend gemaakt.10 Het onderwerp van de gevolgen van aanpassingen van de rechtsstaat in lidstaten voor andere lidstaten is als zodanig niet expliciet geagendeerd. Wel ligt het in de lijn der verwachting dat dit belangrijke punt in de verschillende sessies terug zal komen.

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet nader in te gaan op wat lijkt grote fraude met Europees geld in Roemenië. Deze leden verzoeken het kabinet helderheid te geven over onduidelijkheid van besteding en waar een groot deel van de 1,1 miljard euro aan Europees geld voor de Roemeense Donaudelta is gebleven. Uit onderzoek van NRC blijkt dat geld niet is besteed aan projecten voor natuur- en milieubescherming, waar het voor was bedoeld.

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of het kabinet op de hoogte is van dit onderzoek en verzoeken het kabinet daarbij aan te geven hoe het kan dat slechts zeven van de bijna 1.200 gefinancierde projecten beoogden milieu- en natuurbescherming. Deze leden vragen voorts hoe het kan dat driekwart van de subsidies uitgekeerd werd aan projecten van bedrijven buiten het district Tulcea, waarin de Donaudelta zich bevindt. Uit het onderzoek van NRC blijkt bovendien dat een netwerk van Roemeense politici, zakenlieden, bureaucraten en niet-gouvernementele organisaties een groot deel van het geld heeft opgeslokt. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet dit in Europees verband te agenderen, vragen het kabinet of deze zaak onder onderzoek staat bij Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) en het Europees Openbaar Ministerie (EOM), wanneer dat niet het geval is daartoe te verzoeken en verzoeken het kabinet voorts de Roemeense autoriteiten om opheldering te vragen.

27. Antwoord van het kabinet

Het kabinet heeft kennis genomen van de berichtgeving in NRC. Dit zijn ernstige aantijgingen, waar serieus naar moet worden gekeken. De controle op de besteding van Europese middelen is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, in casu Roemenië. Vanuit het Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Ministerie van Buitenlandse Zaken is contact gezocht met de Roemeense autoriteiten. Daaruit is gebleken dat er van hun zijde geen openbare informatie kan worden verstrekt over eventuele onderzoeken naar aanleiding van de in het artikel genoemde zaak.

Ook het Europees Bureau voor fraudebestrijding OLAF voert actief beleid om fraude en corruptie te bestrijden in relatie tot de financiële belangen van de EU. Wanneer OLAF een signaal krijgt van fraude of corruptie kan het besluiten een vooronderzoek in te stellen. Dit vooronderzoek kan leiden tot het openen van een onderzoek. Een dergelijk onderzoek kan uiteindelijk resulteren in aanbevelingen aan de justitiële autoriteiten van een lidstaat om tot vervolging over te gaan. Over specifieke zaken die onder onderzoek staan bij OLAF doet OLAF evenwel geen uitspraken. Verder krijgt uiteraard binnenkort ook het Europees Openbaar Ministerie (EOM) een belangrijke rol bij de bescherming van de financiële belangen van de EU. Het EOM zal naar verwachting per 1 juni 2021 operationeel zijn en om die reden ligt het niet in de rede dat deze zaak al onder onderzoek staat bij het EOM.

Een optimale inzet op het voorkomen en bestrijden van fraude met EU-middelen is nodig. Het kabinet zet stevig in op versterking van de aanpak tegen misbruik met EU-middelen, en zal dit in de toekomst blijven doen. Dankzij Nederlandse inzet is er in het kader van de onderhandelingen over de EU-meerjarenbegroting 2021–2027 afgesproken dat het EOM en OLAF voldoende middelen zullen ontvangen om de bescherming van de financiële belangen van de Unie te waarborgen. Daarnaast is tijdens de buitengewone Europese Raad van 17 tot en met 21 juli jl. afgesproken dat de Europese Commissie met verdere maatregelen komt om de EU-meerjarenbegroting 2021–2027 en het Herstelinstrument in reactie op de COVID-19-crisis (Next Generation EU) tegen fraude en onregelmatigheden te beschermen. In de recent gewijzigde verordening (EU) 2020/2223 is de rol van OLAF versterkt en zijn de samenwerkingsmogelijkheden met het EOM met inachtneming van het respectievelijke mandaat van beide organisaties geregeld.

De leden van de SP-fractie zien ten slotte dat er gesproken zal worden over de Rechtsstatelijkheidconferentie van 17 mei en 18 mei. De leden van de SP-fractie vinden dit een goede zaak juist omdat er de afgelopen tijd weer veel inperkingen geweest op het gebied van rechtsstatelijkheid binnen de Europese Unie, in met name Polen. De leden zien ook dat de Ministers zijn uitgenodigd voor een deel van de Conferentie en zouden het kabinet willen vragen of het kabinet hierbij aanwezig zal zijn. Mocht het kabinet hierbij aanwezig zijn, wat zal de Nederlandse inbreng gaan zijn?

28. Antwoord van het kabinet

Minister Blok is voornemens de ochtendsessie van de conferentie bij te wonen, alvorens aansluitend deel te nemen aan de informele Raad Algemene Zaken. Voor het vervolg van de conferentie zal Nederland op ambtelijk niveau vertegenwoordigd zijn. Het is op dit moment nog niet geheel duidelijk wat de mogelijkheden zullen zijn voor de lidstaten om te interveniëren. Derhalve is ook de specifieke Nederlandse inbreng nog niet vastgesteld. In algemene zin geldt dat het voor Nederland belangrijk is dat de beginselen van de rechtsstaat onverkort door alle lidstaten dienen te worden gerespecteerd, dat dit voortdurende waakzaamheid vraagt, en dat alle instrumenten ter bescherming en versterking van de rechtsstaat die de Unie ter beschikking staan optimaal benut moeten worden.

Kan het kabinet een appreciatie geven van de laatste ontwikkelingen in Polen zoals het ontslaan van de Poolse Ombudsman Bodnar en het recente stuk van de ECHR over het onrechtmatig verkiezen van rechters? Wanneer is volgens het kabinet de grens bereikt wat betreft de rechtsstaatschendingen om nieuwe stappen te nemen tegen Polen?

29. Antwoord van het kabinet

Het kabinet heeft kennis genomen van de genoemde uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de ontwikkelingen omtrent de Poolse Ombudsman. De daaruit sprekende zorgen over de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Polen deelt het kabinet. Het Voorzitterschap is voornemens om op de Raad Algemene Zaken van 22 juni a.s. hoorzittingen met Polen en Hongarije in het kader van de artikel 7-procedures te agenderen. Een uitgebreidere appreciatie omtrent de zorgen over de Poolse en Hongaarse rechtsstaat zal u daarom in de geannoteerde agenda voor die Raad toegaan.

De leden van de PvdA-fractie blijven ernstige zorgen houden over de rechtsstaat in enkele Europese lidstaten. Zo heeft Hongarije recentelijk haar greep op de landelijke universiteiten verstevigd door een tal van publieke onderwijsinstellingen over te dragen aan stichtingen, waarin getrouwen van premier Viktor Orban de dienst uitmaken. Waar eerder al de Centraal-Europese Universiteit het land moest verlaten is dit een nieuw dieptepunt in de aanval van Orban op de academische vrijheid. Ook zijn er bij de PvdA-fractie grote zorgen over het gedwongen vertrok van de Poolse Ombudsman Bodnar. Gezien deze negatieve ontwikkelingen is het goed dat er extra aandacht komt over de rechtsstatelijkheid in de Europese Unie. Op welke manier verhoudt deze conferentie zich met andere mechanismes binnen de Raad om rechtsstaatschendingen in de Europese Unie aan te pakken? Waarom is er gekozen voor een aparte conferentie en wordt de staat van de rechtsstaat in landen als Polen en Hongarije niet in de reguliere raadsformatie behandeld, bijvoorbeeld door middel van de artikel 7-strafprocedure? En is het kabinet daarnaast bereid om te pleiten voor het agenderen van het thema rechtsstatelijkheid tijdens de volgende Europese Raad, zo vragen de leden van de PvdA-fractie?

30. Antwoord van het kabinet

De conferentie is een initiatief van het Voorzitterschap om samen met beleidsmakers en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, universiteiten en de rechterlijke macht stil te staan bij de inspanningen die in de Unie worden ondernomen om rechtsstatelijkheid te bevorderen en te beschermen, en te bespreken hoe de EU een rechtsstatelijke cultuur kan stimuleren. Onder Fins Voorzitterschap in het najaar van 2019 vond een vergelijkbare conferentie plaats. De conferentie is aanvullend op de overige instrumenten en mechanismen ten aanzien van rechtsstatelijkheid binnen de Unie. Zo is het Voorzitterschap voornemens om op de Raad Algemene Zaken van 22 juni a.s. hoorzittingen met Polen en Hongarije te organiseren in het kader van de artikel 7-procedures. Nederland steunt dit.

In het kader van de rechtsstatelijkheidsconferentie die op 17 en 18 mei plaatsvindt in Combria over de rechtsstatelijkheid van de Europese Unie, verzoeken de leden van de fractie van Volt het kabinet om toe te lichten welke onderwerpen Nederland zal inbrengen, wat de concrete acties zijn die Nederland zal ondernemen en welke concrete doelen Nederland wenst te bereiken? Welke criteria hanteert Nederland om te toetsen of deze rechtsstatelijkheid een succes is, zo vragen deze leden?

31. Antwoord van het kabinet

Het definitieve programma is inmiddels door het Voorzitterschap bekend gemaakt.11 De conferentie is een initiatief van het Voorzitterschap om samen met beleidsmakers en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, universiteiten en de rechterlijke macht stil te staan bij de inspanningen die in de Unie worden ondernomen om rechtsstatelijkheid te bevorderen en te beschermen, en te bespreken hoe de EU een rechtsstatelijke cultuur kan stimuleren. Het is op dit moment nog niet geheel duidelijk wat de mogelijkheden zullen zijn voor de lidstaten om te interveniëren. Derhalve is ook de specifieke Nederlandse inbreng nog niet vastgesteld. In algemene zin geldt dat het voor Nederland belangrijk is dat de beginselen van de rechtsstaat onverkort door alle lidstaten dienen te worden gerespecteerd, dat dit voortdurende waakzaamheid vraagt, en dat alle instrumenten ter bescherming en versterking van de rechtsstaat die de Unie ter beschikking staan optimaal benut moeten worden. Voor Nederland is de conferentie een succes als bij de deelnemers een groter inzicht is ontstaan in hoe de beginselen van de rechtsstaat in de praktijk kunnen worden beschermd en bevorderd ten dienste van de burgers en bedrijven in de Europese Unie. Voor een bredere analyse van de Nederlandse inzet op het gebied van de rechtsstaat in de Unie verwijst het kabinet graag naar de Staat van de Unie 202112 en de kabinetsreactie op het Rechtsstaatrapport 2020 van de Europese Commissie13.

Kan het kabinet toezeggen dat de Nederlandse inbreng in ieder geval de bedreiging van de rechtstaat in Hongarije, Polen en Bulgarije zal adresseren, waarbij de bescherming van de rechten en belangen van de inwoners van deze landen – met name kwetsbaren zoals mensen die binnen de lhbti+-groep vallen – voorop staan, zo vragen de leden van de fractie van Volt? Indien dit niet het geval is, waarom niet en op welke andere manier(en) zal Nederland zich inzetten om ervoor te zorgen dat individuele lidstaten de rechtstaat in acht neemt?

32. Antwoord van het kabinet

De hoorzittingen met Polen en Hongarije die het Voorzitterschap voornemens is om op de Raad Algemene Zaken van 22 juni a.s. te organiseren in het kader van de artikel 7-procedures bieden een uitgelezen gelegenheid om de zorgelijke rechtsstatelijke ontwikkelingen in Polen en Hongarije te bespreken, en deze lidstaten ertoe op te roepen om de beginselen van de rechtsstaat in acht te nemen.

Kan het kabinet toezeggen dat namens Nederland concrete voorstellen worden gedaan om individuele lidstaten aan te spreken op het schenden van de rechten van asielzoekers en migranten, waarbij de wanpraktijken aan de grenzen van Europa waarbij Frontex ook worden betrokken en actief concrete oplossingen worden voorgesteld om asielzoekers en migranten beter te beschermen, zo vragen de leden van de fractie van Volt?

33. Antwoord van het kabinet

Het onderwerp migratie staat als zodanig niet geagendeerd op de rechtsstatelijkheidsconferentie.

Lidstaten aan de buitengrenzen van de EU staan al lange tijd voor een grote uitdaging als gevolg van de aanhoudende migratiedruk. Zij moeten de buitengrenzen onder complexe omstandigheden beheren en mensensmokkel naar Europa tegengaan. In het geval van maritiem grensbeheer hebben lidstaten op basis van EU-recht bijvoorbeeld mogelijkheden een schip te dwingen van koers te veranderen na een interceptie in het kader van grensbeheer wanneer vermoedens bestaan dat het schip betrokken is bij smokkel van migranten. Dat grensbeheer te allen tijde binnen de geldende Europese en internationale wet- en regelgeving moet gebeuren is door het kabinet meermaals benadrukt, zowel in Europees verband, als in bilaterale contacten. Het kabinet zal dit ook blijven doen.

Daarnaast volgt ook de Europese Commissie de berichtgeving over incidenten nadrukkelijk en geeft zo nodig opvolging. Verdragsrechtelijk is de Europese Commissie, als hoeder van de verdragen, verantwoordelijk voor het tot de orde roepen van lidstaten die EU-recht niet naleven. In de JBZ-Raad van januari is ook gesproken over de vermeende misstanden aan de buitengrenzen. Daar is uw Kamer over geïnformeerd via het verslag.14

Naar aanleiding van eerdere berichtgeving over mogelijke betrokkenheid van Frontex bij vermeende push-backs stelde de Management Board van Frontex afgelopen najaar een werkgroep in om een intern onderzoek te doen naar enkele incidenten van vermeende pushbacks. Hierover is uw Kamer eveneens geïnformeerd in het schriftelijk overleg van de JBZ-Raad van maart.15 Het rapport kunt u vinden op de website van Frontex. De werkgroep deed o.a. aanbevelingen om beter toezicht te kunnen houden, meldingen te maken en de interne cultuur te verbeteren. Nederland heeft aangegeven deze aanbevelingen te ondersteunen en belang te hechten aan de follow-up van openstaande incidenten. De MB van Frontex monitort de implementatie van de aanbevelingen. Op dit moment staat nog een incident open. Dit incident wordt nog verder door de MB gemonitord. Bovendien lopen er ook nog onderzoeken van de Europese Ombudsman, het Europees Parlement en OLAF.

Overig

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet tenslotte in hoeverre het dispuut tussen Franse en Britse vissers besproken wordt tijdens deze Raad. Voor de leden van de CDA-fractie is het beeld dat zowel Frankrijk als het Verenigd Koninkrijk oorlogsschepen stuurt naar een gebied waar vissers die varen onder de vlag van beide landen een zoveelste signaal dat de Brexit niet goed verloopt. Deze leden vragen het kabinet dit punt te adresseren en de Franse collega te verzoeken een toelichting te geven op de situatie en daarover de Kamer te informeren in het verslag van deze Raad.

34. Antwoord van het kabinet

Ten aanzien van de kwestie rondom het Britse Kanaaleiland Jersey is het belangrijk op te merken dat de Nederlandse visserij niet betrokken is. De kwestie ziet op de gestelde voorwaarden waaronder licenties voor Franse visserij in de 6/12 mijlszone van de Kanaaleilanden, alsmede op de termijn waarbinnen dergelijke voorwaarden bekend zijn gemaakt. De Europese Commissie heeft het VK per brief om opheldering over de door Jersey genomen maatregelen verzocht in relatie tot de gemaakte afspraken over visserij rondom de Kanaaleilanden in de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst (HSO). Het kabinet steunt de inzet van de Europese Commissie op dit terrein. Daarbij moet in ogenschouw worden genomen dat in het VK defensieschepen toezichthoudende taken uitvoeren die in Nederland door de kustwacht en/of NVWA worden uitgevoerd. De relatie met het VK en daarmee de genoemde kwestie zijn niet geagendeerd voor komende RAZ. Daarmee acht het kabinet het niet opportuun om dit punt te adresseren.

Tot slot hebben de leden van de PvdA-fractie met verbazing kennisgenomen van het besluit van Europese regeringsleiders om niet de Amerikaanse president Biden te volgen in zijn oproep voor het tijdelijk opschorten van patenten op coronavaccins. Dit zou een belangrijke stap zijn om mondiaal vaccins toegankelijk en betaalbaar te maken. Welke landen zijn binnen de Europese Unie wel voorstander van het opschorten van de patenten en wat was exacte de positie van Nederland tijdens de laatste EU-top in Porto, zo vragen de leden van de PvdA-fractie? Hoe wordt deze discussie de komende tijd voortgezet en op welke manier gaat de Europese Unie in de tussentijd de mondiale vaccinproductie opschalen?

35. Antwoord van het kabinet

De doelstelling van het kabinet is glashelder: we moeten ervoor zorgen dat zo snel mogelijk zo veel mogelijk vaccins worden geproduceerd en verdeeld worden over de wereld. Over dit doel is iedereen het eens. Universele en eerlijke toegang tot vaccins is van levensbelang, en het kabinet stelt zich positief op jegens elk initiatief dat dit doel dichterbij kan brengen.

Het kabinet zal binnen de EU bepleiten dat Europa constructief aan de discussie over patenten bijdraagt. De centrale vraag daarbij is of het opschorten van het IE-recht bijdraagt aan de mondiale opschaling van productie, waarbij enige voorzichtigheid gepast is wegens de risico’s van een dergelijke opschorting. Zoals ook aangegeven in reactie op de Kamervragen van het lid Westerveld16 is dit onderwerp tijdens de Europese Raad van afgelopen weekend besproken, waar u, zoals te doen gebruikelijk, een verslag van zult ontvangen.

Om tijdens de in WTO-verband lopende discussies over een al dan niet aangepast waiver-voorstel geen tijd te verliezen, moet de internationale gemeenschap zich blijven inspannen om bestaande knelpunten voor de productie van vaccins, zoals een gebrek aan grondstoffen of gekwalificeerd personeel voor productielocaties, aan te pakken. Ook moet de internationale gemeenschap matchmaking tussen bedrijven met capaciteit en bedrijven met kennis van vaccinproductie verder op gang brengen, bijvoorbeeld via de recent aangekondigde COVAX-manufacturing taskforce van de WHO.

In het kader van het betrekken van het maatschappelijk middenveld: wil het kabinet toezeggen dat Nederland concrete voorstellen aandraagt waardoor Conferentie van Europa, die op 9 mei 2021 van start is gegaan, een zo groot mogelijk succes wordt, zo vragen de leden van de fractie van Volt? Waarbij specifiek voorstellen worden gedaan om Nederlanders en andere Europeanen te betrekken bij deze Conferentie, door middel van het faciliteren van dialoog en het actief stimuleren van mensen – ook mensen die moeilijker te bereiken zijn – om initiatieven te nemen voor het samen vormgeven van de Europese samenleving?

36. Antwoord van het kabinet

De Conferentie over de Toekomst van Europa is er op gericht burgers te betrekken bij de EU, en de inbreng te vertalen naar aanbevelingen voor het beleid van de EU. Het kabinet acht het van belang dat de wensen en verwachtingen van de Nederlandse burgers gehoord worden in deze Conferentie. Om die reden neemt het kabinet het initiatief om nationale burgerconsultaties te organiseren. Uw Kamer is hier per brief over geïnformeerd17 en ik heb hier een nadere toelichting op gegeven tijdens het Commissiedebat van 12 mei jl. De vormgeving van die consultaties is momenteel gaande. Daarnaast zal de regering actief communiceren, om meer bekendheid te geven aan de Conferentie en daarmee de deelname van Nederlandse burgers te stimuleren. Tevens beoogt de regering met meer bekendheid van de Conferentie organisaties te bewegen om ook activiteiten te organiseren.


X Noot
3

Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 2714

X Noot
4

Kamerstuk 21 501-30, nr. 470

X Noot
5

Kabinetsreactie Commissierapport Foresight, Kamerstuk 22 112, nr. 2998

X Noot
6

Kamerstuk 21 501-20, nr. 1652

X Noot
7

Kamerstuk 35 663, nr. 5

X Noot
8

Kamerstuk 21 501-02, nr. 2251

X Noot
12

Kamerstuk 35 663, nr. 5

X Noot
13

Kamerstuk 21 501-02, nr. 2251

X Noot
14

Kamerstuk 32 317, nr. 677

X Noot
15

Kamerstuk 32 317, nr. 682

X Noot
16

Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 2742

X Noot
17

Kamerstuk 35 663, nr. 6

Naar boven