21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1580 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 januari 2016

Hierbij bied ik u aan de geannoteerde agenda van de informele Raad Buitenlandse Zaken («Gymnich») van 5 en 6 februari 2016.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

GEANNOTEERDE AGENDA INFORMELE RAAD BUITENLANDSE ZAKEN («GYMNICH») VAN 5–6 FEBRUARI 2016

EU Global Strategy on Foreign and Security Policy

Proces

Tijdens een gezamenlijke lunch, die de afsluiting van de informele bijeenkomst van Ministers van Defensie vormt en de start is van de informele bijeenkomst van de Ministers van Buitenlandse Zaken («Gymnich»), zullen de Ministers stilstaan bij de herziening van het EU buitenland- en veiligheidsbeleid (strategic review) die moet leiden tot een nieuwe EU Global Strategy on Foreign and Security Policy. De gezamenlijke lunch, die op Nederlands initiatief tot stand is gekomen, heeft als doel vroegtijdig in het proces en op een geïntegreerde wijze richting te geven aan de nieuwe EU buitenland- en veiligheidsstrategie.

De Europese Raad van juni 2015 heeft Hoge Vertegenwoordiger (HV) Mogherini de opdracht gegeven om in samenwerking met de EU-lidstaten een nieuwe strategie aan de Europese Raad van juni 2016 te presenteren. Om ideeën te vergaren voor de nieuwe strategie en om draagvlak te creëren is de HV het afgelopen najaar gestart met een consultatieperiode met onder meer denktanks, academici, het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven. Ook het Europees Parlement en nationale parlementen worden betrokken. Parallel daaraan vergaart de HV de inbreng van de lidstaten. In dit kader zal deze strategie tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap in meerdere informele bijeenkomsten aan de orde komen.

Structuur / opzet strategie

HV Mogherini zal tijdens de informele RBZ naar verwachting de structuur en opzet van de strategie uiteenzetten. Het vertrekpunt van de strategie zijn de belangen van de EU. Deze zijn als volgt geformuleerd: het waarborgen van de veiligheid van de burgers en het grondgebied, het bevorderen van de welvaart en het versterken van de weerbaarheid van onze democratieën. Om deze belangen te behartigen heeft de EU een rules-based wereldorde nodig. De waarden van de EU, die de basis vormen van de invulling van de belangen, krijgen ook een plaats in de strategie. Vervolgens worden de leidende beginselen voor het externe optreden van de EU geformuleerd. Daarbij staan actief engageren, het nemen van verantwoordelijkheid en het samenwerken met partners centraal.

Ten aanzien van de prioriteiten van de strategie zal naar verwachting als eerste worden stilgestaan bij het ondersteunen en versterken van de weerbaarheid van staten en maatschappijen. Dit geldt zowel binnen de EU als in onze bredere nabuurregio, waaronder door de inzet van de instrumenten van EU-uitbreiding. Er zal naar verwachting ook een nieuwe benadering uiteen worden gezet voor de aanpak van crises en conflicten door de EU. Deze nieuwe benadering zal met name gericht zijn op de ring van instabiliteit rond Europa. Ook zal in de strategie aandacht worden besteed aan de externe betrekkingen van de EU met de regio’s om ons heen en verder. Richting het oosten komt onder meer China aan bod, richting het zuiden ook sub Sahara Afrika en in het westen onze trans-Atlantische betrekkingen. Als laatste van de prioriteiten zal de EU naar verwachting haar visie schetsen over global governance in de 21e eeuw. Tot slot zal de strategie ingaan op de implicaties van de gestelde prioriteiten op de middelen (zowel personeel als financieel), de capaciteiten (met name op het gebied van het Gemeenschappelijk Veiligheid en Defensiebeleid) en de samenwerking binnen de EU-instellingen en met de lidstaten. De strategie zal in de komende maanden in detail worden uitgewerkt, mede op basis van de inbreng van de lidstaten.

Nederlandse inzet

Het kabinet steunt de hierboven geschetste benadering voor een brede, geïntegreerde strategie, zoals ook verwoord in de Staat van de Unie, en zal de HV ondersteunen om tot een solide resultaat te komen in juni a.s. De internationale ontwikkelingen en uitdagingen waar we voor gesteld staan, vereisen dat de EU met een ambitieuze, maar ook realistische strategie komt op het brede terrein van het externe optreden van de Unie. Daarbij is het van belang dat de Unie haar brede instrumentarium inzet op basis van geïntegreerd beleid. Het nemen van onze belangen als vertrekpunt is logisch, met name vanwege de sterke verwevenheid van de interne en externe kant van uitdagingen, zoals de migratiecrisis en terroristische dreigingen. Het is daarbij wel van belang dat de waarden waarop de Unie is gestoeld een duidelijke plaats krijgen, gezien het belang dat het kabinet hecht aan mensenrechten en een rules-based wereldorde. Daarnaast onderstreept het kabinet het belang van het waarborgen van de veiligheid van de burgers en het grondgebied. Om dit belang te behartigen door het nemen van meer verantwoordelijkheid op dit gebied, dient het Gemeenschappelijk Veiligheid- en Defensiebeleid verder ontwikkeld te worden. Om de uiteindelijke uitvoering van de strategie te waarborgen, dient de strategie aanknopingspunten te bevatten voor sub-strategieën en/of actieplannen op bepaalde terreinen. Deze zouden na de totstandkoming van de strategie uitgewerkt moeten worden. De EU Global Strategy zelf functioneert dan als een overkoepelend kader. Ook is politiek commitment op het hoogste niveau van belang voor gedegen uitvoering. Het kabinet zal daarom aanname van de strategie door de Europese Raad in juni a.s. nastreven.

In de geannoteerde agenda’s voor de informele RBZ OS (op 1 februari a.s.) (Kamerstuk 21 501-04, nr. 180) en Defensie (op 4 en 5 februari a.s.) (Kamerstuk 21 501-28, nr. 135), die uw Kamer separaat toegaan, wordt specifiek ingegaan op de Nederlandse inzet ten aanzien van de koppeling met de Global Goals agenda respectievelijk het beleid op veiligheid en defensie.

Iran

Het Internationaal Atoomenergieagentschap (IAEA) heeft op 16 januari jl. – «Implementation Day» – vastgesteld dat Iran zijn verplichtingen uit het nucleaire akkoord is nagekomen. De internationale gemeenschap is er nu van verzekerd dat Iran niet in het geheim aan een kernwapen werkt en dat het land geen grote voorraden verrijkt uranium meer heeft. Dit is een bekroning van het nucleaire akkoord dat de E3+3, de Hoge Vertegenwoordiger van de EU en Iran deze zomer bereikten en toont de kracht van de multilaterale diplomatie aan. In het licht van deze nieuwe mijlpaal zullen de Ministers in een informele setting spreken over de relatie met Iran en de rol van Iran in de regio. De lidstaten hebben het bereiken van Implementation Day verwelkomd. Nu een groot deel van de internationale sancties tegen Iran zijn opgeschort is een stapsgewijze intensivering van de economische samenwerking met Iran mogelijk. Ook is hiermee de basis gelegd voor de EU om de relaties met Iran te verbreden. Hoewel met het bereiken van Implementation Day een belangrijke stap richting verbeterde betrekkingen met Iran is gezet, is het cruciaal dat Iran zich goed aan de afspraken blijft houden. Het IAEA blijft een centrale rol spelen in de verificatie van de implementatie van het nucleaire akkoord. Bij een significante niet-naleving door Iran zullen de sancties opnieuw worden ingesteld.

Tijdens de informele RBZ zal de invulling van de geïntensiveerde betrekkingen tussen de EU en Iran worden besproken. Het kabinet zet in op een structurele politieke dialoog tussen de EU en Iran. Het kabinet hecht eraan dat in de dialoog met Iran, naast politieke en economische onderwerpen, de mensenrechtensituatie en de rol van Iran in de regio onverminderd aandacht krijgen. Het verbreden van de betrekkingen met Iran zal wat het kabinet betreft afhankelijk zijn van het voortgezet nakomen door Iran van de verplichtingen voortvloeiend uit het nucleair akkoord. Ook zullen de Ministers ingaan op de rol van Iran in de regio. Het kabinet maakt zich zorgen om de opgelopen spanningen tussen Iran en landen in de regio, met name Saoedi-Arabië. Het kabinet hecht eraan dat de EU zich in blijft zetten voor de-escalatie van deze spanningen bij zowel Saoedi-Arabië als Iran. Daarnaast zou de EU er bij Iran op aan moeten blijven dringen een constructieve rol te spelen bij het vinden van oplossingen voor conflicten in de regio.

Scenario Based Policy Discussion

Om de informele setting van Gymnich optimaal te benutten, zullen de EU Ministers, op initiatief van Nederland, een «Scenario Based Policy Discussion» voeren. Daarin bespreken zij de verschillende beleidsinstrumenten die de Raad Buitenlandse Zaken ter beschikking staan in het geval wanneer de EU met een dreiging van buitenaf wordt geconfronteerd. Dit gebeurt aan de hand van een fictieve casus en op interactieve wijze. Het scenario, een crisissituatie in een fictief land in de ring rond Europa, wordt geïntroduceerd door middel van korte filmfragmenten. Op basis daarvan kunnen de Ministers, via een aantal realistische dilemma’s op de verschillende fases van de crisis, hun reactie formuleren. Het doel van de opzet is dat de Ministers met elkaar van gedachten kunnen wisselen over een optimale inzet van de mogelijkheden die het Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) biedt.

Migratie: discussie met kandidaat-lidstaten

Kandidaat-lidstaten (Albanië, Macedonië, Montenegro, Servië, Turkije) worden traditioneel voor een gedeelte van Gymnich uitgenodigd. Op voorstel van Nederland zal de gezamenlijke bespreking in het teken staan van de migratiestroom via Turkije en de Westelijke Balkan en de wijze waarop daar gezamenlijk oplossingen voor kunnen worden gevonden. Aan deze bijeenkomst zal eveneens AFET-voorzitter Elmar Brok deelnemen. Aangezien het een informele bespreking betreft, is geen besluitvorming voorzien.

Naast het significant verminderen van de instroom vanuit Turkije is effectieve samenwerking, coördinatie en informatie-uitwisseling tussen de landen die onderdeel uitmaken van de zgn. Westelijke Balkanroute van groot belang. Ministers zullen de voortgang in de uitvoering van de tijdens de Westelijke Balkan/Oostelijke Mediterrane Zee conferentie van 8 oktober jl. (Kamerstuk 32317–352) en de Leidersbijeenkomst van 25 oktober jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1027) gemaakte afspraken bespreken. Een groot aantal lidstaten is van mening dat er onvoldoende voortgang is geboekt. Het kabinet blijft het belang benadrukken van snelle voortgang op de partnerschappen met Jordanië en Libanon (niet Libië, zoals abusievelijk was vermeld in het verslag van de Raad Algemene Zaken van 18 januari jl., Kamerstuk 21 501-02, nr. 1577).

Een aantal centraal-Europese lidstaten is sterk voorstander van het spoedig nemen van additionele maatregelen om de situatie op de Westelijke Balkan het hoofd te bieden. Aandachtspunten daarbij zijn de noodzaak van het versterken van de grensbewaking, zowel aan de grens tussen Turkije en Griekenland als ook aan de Griekse noordgrens, het proactief tegengaan van ongecontroleerde verlegging van stromen en het mitigeren van mogelijke destabiliserende effecten van de migratiecrisis op de binnenlandse en regionale verhoudingen op de Balkan. In dat kader zal ook gesproken worden over de mogelijkheid van het inzetten van EU-instrumentarium, zoals Frontex. Deze thema’s kwamen eveneens aan de orde tijdens de informele JBZ-bijeenkomst op 25 januari jl.

Naar boven