21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1514 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 juli 2015

Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda aan van de Raad Buitenlandse Zaken van 20 juli 2015.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

GEANNOTEERDE AGENDA RAAD BUITENLANDSE ZAKEN VAN 20 JULI 2015

Klimaatverandering en de post 2015 agenda voor duurzame ontwikkeling

Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken zal mogelijk worden gesproken over voorbereiding van de Toppen over klimaat (COP21), Financing for Development en Sustainable Development Goals. De EU werkt proactief aan deze drie dossiers. Bij alle drie zijn financiering en de traditionele scheiding tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden een punt van discussie.

De Klimaatonderhandelingen – richting COP 21 – verlopen langzaam. Er heerst veel ongeduld; dat bleek ook bij de ministeriële VN-klimaatbijeenkomst in New York (georganiseerd door de president van de Algemene Vergadering) op 29 juni jl. De EU zal onderweg naar Parijs zowel bilateraal als via de EDEO haar diplomatieke inspanningen moeten intensiveren. Deze bespreking in de RBZ is hiertoe een goede aanzet. Nederland zal de Hoge Vertegenwoordiger(HV) oproepen hier een actieve en coördinerende rol in te spelen. COP-voorzitter Frankrijk is erop gebrand de Parijs-conferentie tot een succes te maken en faciliteert voorbereidende overleggen tussen de verschillende partijen. Het kabinet streeft naar een ambitieus akkoord met een brede participatie. Hiernaast bevordert het kabinet het lange termijn doel van klimaatneutraliteit, ruimte voor adaptatie naast mitigatie en betrokkenheid van andere niet-statelijke actoren, inclusief de private sector. De HV zal de Raad ook informeren over de voortgang op klimaatdiplomatie, op basis van het Actieplan Klimaatdiplomatie dat tijdens de RBZ op 19 januari dit jaar werd aangenomen. Het actieplan richt zich op de EU-coördinatie in aanloop naar de top. De EU trekt gezamenlijk op in de aanloop naar de COP, zowel in de onderhandelingen als in de diplomatieke inspanningen. Uw Kamer is geïnformeerd over de klimaatonderhandelingen op 8 juni (Kamerbrief over de klimaatonderhandelingen op weg naar de VN klimaatconferentie COP21 te Parijs en voorbereiding Klimaattop New York-

IENM/BSK-2015/95809).

De onderhandelingen over Financing for Development (FfD) verkeren in het eindstadium. De conferentie in Addis Abeba vindt van 13-16 juli plaats. Nederland zet tijdens de onderhandelingen in op: domestic resource mobilization, focus van ODA op de allerarmsten, innovatieve financiering en multi-stakeholder partnerschappen, en handel en investeringen voor ontwikkeling. Ondanks een moeilijke eindsprint wordt een goed resultaat verwacht. De Sustainable Development Goals (SDGs) worden naar verwachting in september aangenomen. Hierbij worden geen grote wijzigingen meer verwacht in de doelen zoals voorgesteld door de Open Working Group on SDGs van de VN, waaraan Nederland deelnam. Uw Kamer is geïnformeerd over de stand van zaken rond FfD en de SDGs per brief van 17 juni 2015 (Kamerbrief TK 32 605 /168).

Iran

Indien de E3+3 (Frankrijk, Duitsland, VK, Rusland, China en de VS) en Iran voor de aanstaande Raad Buitenlandse Zaken een alomvattend akkoord over het Iraanse nucleaire programma bereiken, zal HV Mogherini de Raad over de uitkomsten informeren. Een alomvattend akkoord zou grenzen stellen aan het nucleaire programma van Iran en het deels terugbrengen in ruil voor vormen van omkeerbare sanctieverlichting.

Het kabinet steunt de inspanningen van de E3+3, onder leiding van HV Mogherini, om tot een oplossing voor de Iraanse nucleaire kwestie te komen. Ook de andere EU-lidstaten hopen dat de E3+3 en Iran tot een alomvattend en verifieerbaar akkoord zullen waarin grenzen worden gesteld aan het nucleaire programma van Iran en het deels zal terugbrengen.

In een akkoord zullen naar verwachting ook bepalingen ten aanzien van een stapsgewijze sanctieverlichting worden opgenomen. Indien een akkoord wordt bereikt, zal de Raad de gevolgen hiervan voor de sancties ingesteld door de EU bespreken. Het kabinet onderstreept hierbij het belang van verificatie door het Internationaal Atoomagentschap (IAEA) van de afspraken gemaakt in een akkoord. Ook is het van belang dat de EU eensgezind optreedt om een akkoord te consolideren en de uitvoering te waarborgen.

Mocht er voor de Raad (nog) geen alomvattend akkoord zijn bereikt, dan zal HV Mogherini naar verwachting eventuele vervolgstappen bespreken met de EU-lidstaten.

Het kabinet hecht er aan dat de rol van Iran in de regio, ook ten gevolge van een mogelijk akkoord, en de mensenrechtensituatie in Iran, onverminderd aandacht krijgt. Het kabinet spant zich in EU- en bilateraal verband blijvend in om dit te adresseren.

MOVP

De Raad Buitenlandse Zaken zal spreken over de laatste ontwikkelingen binnen het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP) en zal mogelijk lijnen uitzetten voor de gezamenlijke EU-inzet voor de komende periode.

Na HV Mogherini’s terugkoppeling van haar bezoek aan de regio tijdens de Raad van 22 juni jl. zal nu verdere inhoudelijke discussie plaatsvinden over het vredesproces en welke rol de EU hierbij kan spelen. EU Speciaal Vertegenwoordiger voor het MOVP Gentilini deelnemen aan deze discussie. Zijn inzet is momenteel gericht op het bijdragen aan een gunstig klimaat waarin onderhandelingen hervat kunnen worden. De prioriteiten daarbij zijn: stabiliteit in Gaza, ondersteuning en versterking twee-staten oplossing, opzetten van een regionale aanpak, ondersteuning van een internationale inzet waarbij wordt toegewerkt naar geloofwaardige onderhandelingen. Sinds zijn aantreden op 1 mei jl. heeft hij in relaties met verschillende partijen geïnvesteerd, waaronder ook regionale partners.

Het kabinet zet in op de volgende elementen tijdens deze discussie: 1) belang behoud twee-statenoplossing, partijen zullen niet alleen in woorden maar ook in daden de twee-statenoplossing moeten onderschrijven; 2) noodzaak van een nieuw raamwerk voor onderhandelingen; 3) noodzaak om toe te werken naar een gunstig klimaat voor hernieuwde vredesonderhandelingen; 4) aandacht voor Gaza, waaronder belang van wederopbouw en duurzaam staakt-het-vuren, terugkeer van de Palestijnse Autoriteit naar Gaza en verbetering van movement & access.

Tunesië

De Raad zal de situatie in Tunesië bespreken. Directe aanleiding voor de bespreking is de terroristische aanslag in Sousse. De recente aanslagen betekenen een aderlating voor de Tunesische economie, die voor een belangrijk deel afhankelijk is van het toerisme. Aan de lunch zullen waarschijnlijk de Tunesische premier en de Minister van Buitenlandse Zaken deelnemen. De discussie zal zich richten op ondersteuning van Tunesië op sociaaleconomisch en veiligheidsgebied.

Tunesië is een baken van democratische hoop in de Arabische regio. Wil de EU gebruik maken van het democratisch dividend en de symboolfunctie van Tunesië, dan moet het er alles aan doen de prille democratie aldaar te ondersteunen in de strijd tegen terrorisme en het gebrek aan perspectief voor met name de Tunesische jeugd. De nieuwe, progressieve Grondwet en de succesvolle presidents- en parlementsverkiezingen in 2014 zijn tekenen dat de democratische transitie lijkt te slagen. Dit resultaat is mede te danken aan een goed georganiseerd, invloedrijk maatschappelijk middenveld (vakbonden, werkgevers, orde van advocaten, MR-organisaties) dat de prille democratie in stand hield na een reeks politieke moorden na de eerste verkiezingen in 2013. Ook Tunesische politici hebben in moeilijke periodes aangetoond dialoog boven geweld te verkiezen.

Nederland en de EU ondersteunen het Tunesische transitieproces. In deze moeilijke periode is het meer dan ooit van belang dat de Tunesische regering deze steun ontvangt. Nederland draagt via het MATRA-Zuid programma bij aan projecten op het gebied van lokaal bestuur, vrouwenrechten en democratie. De hervorming van de veiligheidssector wordt door Nederland via het Geneva Centre for the Democratic Control of Armed Forces (DCAF) versterkt. In het kader van het EU Nabuurschapsbeleid steunt de EU Tunesië op het gebied van sociaaleconomische hervormingen, versterking democratie, duurzame decentrale ontwikkeling en versterking van het maatschappelijk middenveld. In 2014 en 2015 ligt het budget daartoe tussen EUR 202 en 246 mln., aangevuld met additionele steun in het kader van «more for more». Daarnaast ontving Tunesië in mei jl. een eerste tranche van EUR 300 mln. macrosteun en steunt de EU het land op thematische terreinen via een aantal andere fondsen.

Tijdens de Raad zal tevens gesproken worden over samenwerking met Tunesië op het terrein van terrorismebestrijding. Het kabinet is van mening dat er een breed pakket op tafel moet liggen waarbij ook bestrijding van grondoorzaken van terrorisme aan bod zal komen.

Migratie

Mogelijk komt migratie kort aan de orde in navolging van de Europese Raad van 25 en 26 juni jl. en de consequenties voor de externe delen van de Europese migratieagenda, waaronder de voorgenomen migratietop tussen de EU en Afrikaanse landen van 11 en 12 november a.s. te Valletta (Malta). Deze Top is gericht op het creëren van een partnerschap tussen de EU en Afrika om gezamenlijk de migratieproblematiek aan te pakken, landen te steunen in hun strijd tegen mensensmokkelaars, nauwer samen te werken met het oog op een effectief terugkeerbeleid. Door ontwikkelingssamenwerking en meer investeringen in Afrika gerichter in te zetten om economische en sociale mogelijkheden te versterken, willen de EU en Afrika de grondoorzaken van migratie adresseren.

Het kabinet steunt de geplande Top en de beoogde benadering, die Nederland zelf toepast in het EU Regionaal Ontwikkelings- en Beschermingsprogramma (RDPP) voor de Hoorn van Afrika. Voor een succesvolle aanpak van de migratieproblematiek is een bredere, geïntegreerde benadering nodig. Dit is een gedeelde verantwoordelijkheid van herkomst-, transit- en bestemmingslanden. Het kabinet is van mening dat de EU de bredere relaties met derde landen strategisch moet inzetten om te komen tot partnerschappen op migratieterrein waar zowel de EU, derde landen als vluchtelingen en migranten baat bij hebben. Hiertoe moeten beschikbare beleidsinstrumenten, waaronder de instrumenten van het EU-ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, het GVDB en het Nabuurschapsbeleid, op geïntegreerde wijze worden ingezet.

Mogelijk zal de Raad in dit kader kennis nemen van de stand van zaken ten aanzien van de GVDB missie EUNAVFOR MED waarvan de eerste fase op 22 juni jl. werd gelanceerd. Nederland is, samen met alle andere lidstaten, van oordeel dat er een volkenrechtelijk mandaat nodig is voor kan worden overgegaan naar een volgende fase waarin is voorzien in het op internationale zee of in de territoriale wateren van derde landen kunnen aanhouden en betreden van smokkelschepen. Op dit moment ligt de bespreking over een VN-mandaat stil, in afwachting van de uitkomst van voortgaande gesprekken tussen de EU HV met de Libische regering in Tobroek over medewerking aan de EU-missie.

Mensenrechten

Tijdens de Raad wordt het nieuwe EU-Actieplan voor Mensenrechten en Democratie aangenomen. Dit document vormt de basis van de externe EU-inzet voor de bevordering en bescherming van mensenrechten en democratie in de periode 2015–2019. Het Actieplan vormt, naast de EU Speciaal Vertegenwoordiger voor de Mensenrechten en het EU Strategisch Raamwerk, een van de drie pilaren van het EU-mensenrechtenbeleid.

Het kabinet verwelkomt het nieuwe actieplan. Het thema «mensenrechten» is tevens een van de externe speerpunten van het Nederlandse EU-voorzitterschap. Het is voor Nederland van groot belang dat de EU de komende jaren nog sterker en eensgezinder wordt in het uitdragen van het mensenrechtenbeleid. Met een gemeenschappelijk geluid kan de EU krachtiger een boodschap overbrengen. De verwachting is dat dit actieplan hieraan zal bijdragen.

Op 5 juni jl. werd de Nederlandse inzet tijdens de onderhandelingen over het Actieplan met uw Kamer gedeeld in het BNC Fiche: «Mededeling – EU Actieplan inzake mensenrechten en democratie (2015–2019) – Kamerstuk 22 112, nr. 1973 ». Nederland is er in belangrijke mate in geslaagd de voorgestelde inzet te realiseren. Zo is de bescherming van vrijheid van godsdienst of levensovertuiging een eigenstandige doelstelling geworden met daaraan gekoppeld drie actiepunten. Ook zijn de acties gericht op het bedrijfsleven en mensenrechten ambitieuzer geworden: de EU gaat de ontwikkeling van nationale actieplannen voor het bedrijfsleven en mensenrechten in derde landen steunen en EU-lidstaten gaan onderling actief hun ervaringen uitwisselen met het opstellen van dergelijke plannen. Het kabinet is van mening dat het plan doelgerichter geformuleerd had kunnen worden. De huidige tekst is echter een sterke verbetering ten aanzien van de eerste opzet en Nederlandse suggesties om acties concreter te formuleren zijn overgenomen.

Het kabinet waardeert de aandacht voor empowerment van lokale actoren, het versterken van de interne en externe coherentie van het EU-beleid en de nadruk op betere implementatie en monitoring van bestaande instrumenten. Ook is het kabinet erover te spreken dat de geplande evaluatie van het Actieplan in 2017 samenvalt met de evaluatie van de externe financieringsinstrumenten van de EU. Deze gelijktijdige evaluaties moeten zorgen voor een grotere samenhang tussen het beleid en de financiële steun van de EU.

Naar boven