21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1496 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 april 2015

Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken van 20 april 2015.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

VERSLAG RAAD BUITENLANDSE ZAKEN VAN 20 APRIL 2015

Strategische discussie Latijns-Amerika en de Cariben (LAC)

In haar inleiding constateerde Hoge Vertegenwoordiger Mogherini dat Latijns-Amerika de afgelopen decennia een sterke economische groei heeft doorgemaakt, gecombineerd met voortgang op het gebied van democratisering, armoedebestrijding en conflictoplossing. De aanloop naar de EU-CELAC top in juni creëert momentum om de bi-regionale partnerschapsrelaties met Latijns-Amerika te versterken. Tegelijkertijd benadrukte de Hoge Vertegenwoordiger dat Latijns-Amerika meerdere uitdagingen kent waaronder drugsgerelateerde criminaliteit en de mensenrechtensituatie in Midden-Amerika.

De discussie werd gevoerd aan de hand van drie prioritaire thema’s: 1) het versterken van de politieke relatie met LAC; 2) het uitbreiden en versterken van de economische banden; 3) het samenwerken in multilaterale fora op gelijkgestemde dossiers. De Raad verwelkomde het initiatief van de Hoge Vertegenwoordiger om de strategische relatie met Latijns-Amerika te verbeteren en achtte het van belang om de relaties te verdiepen mede in het licht van de geopolitieke ontwikkelingen.

Meerdere lidstaten gaven aan het versterken van de economische banden tussen LAC en de EU als prioriteit te zien. Hoewel deze banden reeds sterk zijn en veelal geïnstitutionaliseerd, kan het verbeteren van de naleving van verschillende (handels-)akkoorden verder bijdragen aan het versterken van de economische relaties. In de ogen van de Raad zou het accent daarom moeten liggen op het afronden en moderniseren van lopende afspraken en onderhandelingen, voordat de EU inzet op het aangaan van nieuwe overeenkomsten.

Daarnaast pleitten verschillende lidstaten voor het verdiepen van de politieke banden met Latijns-Amerika en de Cariben. Van oudsher wordt de regio en de relatie met de EU gekenmerkt door een groot aantal verbindende waarden. Ook in cultureel, historisch en religieus opzicht is Latijns-Amerika nauw verwant aan Europa. Deze verbondenheid met Europa, de groei die de regio heeft doorgemaakt en het feit dat de LAC regio veelal dezelfde prioriteiten heeft, nopen in de ogen van meerdere Ministers tot een verdieping en versterking van de politieke dialoog – ook binnen multilaterale instellingen. De Raad gaf daarom aan in te willen zetten op frequenter contact tussen Europa en Latijns-Amerika met betrekking tot mondiale ontwikkelingen, zoals op het gebied van klimaat, duurzame ontwikkeling, post-2015 agenda, veiligheid, drugs en terrorismebestrijding.

De Raad sprak over de speciale banden met de Cariben en bevestigde zijn toewijding in relatie tot de wederopbouw van Haïti. Door de toenadering tussen de Verenigde Staten en Cuba is de Noord-Zuid relatie minder onder de druk komen te staan. De Ministers spraken tegen deze achtergrond de wens uit dat de EU de politieke dialoog doorzet n.a.v. dit vernieuwde momentum en dat de EU de Cubaanse hervormingen ondersteunt. Eveneens bevestigde de Raad dat de Europese Unie gereed moet zijn om het vredesproces in Colombia te ondersteunen, onder andere d.m.v. een EU trust fund. De Raad sprak de wens uit dat Venezuela zich in blijft zetten voor eerlijke en inclusieve verkiezingen en samen blijft werken met regionale partners zoals UNASUR.

Libië

In vervolg op de discussie over Libië van 16 maart jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1470) sprak de Raad wederom over Libië. Deze discussie kwam grotendeels in het teken te staan van migratie vanwege de tragische recente gebeurtenissen op de Middellandse Zee, waarbij verschillende boten met migranten – die vanuit Libië Europa probeerden te bereiken – zijn verongelukt. De Hoge Vertegenwoordiger had besloten om later op de dag een buitengewone Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken en Binnenlandse Zaken/Justitie bijeen te roepen, om concrete EU maatregelen op het gebied van migratiebeleid voor te stellen. Daarbij kwam eveneens de rol die Libië speelt als doorvoerland voor mensensmokkel aan de orde. Een verslag over deze gezamenlijke bijeenkomst is Uw Kamer separaat toegegaan (Kamerstuk 21 501-20, nr. 969).

Door HV Mogherini werden verschillende beleidsopties gepresenteerd die zij op verzoek van de Raad in kaart heeft gebracht, ter ondersteuning van een toekomstige Libische regering van nationale eenheid. Nederland zet in op een geïntegreerde beleidsinzet van de EU en acht het van belang de discussie over migratie te bezien in relatie tot de politieke situatie in Libië en het steunen van het proces onder leiding van de VN. Naast beleidsopties ter ondersteuning van een eventuele eenheidsregering, zou ook moeten worden gekeken naar het uitoefenen van druk op personen die de onderhandelingen frustreren. Nederland vroeg tevens specifieke aandacht voor de legitimiteit van de regering van nationale eenheid en de relatie met landen in de regio.

De Raad heeft besproken wat momenteel kan worden gedaan om het onderhandelingsproces, dat wordt geleid door VN speciaal vertegenwoordiger León, te faciliteren. Vorming van een stabiele Libische eenheidsregering werd als urgent bestempeld en geldt als voorwaarde voor het verder invullen van de EU inzet. Ook is gesproken over inperking van de veiligheidsrisico’s van de huidige situatie voor de EU. Zo is afgesproken de grensmissie EUBAM Libië te verlengen en verder te werken aan technische voorbereidingen ter versteviging van de EU-grensoperaties (EUCAP) in Mali en Niger. De EU zal zich bovendien inzetten voor intensievere samenwerking met partners op het gebied van contraterrorisme.

Jemen

De Ministers spraken hun ernstige zorgen uit over de verslechterde situatie in Jemen. De recente ontwikkelingen brengen grote risico’s met zich mee voor de regionale stabiliteit, in het bijzonder voor de Hoorn van Afrika en de Rode Zee. De Raad veroordeelde de unilaterale acties van de Houthi’s alsook acties van milities die nauw gelieerd zijn met voormalig president Saleh en riep hen op terug te trekken uit onder meer Sana’a en Aden. Ook sprak de EU haar steun uit voor de legitieme autoriteiten van Jemen. De Raad merkte daarbij op dat de president van Jemen de voorzitter van de VN-Veiligheidsraad had geïnformeerd dat hij de Arabische Liga om steun had gevraagd om de Houthi’s terug te dringen door militaire interventie. De EU benadrukte dat de uiteindelijke oplossing van deze crisis een politieke moet zijn.

De EU drong er daarom bij alle Jemenieten, in het bijzonder de Houthi’s, op aan het conflict te beslechten door middel van dialoog. De Raad riep alle partijen op het geweld te stoppen en terug te keren naar de onderhandelingstafel. De rol die de VN hierin zou moeten spelen werd benadrukt, waaronder het belang om snel een nieuwe Speciaal Adviseur van de secretaris-generaal van de VN voor Jemen te benoemen. Alleen een brede politieke consensus, bereikt door inclusieve onderhandelingen, kan leiden tot een duurzame oplossing in Jemen. De Raad riep ook de regionale actoren op om constructief met de partijen in Jemen mee te werken, dit met het oog op de-escalatie van de crisis en het voorkomen van verdere regionale instabiliteit.

De Raad stond voorts stil bij het belang om terrorisme aan te pakken in Jemen, waaronder Al Qaida op het Arabisch Schiereiland. De EU benadrukte dat moest worden voorkomen dat terroristen de huidige situatie zouden gebruiken om hun activiteiten uit te breiden. De EU veroordeelde de recente terroristische aanslagen op moskeeën in Sana’a en Saada.

De Ministers bespraken tevens de door het recent opgelaaide conflict ernstig verslechterende humanitaire situatie in Jemen. De Ministers riepen alle partijen op om de burgerbevolking te beschermen en deze niet als doelwit in te zetten in het conflict. Ook drong de Raad er bij alle partijen op aan om onbelemmerde humanitaire toegang te garanderen aan hulpverleners en -goederen. Vanwege het belang het humanitair oorlogsrecht en mensenrechten te respecteren, werd opgeroepen tot een onafhankelijk onderzoek naar de vermeende schendingen daarvan in het huidige conflict. De Raad benadrukte het belang van gecoördineerde humanitaire actie onder leiding van de VN en riep landen op om bij te dragen.

EU strategic review

HV Mogherini lichtte in een korte presentatie de stappen in het proces van de strategische herijking (strategic review) toe. Het startpunt volgens de HV is het rapporteren aan de Europese Raad (25 juni a.s.) en bezien of er een nieuwe strategie nodig is op het gebied van buitenland- en veiligheidsbeleid. Zij gaf voorts aan twee fasen in het proces voor te staan: 1) een appreciatie van de mondiale uitdagingen ten behoeve van de Raad Buitenlandse Zaken van mei en juni a.s. en vervolgens de Europese Raad eind juni, waarna 2) besprekingen met betrekking tot een buitenlandstrategie zullen plaatshebben. De HV zou hierbij ook het Europees parlement, denktanks en het maatschappelijk middenveld willen betrekken. Tijdens haar bezoeken aan lidstaten zou ze hierover ook met nationale Parlementen spreken, zoals tijdens haar bezoek aan Nederland op 16 april van dit jaar.

Vervolgens noemde ze enkele elementen uit de appreciatie die momenteel wordt voorbereid. Zij constateerde dat we leven in een veranderende mondiale omgeving: een wereld die meer verbonden, meer betwist en complexer is. Dit levert uitdagingen en kansen op voor de EU: de betrokkenheid met Turkije en de Balkan moet worden herzien, hoe gaan we in Europa om met de wereldorde na de Koude Oorlog, de omwentelingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten, de relatie met Afrika, het trans-Atlantische bondgenootschap en het multilaterale systeem. De vraag die daarbij opkomt is: is de EU toegerust deze uitdagingen aan te gaan en kansen te grijpen? Haar inzet is erop gericht een antwoord te vinden op de vragen welke gebieden daarbij nieuwe richting behoeven, met welke middelen dat kan worden bereikt en hoe we de implementatie willen vormgeven.

Iran

HV Mogherini gaf een korte toelichting bij het politieke raamwerkakkoord over het Iraanse nucleaire programma dat op 2 april jl. overeen is gekomen tussen de E3+3 en Iran. Het waren stevige en lange onderhandelingen geweest. Het raamwerk moest nu eerst uitgewerkt worden in een Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA). De partijen zullen elkaar daarvoor vanaf 22 april weer treffen in Wenen, waarbij zij de finale overeenkomst voor 30 juni a.s. hopen te bereiken. De HV onderstreepte het belang om het akkoord te consolideren met het oog op overeenstemming eind juni gezien de verschillende negatieve reacties erop, voornamelijk uit de Midden-Oostenregio.

HV Mogherini gaf voorts een toelichting op de afgesproken hoofdlijnen. Irans verrijkingscapaciteit, verrijkingspercentages en voorraad zal voor een bepaalde tijd worden beperkt. De verrijkingsfaciliteit Fordow zal worden omgebouwd tot een nucleair, natuurkunde- en technologiecentrum. Een internationale joint venture zal Iran assisteren om de zwaarwaterreactor in Arak om te bouwen tot een moderne reactor die geen plutonium produceert dat geschikt is voor een wapen. Ook zijn er afspraken gemaakt voor een verificatiemechanisme voor het JCPOA. In ruil daarvoor zal de EU alle sancties beëindigen die zijn verbonden aan het nucleaire dossier. Ook de VS zal alle nucleaire, secundaire economische en financiële sancties beëindigen, tegelijkertijd zal Iran de nucleaire afspraken implementeren (welke geverifieerd zijn door het Internationaal Atoomenergie Agentschap). Een VN-veiligheidsraadsresolutie zal tot slot het JCPOA bekrachtigen en alle eerdere nucleaire resoluties beëindigen, waarbij er nog wel enkele restrictieve maatregelen worden genomen voor een bepaalde tijd.

Ministeriële bijeenkomst Oostelijk partnerschap (OP)

Na afloop van de RBZ vond de ministeriële bijeenkomst van het Oostelijk Partnerschap plaats waarbij ook de Ministers van de zes OP landen aanwezig waren. Hoofdonderwerp van de bijeenkomst was de voorbereiding van de Oostelijk Partnerschapstop in Riga aanstaande 21 en 22 mei. De Ministers onderschreven het belang van een resultaatgerichte agenda en de noodzaak tot differentiatie binnen de kaders van het Oostelijk Partnerschap. Een aantal Oostelijke partnerlanden onderstreepte hun verdergaande ambities ten aanzien van de EU, andere partnerlanden benadrukten juist hun pragmatische samenwerkingsrelaties met de EU. Alle partnerlanden onderstreepten het belang van ontwikkelingen op het terrein van visumbeleid. EU-Ministers benadrukten de uitgangspunten van het Oostelijk Partnerschap, te weten politieke associatie en economische integratie. Ten aanzien van visumzaken onderstreepten Europese Ministers dat landen aan alle vereisten moeten voldoen om in aanmerking te komen voor visumliberalisatie.

Oekraïne

Ter uitvoering van de toezegging gedaan tijdens het AO RBZ van 15 april jl. informeer ik Uw Kamer als volgt. De benoeming begin april van de leider van Pravyi Sektor, Yarosh, tot adviseur van de hoogste commandant van het Oekraïense leger Viktor Moezjenko is een eerste stap richting integratie van Pravyi Sektor in het Oekraïense leger. Dit past binnen het beleid van de regering in Kiev om een einde te maken aan het – internationaal zeer bekritiseerde – onafhankelijk opereren van vrijwilligersbataljons in Oost-Oekraïne. Deze bataljons hebben de keuze om hun wapens in te leveren of zich te voegen in de commandostructuur van het Oekraïense leger of de Nationale Garde. Onder invoegen in de structuren van het Oekraïense leger vallen ook de financiële structuren. Voor Yarosh geldt dat hij zijn salaris krijgt uit hoofde van zijn lidmaatschap van het parlement. Hij wordt dus niet door het Oekraïense leger betaald. Wat betreft een eventuele amnestie voor de leden van de vrijwilligersbataljons, is het kabinet van mening dat diegenen die verdacht worden van de meest ernstige misdrijven, zoals opgenomen in het Statuut van het ICC (Statuut van Rome), dienen te worden vervolgd. Zij zullen dus niet op amnestieafspraken – zoals overeengekomen in de Minsk-akkoorden, hetzij elders overeengekomen – kunnen rekenen.

EULEX Kosovo

Het rapport naar aanleiding van het onafhankelijk onderzoek naar beschuldigingen van corruptie binnen EULEX Kosovo, dat op verzoek van Hoge Vertegenwoordiger Mogherini werd uitgevoerd door J.P. Jacqué (voormalig directeur van de juridische dienst van de Raad van de Europese Unie), is op 14 april jl. openbaar gemaakt (http://eu-un.europa.eu/articles/en/article_16304_en.htm). Het rapport is integraal openbaar gemaakt, maar namen zijn verwijderd i.v.m. privacywetgeving. Ook is een annex met een transcript van een telefoongesprek verwijderd omdat dit nog onderwerp is van het lopende strafrechtelijk onderzoek.

Doel van het onderzoek was beantwoording van de vraag of EULEX Kosovo de corruptiebeschuldigingen op adequate wijze heeft afgehandeld. Het rapport gaat niet in op de gegrondheid van de corruptiebeschuldigingen zelf. Het strafrechtelijk onderzoek hiernaar wordt uitgevoerd door de Kosovaarse autoriteiten en een EULEX-aanklager. Het rapport gaat niet over het functioneren van de missie als zodanig, maar J.P. Jacqué heeft wel enkele observaties en aanbevelingen op dit terrein opgenomen.

Belangrijkste conclusie van het rapport is dat geen bewijs is gevonden dat EULEX Kosovo de corruptiebeschuldigingen in de doofpot heeft willen stoppen of de openbaar aanklaagster die de zaak naar buiten bracht, aan de kant heeft willen schuiven. Wél stelt het rapport dat het intern onderzoek naar deze kwestie eerder had moeten worden gestart en dat de communicatie over de zaak binnen EULEX Kosovo en richting de EU op verschillende momenten tekort is geschoten. De missie heeft verder, aldus het rapport, voor een ad hoc benadering van het onderzoek gekozen die weliswaar begrijpelijk leek, gegeven de omstandigheden, maar naar buiten toe voor onnodige onrust en achterdocht heeft gezorgd.

Tevens constateert het rapport dat de corruptiebeschuldigingen zijn uitgebuit door personen die belang hebben bij het vertrek van de missie uit Kosovo. Voorts concludeert het rapport dat conform de geldende EU-regelgeving de Britse openbaar aanklaagster geen status als klokkenluider toekomt. Tot slotte doet het rapport enkele aanbevelingen en maakt het observaties ten aanzien van het functioneren van de missie. Verder stelt J.P. Jacqué vast dat EULEX de hoge verwachtingen weliswaar niet heeft waargemaakt, maar dat de situatie in Kosovo zonder EULEX slechter zou zijn.

Naar boven