21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1078 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 21 juli 2011

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft op 16 juni 2011 overleg gevoerd met minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken over:

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 25 mei 2011 met het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 23 mei 2011 (21 501-02, nr. 1064);

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 10 juni 2011 met de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 20 juni 2011 (21 501-02, nr. 1071).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Pechtold

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van Toor

Voorzitter: Pechtold

Griffier: Van Toor/Van Haaster

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, Dijkhoff, Knops, De Roon, Voordewind, Van Bommel, Timmermans en Pechtold,

en minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik open het algemeen overleg van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken en heet allen welkom.

De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. De relatieve opluchting en blijdschap over het vreedzaam verlopen referendum in Sudan zijn bedroevend snel omgeslagen in zorgen over het geweld bij Abyie. Binnenkort zal Lady Ashton namens de Europese Unie de onafhankelijkheid van Zuid-Sudan erkennen, maar wat gaat Nederland, en natuurlijk de EU, doen aan de situatie in Sudan? Is er binnen de VN-missie bijvoorbeeld behoefte aan Nederlandse Cougarhelikopters, zoals eerder voorgesteld in de aangehouden motie-Ten Broeke? Kan dit een concrete bijdrage leveren, en wat kan er verder gebeuren om het nog meer lijden te beperken?

In Wit-Rusland neemt de onrust toe. Loekasjenko uit steeds meer dreigementen. In dit communistische land raken ook de vakbonden ontevreden, en diverse leningen moeten worden aangegaan, onder andere bij het IMF, Rusland en China. We zien een combinatie van zorgen voor mensen om hun individuele rechten, en om hun economische omstandigheden. De VVD is van mening dat Nederland in ieder geval voorop moet lopen binnen de EU, om te bekijken wat de mogelijkheden voor sancties zijn als de onrusten aanhouden en er geen verbetering optreedt. Vaak richten we ons bij deze thema’s op Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Het moet natuurlijk om de hervormingen zelf gaan, en niet om de plaats waar die plaatsvinden. We vinden het zeer positief dat er al een bedrag beschikbaar is gesteld voor bilaterale steun aan oppositionele krachten. Inzake nabuurschapsbeleid ondersteunt de VVD van harte de conditionaliteit die door de minister wordt voorgesteld. Er moet wel worden meegewerkt aan thema’s als migratie, mensenrechten en markttoegang. Omgekeerd moet na hervormingen de Europese markt opengesteld kunnen worden voor landbouwproducten uit Noord-Afrika. Wel hebben wij nog steeds zorgen over het door de Commissie voorgestelde bedrag dat beschikbaar moet komen, te weten 1,2 mld. aan extra middelen. Is daarbij ook gekeken naar de absorptiecapaciteit, om het snel in te kunnen zetten? Toen maanden geleden vanuit Europa zo mooi werd verteld dat er geld moest komen, vroeg mijn fractie al of er, eigenlijk heel basaal, naast dat bedrag ook een plan was. Is doordacht wat er met dat geld moet gebeuren, en hoe dat daadwerkelijk bijdraagt?

De situatie in Jemen is natuurlijk erg zorgwekkend. De Nederlandse ambassade aldaar is tijdelijk gesloten. Er verblijven nog Nederlanders in Jemen, die bij andere ambassades aan kunnen kloppen voor bijstand. Hoe verloopt dat? Is daar zicht op? Uiteraard ondersteunen wij de opschorting van de Nederlandse hulp aan Jemen, maar het is niet praktisch dat de EU nog steeds hulp geeft uit ook onze naam. Is de minister bereid ervoor te pleiten dat de EU daarmee stopt? Hoe denkt de minister over de mogelijkheid van het instellen van een wapenembargo?

De heer Knops (CDA): Voorzitter. De CDA-fractie heeft grote zorgen over de ontwikkeling in Sudan. Wij horen dat in de regio Abyie minimaal 25% van de huizen is platgebrand, en dat massaverkrachtingen aan de orde van de dag zijn. Ondertussen trekt het Sudanese leger zich terug uit Abyie. Nederland heeft als medeondertekenaar van het Comprehensive Peace Agreement (CPA) een bijzondere verantwoordelijkheid. De Kamercommissie is drie jaar geleden in dat gebied geweest, en dat was een indrukwekkend bezoek. Zoals de heer Dijkhoff terecht zei, worden de positieve geluiden van de afgelopen tijd volledig overschaduwd door de ramp die zich daar nu voltrekt. Hoe vult Nederland die bijzondere positie in dat gebied, waar we een heel goede rol gespeeld hebben, in? Hoe maken we de leidende rol waar die wij daar steeds hadden?

Wij maken ons grote zorgen om de Nederlandse en buitenlandse troepen, die onder de vlag van de United Nations Mission in Sudan (UNMIS) proberen de strijdende partijen uit elkaar te houden. Ons bereiken berichten dat het noorden alle visa opschort. Als dat zo is dreigt zich daar een nieuwe ramp te voltrekken, waardoor de mensen in dat gebied volstrekt niet meer beschermd worden. We krijgen dan Sebrenica-achtige scenario’s.

Mijn fractie waardeert de inzet van mevrouw Ashton om tot een gezamenlijke verklaring te komen ten aanzien van de onafhankelijkheid van Sudan. Wij spreken de hoop uit dat dit zal leiden tot een snelle gemeenschappelijke verklaring na 9 juli. Van onze regering verwachten wij echter dat zij zich binnen de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) sterk zal maken voor een afronding van het proces, conform het CPA. Nogmaals wijs ik op onze bijzondere verantwoordelijkheid daar. Wij hebben commitment met Sudan. Mijn fractie ziet graag dat wij in dezen vooroplopen, en anderen meenemen.

Inzake het Midden-Oosten Vredes Proces (MOVP) bevatten de speeches van Barack Obama en Netanyahu geen nieuwe inzichten. Wij vinden dat een teleurstellende constatering. We zien de onrust in de Arabische regio, en de druk op de grens tussen Syrië en Israël. Wij horen berichten over de Palestijnse strategie, om in september eenzijdige erkenning voor te leggen aan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN). Mijn fractie is het met de regering eens dat de lijn van Obama alle steun verdient. Welke aanknopingspunten biedt de speech van Netanyahu, naar de mening van de minister, nog om dit vastgeroeste vredesproces weer vlot te trekken? Hoe zet Europa deze aanknopingspunten in, wat betreft de druk op beide partijen om stappen richting de onderhandelingstafel te zetten?

Uit het verslag van de laatste RBZ maken wij op dat een aantal EU-landen sympathiseert met de gedachte dat het vredesproces geholpen is met een eenzijdige erkenning van de Palestijnse staat. Hoeveel landen betreft dit? Welke strategie volgt de EU, in de aanloop naar de AVVM, om daar eensgezind geluid te laten horen?

Inzake de Arabische regio kopte een Nederlandse krant deze week: de wereld staat erbij en kijkt ernaar. Wij zien hoe lang het duurt eer de Veiligheidsraad tot een resolutie komt die slechts het handelen van het Libische regime veroordeelt, dus misschien moeten wij inderdaad tot die conclusie komen. Kan de minister aangeven hoe eensgezind Europa in dezen optreedt? Waarom wordt er gewacht met het verder aandraaien van de duimschroeven ten aanzien van het regime? Hoe verlopen de contacten om China en Rusland op andere gedachten te brengen? De positie van de Duitsers geeft mijn fractie weinig hoop voor de inzet van de EU, ten aanzien van de toekomst van Libië. Duitsland wil geen militaire actie, maar wel erkenning van de Overgangsraad. Hoe kan er sprake zijn van een succesvolle strategie voor de wederopbouw van Libië na het vertrek van Kadhafi, als er geen eensgezindheid is over de partijen met wie dit plaats moet vinden? Mijn fractie is van mening dat pas geloofwaardig over wederopbouw gesproken kan worden als er duidelijkheid is over de toekomst van het land, en over de toekomstige machtsverhoudingen.

Ten aanzien van Wit-Rusland sluit ik mij aan bij wat collega Dijkhoff hierover zei.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Inzake het MOVP weten we dat Mikati inmiddels een kabinet heeft gevormd in Libanon. Hij heeft dat gedaan in samenwerking met Hezbollah. Er zitten nu dus flink wat Hezbollah-ministers in het kabinet, onder wie de minister van Defensie. Het statement van Mikati was dat Palestina zeker bevrijd moest worden van de Israëli’s. Hoe ziet de heer Knops de contacten met de nieuwe regering-Mikati in Libanon, terwijl Hezbollah daar deel van uitmaakt, terwijl dit soort uitspraken is gedaan?

De heer Knops (CDA): Dat past helemaal in de lijn die ik zojuist beschreven heb: het hele proces wordt alleen maar ingewikkelder. De oplossing lijkt steeds verder weg. Het is een beetje een op-en-afverhaal: telkens is er een mogelijkheid, zijn er windows of opportunity om tot een oplossing te komen, en dit soort uitspraken en bewegingen. Het is democratisch ingegeven, en dat is natuurlijk het dilemma. Het zijn keuzes van de bevolking zelf, die niet leiden tot het dichterbij komen van de oplossing. Ik betreur het dat de oplossing er niet komt, maar wij moeten respecteren dat er democratisch gekozen mensen zitten.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik noem de relatie met Libanon. Voorheen zaten mensen van Hezbollah al in het parlement, maar nu zijn er ook ministers, waaronder die van Defensie. Hoe zouden Nederland en de EU daarmee om moeten gaan? Hezbollah staat immers op de lijst staat van terroristische organisaties.

De heer Knops (CDA): Vooraleerst is het van groot belang dat Europa in dezen eensgezind is. Wij moeten één geluid laten horen. Op tal van fronten is dat natuurlijk op dit moment in Europa het gebrek: er zijn meerdere geluiden. Ik geleid de vraag van de heer Voordewind graag door naar de minister.

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. De Hoge Vertegenwoordiger van de EU, Ashton, heeft laten weten dat zij op 9 juli een gezamenlijke EU-verklaring wil laten uitgaan, waarin de lidstaten aankondigen dat zij de onafhankelijkheid van Zuid-Sudan verwelkomen. Ook mijn fractie verwelkomt deze, maar heeft aan een EU-verklaring daarover geen enkele behoefte. Wat mij betreft spreekt mevrouw Ashton ongevraagd en voor haar beurt. Mijn fractie vraagt de minister wel om, samen met zijn collega’s, het aanhoudend geweld door Khartoum – in het bijzonder de recente intensivering van bombardementen door Sudan – in het zuiden te veroordelen.

Inzake het MOVP delen wij het standpunt van het kabinet, dat unilaterale Palestijnse initiatieven, gericht op eenzijdige erkenning en verkrijging van een volledig VN-lidmaatschap, moeten worden afgewezen. De voortdurende oproep aan beide partijen, vanuit de internationale gemeenschap, om rechtstreekse onderhandelingen te hervatten, strookt niet met de stappen van de Palestijnse Autoriteit (PNA). Die zijn namelijk gericht op het eenzijdig uitroepen van een Palestijnse staat. Mijn fractie wil dat de PNA in het vooruitzicht wordt gesteld dat financiële ondersteuning zal stoppen, als men de hervatting van onderhandelingen blijft saboteren. Overigens is er toch al alle reden voor het beëindigen van de financiële ondersteuning; de PNA heeft besloten om veroordeelde terroristen riante salarissen te geven. Het is krankjorum – een ander woord kan ik er echt niet voor verzinnen – dat Nederland en de EU meebetalen aan salarissen voor terroristen. Wat dit betreft is mevrouw Ashton weer uit de bocht gegaan. In de brief van afgelopen weekend verlangt zij dat het Kwartet eist dat Israël zich terugtrekt naar de grenzen van 1967. Dit in ruil voor veiligheidsgaranties van Palestijnse zijde. Overigens ken ik de grenzen van 1967 niet. Ik ken alleen een wapenstilstandlijn. Volgens commentatoren kwam Ashton met dit voorstel om punten te scoren in Europese hoofdsteden, met name in Parijs, om haar herbenoeming volgend jaar te verzekeren. Als zij met dit soort rare voorstellen blijft komen kan mevrouw Ashton wat mijn fractie betreft beter worden heengezonden.

De heer Van Bommel (SP): De grenzen van 1967 vormen ook voor dit kabinet het uitgangspunt. De kritiek van de heer De Roon op mevrouw Ashton doet dan ook wat vreemd aan. Zij verwoordt eigenlijk niet meer dan het standpunt van de hoofdsteden, en in ieder geval dat van Nederland. Moet de heer De Roon zijn kritiek dan niet richten op deze minister? Daar doet hij volgens mij zaken mee.

De heer De Roon (PVV): Ik hoop dat de minister dat zo begrepen heeft.

Inzake de Arabische regio steunt de PVV-fractie sancties tegen barbaarse regimes zoals in Libië, in Syrië – waar massamoord een familietraditie is – en in Jemen. Ook deelt mijn fractie het streven van het kabinet om waar mogelijk additionele sanctiemaatregelen na te streven. Dit om deze regimes ertoe te bewegen hun misdadige acties tegen de eigen bevolking te stoppen. Tot onze grote schrik schrijft de minister echter over Jemen dat Nederland, samen met de PNA, de mogelijkheden beziet voor een verklaring bij de VN-Mensenrechtenraad. Mijn fractie vindt deze samenwerking onacceptabel. Deze moet stoppen. De PNA is zelf een mensenrechtenschender pur sang die terroristen salarieert, terrorisme verheerlijkt en een anti-Joods klimaat op haar televisiekanalen en in haar schoolboeken creëert. Daarmee dient Nederland niet samen te werken. Hierop graag een reactie van de minister.

Ten aanzien van Egypte wordt steeds duidelijker dat de Moslimbroederschap uit is op politieke macht en op het vestigen van een islamitische staat. De partij Vrijheid en Gerechtigheid is daartoe het instrument. Die partij is sinds 14 juni erkend als legitiem en mag aan de verkiezingen deelnemen. Hoezo vrijheid en gerechtigheid? Die partij spreekt met een dubbele tong. Naar het Westen toe wil men zich gematigd tonen, maar in de Arabische media bezigt men andere taal. Volgens een van de leiders, Sobhi Saleh, zal de shariawetgeving worden ingevoerd als zij aan de macht komen. Termen als een civiele of seculiere staat zijn volgens de Broederschap gewoon misleidend. Deze man zei in de Arabische krant Al Masry Alyoum dat dit het beste systeem is voor moslims en niet-moslims. Maar in de sharia worden vrouwen en niet-moslims zwaar onderdrukt en gediscrimineerd. Er is daarbij geen greintje vrijheid of rechtvaardigheid. Is de minister dit met de PVV eens? Is de minister bereid alle EU-hulp te beëindigen als deze partij daadwerkelijk, direct of indirect, bestuurlijke macht krijgt?

Ten aanzien van de herziening van het EU-nabuurschapsbeleid hanteert de PVV een heldere lijn: geen eurocent Nederlands belastinggeld naar het Midden-Oosten en Noord-Afrika (MENA). Dat betekent dus geen steun voor uitbreiding van het geografisch mandaat van de Europese Bank voor Reconstructie en Ontwikkeling (EBRD) naar Egypte en andere MENA-landen, en geen verhoging van het mandaat voor de Europese Investeringsbank (EIB) met 1 mld. voor landen in die regio. Er moet ook geen terughoudendheid zijn bij het verstrekken van begrotingssteun aan nabuurschapslanden, zoals het kabinet wil: er moet helemaal geen begrotingssteun zijn voor die landen. Er mogen zeker geen extra middelen uit de EU-begroting voor worden vrijgemaakt. Niet door verhoging van het budget voor het nabuurschapsbeleid, zoals de Europese Commissie (EC) wil, en ook niet door verschuivingen binnen dat budget, zoals het kabinet overweegt.

Het koppelen van democratisering, ontwikkeling van de rechtsstaat en verbetering van het respect voor mensenrechten aan Europese steunmaatregelen voor die landen, is een illusie. Deze landen zijn doordrenkt met islam. Islam en democratie en mensenrechten gaan niet samen. Het principe «meer voor meer» gaat dus helemaal niet op. Het is niets en het zal ook niets worden, zolang de politieke ideologie islam deze landen domineert. Mijn fractie vraagt de minister zich hard te maken voor dit standpunt. Overigens geeft de Egyptische minister voor Planning en Nationale Samenwerking mij nu al gelijk. Deze heeft namelijk gezegd dat Egypte de door de Verenigde Staten toegezegde transitiesteun van 2 mld. dollar moet weigeren. Dit omdat Egypte er geen behoefte aan heeft dat andere landen vertellen wat goed is, of dat zelfs afdwingen. Wat dit betreft is de herziening van het onderdeel conditionaliteit in het nabuurschapsbeleid, in ieder geval in theorie, een van de weinige positieve punten die ik in dat beleid kan ontwaren. Ik ben ervan overtuigd dat er geen cent naar die Arabische landen zou gaan, indien daadwerkelijk sancties zouden volgen bij schendingen van strenge voorwaarden. Helaas heb ik weinig tot geen vertrouwen in de EU, wat betreft het naleven en handhaven van afspraken.

De verkiezingsuitslag in Turkije baart zorgen. Dit punt staat niet op de agenda, maar ik wil de minister toch vragen er aandacht aan te besteden, al is dat misschien in de marges van de bijeenkomsten. Erdogan en zijn partij vertonen toenemend autoritair gedrag. Het door hen geambieerde presidentiële systeem is reden tot zorg. Volgens een rapport van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) van vorige week, zitten er 57 journalisten in de gevangenis. Erdogan heeft twee prominente columnisten gewaarschuwd dat zij na de verkiezingen zullen boeten. Onder diens leiding is Turkije zijn seculiere identiteit aan het verliezen. Er vindt toenadering tot Iran plaats door middel van het sluiten van verdragen. De manier waarop dat gebeurt staat haaks op het EU-beleid inzake die islamitische dictatuur. Erdogan steunt terroristische organisaties als Hamas en Hezbollah. Hij heeft in zijn overwinningsspeech gezegd dat zijn overwinning ook een overwinning is voor Ramallah, Nablus en Jenin, om maar wat terroristennesten te noemen. Naar mijn mening is er sprake van stealthy islamisme in Turkije. Erdogan en zijn partij zijn de motor van dat proces. Dat moet onze regering, alsook ook de EU, grote zorgen baren. Ik vraag de minister deze zorgen bij zijn collega’s bespreekbaar te maken.

Wat betreft Ivoorkust zijn er allerlei berichten dat Ouattara de wreedheden, mede gepleegd door zijn eigen troepen, wel in woord, maar niet in daad wil laten onderzoeken. Ik vraag de minister om er, samen met zijn Europese collega’s, op in te steken dat er een onafhankelijk onderzoek door de VN zal plaatsvinden naar de in Ivoorkust gepleegde wreedheden, ook naar die gepleegd door de troepen van Ouattara.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Inzake Sudan heeft Obama opgeroepen tot een staakt-het-vuren. De Afrikaanse Unie heeft bemiddeld bij het conflict in Abyie. Het gaat heen en weer. De rust schijnt wat weder te keren, maar tegelijkertijd zien we nieuwe bombardementen in Zuid-Kordofan. Ik vraag naar de rol en de inzet van Nederland, en die van de EU, in dit conflict. Ik begrijp dat Ethiopische vredestroepen bereid zijn om in het gebied van Abyie de grenzen te bewaken. Welke rol ziet Nederland voor de EU inzake de grensbewaking, in het verlengde van de CPA? Komt er straks een omvorming van het CPA?

Ik begrijp dat de VVD ervoor pleit om Cougars, die mogelijk vrijvallen, in te zetten in Sudan. Daarop hoor ik graag de reactie van de minister. Dat zou een nieuwe missie in kunnen houden.

Wat betreft de erkenning van Zuid-Sudan op 9 juli, wil de EU deze natuurlijk eensgezind uitspreken. Maar wat als er geen eensgezindheid is? Gaat Nederland het dan zelf doen? Wat is de inzet van Nederland? Zijn wij zover om de erkenning van Zuid-Sudan uit te spreken?

Met betrekking tot het MOVP en het nieuwe kabinet van Libanon maak ik mij zorgen. Als delegatie hebben destijds gesproken met Mikati. Over Hezbollah klonk dat toen vrij positief en gematigd. Nu maakt Hezbollah echter toch deel uit van de regering, en nog wel met 16 van de 30 ministers. Dat betekent een meerderheid in het kabinet, en bovendien levert Hezbollah de minister van Defensie. Hoe gaan Nederland en de EU zich opstellen richting het nieuwe kabinet van Mikati, met in het achterhoofd dat Hezbollah nog steeds een terroristische organisatie is?

Obama heeft verschillende uitspraken gedaan inzake het MOVP. In eerste instantie noemde hij als uitgangspunt de grenzen 1967. Ik ben het met de heer De Roon eens dat dat geen grenzen waren, maar dat het een demarcatielijn betrof. Een wapenstilstandlijn. Vervolgens heeft Obama aangegeven dat iets te fel gezegd te hebben. Hij bedoelde dat er wel degelijk sprake zou kunnen zijn van een land swap. Welke lijn steunt de EU en welke lijn steunt Nederland? De eerste uitspraken van Obama of de tweede? Wij moeten niet op de stoel van de onderhandelaars gaan zitten. Die moeten er toch met elkaar uitkomen. Als tot land swaps zou worden overgegaan om uiteindelijk tot een tweestatenoplossing te komen, moet Nederland dat, in de visie van de ChristenUnie, ondersteunen.

Er is grote zorg over de 44 Nederlanders die nog vastzitten in Jemen. Hoeveel van hen willen op stel en sprong vertrekken? Wat zijn de belemmeringen daartoe? Hoe verloopt de dienstverlening vanuit het Verenigd Koninkrijk (VK) in Frankrijk daarbij? Kunnen deze mensen het land inderdaad verlaten, als zij dat willen?

In de geannoteerde agenda ontbrak een opmerking over de vluchtelingenstroom. Hoe staat het daarmee? Wat kan de internationale gemeenschap daarin betekenen?

In Syrië neemt het geweld toe. Ik heb begrepen dat inmiddels ook helikopters worden ingezet. Dat maakt dat het geweld, dat wordt ingezet tegen de betogers, massiever wordt. Aan de andere kant horen wij ook dat salafisten betrokken zouden zijn bij het verzet, en bij de betogingen. Dat baart ook zorgen, en het werpt een ander licht op de zaak. Kan de minister die geluiden bevestigen? Wat kan Europa verder nog doen om de onschuldige burgers, die geen verzet en geweld gebruiken, te ondersteunen?

Wat betreft Libië zien wij graag steun voor de inzet inzake de post-conflictvisie: hoe nu verder?

Wij steunen de kritische visie van het kabinet op het militaire bewind in Egypte. Daar schijnen toch nog steeds verschillende mensenrechten geschonden te worden, ook door het militaire bewind. Is de minister het met mij eens dat, indien dat zo is, wij zeer terughoudend moeten zijn in contacten met en steun aan Egypte, totdat er vrije verkiezingen zijn geweest? Het is goed dat de daders van de aanval op de kerk berecht worden. Bij mijn weten is dat de tweede keer. Wij hebben die berichten ook gehad over Alexandrië, en dat is dus een positieve ontwikkeling. Tegelijkertijd vernemen wij dat militairen en politie vaker betrokken zijn bij het neerslaan van demonstraties, ook door kopten. Kan de minister dat bevestigen?

Met de heer De Roon spreek ik mijn zorgen uit over de nieuwe partij van de Moslimbroederschap: Vrijheid en Recht. Als zij aan de macht komen, is er sprake van een soortgelijke situatie als in Libanon. Wat de ChristenUnie betreft moet de hulp dan echt stoppen, ook de Europese hulp. Aan een regering die mensen onderdrukt, die mensenrechtenschendingen toelaat inzake de rechten van vrouwen en minderheden, moeten wij absoluut geen steun geven. Daar moeten wij aan de slag via het maatschappelijk middenveld.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Ook de SP spreekt zorg uit over de verslechterde toestand in Sudan. Ook de regering doet dat in de brief. In de beantwoording van vragen over de focusbrief wordt echter met name de grensregio Abyie als voorbeeld genoemd van een succesvolle 3D-aanpak. Ik neem aan dat de regering daarop terugkomt, gezien het nieuwe standpunt in de geannoteerde agenda. Die beantwoording was iets te optimistisch, want 3D blijkt daar niet het gewenste resultaat te hebben opgeleverd. Graag een reactie daarop.

Met betrekking tot het MOVP vraag ik, wellicht wat cynisch: welk vredesproces? Naar mijn indruk is het vredesproces zo dood als een pier. Als de minister daar een andere opvatting over heeft, dan hoor ik dat graag. Veel genoemd werd al de speech van president Obama. Hij sprak eerst over de grenzen van 1967 en later over landruil. Er is natuurlijk nog het een en ander dat als betwist gebied moet worden opgevat. Denk aan Jeruzalem, en aan de nederzettingen. Wat dat betreft kan ik die relativering wel begrijpen. Toch begrijp ik Obama zo dat de grenzen van 1967, ofwel de demarcatielijn, als zodanig wel blijven bestaan. Dat is ook het uitgangspunt voor de Nederlandse regering. Dat heb ik gelezen in de speech van een andere grootheid, te weten minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Ik citeer hem met instemming, want na het lezen van die speech moet ik vaststellen dat er duidelijk sprake is van de door mijn fractie zo gewenste evenhandedness. Hij heeft het niet alleen over het versterken van de relatie met Israël, maar ook over het versterken van de economische relatie tussen Nederland en de Palestijnse gebieden. Daarnaast spreekt in zijn speech Israël aan op de positie van Gaza. Israël moet normale handelsrelaties tussen Gaza, de Westelijke Jordaanoever en derde landen mogelijk maken. Dat is van grote betekenis om te komen tot een levensvatbare Palestijnse staat. Wat betreft de Palestijnse staat, wordt in de geannoteerde agenda vermeld dat het kabinet uitgaat van ontmoediging van unilaterale stappen van partijen. Daarmee wordt bedoeld dat de Palestijnse staat een volledige erkenning zou proberen te bereiken via de AVVN. Ik nodig de minister uit om eens in te gaan op de internationaalrechtelijke aspecten van dit vraagstuk. Ik bedoel daarmee het soevereine recht van een Palestijnse regering om die stap via de AVVN te bevorderen. Ook bedoel ik het soevereine recht van andere landen, van andere lidstaten van de VN, om tot erkenning te komen. De onafhankelijkheid van het Palestijnse volk is volgens mij door meer dan 100 landen erkend. Dat hele proces heeft sinds 1988 vorm gekregen. De vraag is dan ook: op welke titel zou Nederland andere landen willen oproepen om niet over te gaan tot erkenning? We hebben hetzelfde proces gezien bij Kosovo. Dat land is nu door zo’n 70 landen erkend als onafhankelijke staat, maar dat is onvoldoende om de erkenning te krijgen van de VN. Ook binnen de EU is er een handjevol landen dat expliciet gezegd heeft Kosovo niet te willen erkennen. Overigens zijn er in de wereld tientallen staten die dat niet willen. Daarom vraag ik de regering nader stil te staan bij de internationaalrechtelijke aspecten van dit erkenningsvraagstuk.

Met betrekking tot het Midden-Oostenkwartet wordt nog steeds gehecht aan de centrale rol van de VS. Maar eigenlijk doen de VS niets. Men leunt achterover bij de uitbreiding van nederzettingen, men komt volstrekt niet tot het bereiken van een akkoord met Israël. De VS gaan toch door met kennelijk onvoorwaardelijke steun in financiële, militaire en andere zin. Je moet dan gewoon constateren dat de VS de facto geen centrale rol meer kunnen spelen in het Kwartet. Mogelijk kan Europa dat wel. Verschillende politici in Nederland en in het buitenland roepen daartoe op. Ik roep de regering op in Europa de discussie te voeren over hoe de EU een sterkere rol kan spelen.

Met betrekking tot Jemen verneem ik graag het oordeel van de Nederlandse regering, over het optreden van de VS. De aanvallen met onbemande vliegtuigen in dat land leveren, naar de mening van de SP-fractie, absoluut geen positieve bijdrage aan het proces dat de Nederlandse regering wil bevorderen, zoals het vredesproces en de wapenstilstand. Het kabinet pleit voor het instellen van een wapenembargo. Het verbaast mij dat dat er nog niet is. Eigenlijk zou dat voor de hele regio moeten gelden. Het is een regio waar sprake is van spanning. Het is een spanningsgebied, zoals dat in de criteria voor wapenexport wordt benoemd. Zo er nog geen wapenembargo is, vraag ik de minister nu eens met de feitelijke gegevens te komen. Wordt er door Europese lidstaten geleverd aan een land als Jemen? En aan andere landen? Dat overzicht moet maar eens op tafel. Dan kunnen we de discussie voeren met de feiten bij de hand.

Wat betreft Syrië uit ik lof aan het adres van deze minister, omdat hij het Jasmijnplein bezocht heeft. Daar probeert de in Nederland woonachtige Syrische oppositie uitleg te geven over de situatie in Syrië, en probeert men steun te krijgen. De minister heeft daar gesproken, maar een resolutie bleek niet haalbaar. Hoe zit het met verdere sancties? Wat is de situatie van politieke gevangenen in Syrië zelf?

De heer Timmermans (PvdA): Voorzitter. Het leek wel of we deze week in het Griekenland van tien jaar geleden waren beland. Daar had men toen ook twee ministers van BuZa. De uitlatingen van de minister van EL&I in Israël hadden niks te maken met economie, maar alles met buitenlands beleid. Ik vraag mij af wie hier nu eigenlijk het buitenlands beleid maakt en uitvoert. Kan de minister daarop ingaan? In de bedoelde speech ging het over kwesties als de eerder door de minister van BuZa genoemde samenwerkingsraad, die er zou moeten komen tussen Nederland en Israël. Het ging ook over de zaken waarnaar de heer Van Bommel verwees. Ik weet niet wat dat allemaal te maken heeft met economie. Ik hoop dat de minister van BuZa kan bevestigen dat dit allemaal gezegd is met zijn goedkeuring. Wij weten dan ook dat wij ons op een aantal punten geen zorgen hoeven te maken over de evenhandedness. Die zorg komt namelijk bij mijn fractie weleens op bij dit kabinet. De gedoogpartner moet op dit punt toch een beetje tegemoetgekomen worden.

Ik ben het met de heer Van Bommel eens dat het vredesproces op dit moment wel erg stilligt. Als het Kwartet zegt dat de speech van Obama geweldig is, en dat men daar allemaal achter gaat staan, lijkt dat meer op fluiten in het donker. Ik zie daarin geen concrete perspectieven voor vooruitgang. Als er geen vooruitgang wordt geboekt, en als ook Netanyahu niet bereid is in beweging te komen, komt er vroeg of laat natuurlijk de unilaterale onafhankelijkheidsverklaring. Door de opstelling van de Israëlische regering zou deze op meer steun kunnen rekenen dan velen denken. Ook voor de EU komt er dan een moment van de waarheid, want ik voorspel dat de EU in dezen niet eensgezind zal zijn. Hoe gaat de minister dat proberen te voorkomen? Ik weet namelijk zeker dat in Frankrijk, en in de meeste Zuid-Europese landen, de neiging onbedwingbaar zal zijn om de Palestijnse staat te gaan erkennen.

Het meest urgente probleem voor de EU is op dit moment Sudan. Langzamerhand kan wel geconcludeerd worden dat Al-Bashir gewoon te kwader trouw is. Hij probeert het zuiden aan alle kanten te provoceren. Er is gewoon een mensenjacht ontketend in Midden-Sudan, op mensen met een donkere huid. Die heeft maar één doel, en dat is het uitlokken van een reactie in het zuiden. Ik zeg voorzichtig dat het zuiden daar misschien niet echt toe in staat is. Het is inderdaad zo dat christenen alcohol mogen drinken, en dat is een verschil met mohammedanen. Maar de hoeveelheden alcohol die door het leiderschap in het zuiden gedronken worden, zijn niet bevorderlijk voor een stabiele bestuur, en voor het vertrouwen in dat bestuur. Op het gebied van governance zijn nog een heleboel slagen te maken. Als we niet weer in een oorlog terecht willen komen, is daarbij ook een rol weggelegd voor de internationale gemeenschap. Zolang Bashir maar denkt dat hij niet meteen wordt opgepakt en bij het Internationale Strafhof (ICC) in Den Haag terechtkomt, zal hij tot het uiterste gaan om een nieuw conflict te provoceren. Hij voelt zich duidelijk sterk. De EU en de VN hebben daar een grote verantwoordelijkheid. Het is opvallend dat de VN nu toch wel in heel schrille termen over Sudan spreken. Men maakt zich inderdaad zorgen. Ik hoop dan ook dat de Raad daar volgende week veel tijd aan zal besteden, en met duidelijke conclusies zal komen over hoe Europa zal bijdragen aan de stabilisering van de situatie daar.

Het tweede grote probleem dat opdoemt is natuurlijk Syrië. Wat er in VN Veiligheidsraad is gebeurd is natuurlijk heel teleurstellend; Rusland en China kwamen niet eens opdagen, toen er gesproken werd over mogelijke, door de VN gesteunde stappen. Het moet mij van het hart dat ook de Amerikanen niet erg actief zijn wat dit betreft. Ze weten eigenlijk niet zo goed wat ze ermee moeten. Wel in de verklarende zin, dat Assad dat niet mag doen. Echter niet in de zin van welke stappen nu genomen gaan worden om, als internationale gemeenschap, met meer drukmiddelen tegen dit regime te kunnen optreden. Het moet voor de Amerikanen toch in elk geval mogelijk zijn om de Russen en de Chinezen aan de onderhandelingstafel in de VN te krijgen? Een gezamenlijke Amerikaans-Europese aanpak is hier dringend nodig. Het moet dan toch mogelijk zijn om de Chinezen en de Russen althans tot een gesprek in de Veiligheidsraad te bewegen? De door de internationale gemeenschap geëtaleerde machteloosheid doet letterlijk en figuurlijk pijn. Het zal het proces van de strijd in Syrië alleen verlengen. Mensen met verstand van zaken in dezen die ik hierover spreek in Turkije, zien de omwenteling daar als onontkoombaar. Die zien het vertrek van Assad als onontkoombaar. Zij zeggen echter ook dat er tot dat moment nog zo ontzettend veel ellende over de Syrische bevolking kan worden uitgestrooid. Ik vind het onze plicht dat wij het maximale doen om te proberen dat te voorkomen.

Inzake Libië was ik gisteren bij een bijeenkomst, waar collega Pechtold refereerde aan de noodzaak om na te denken over de post-oorlogssituatie in Libië. Wat gaat de internationale gemeenschap doen op het moment dat er een vorm van beslechting van dit conflict is tussen die twee partijen? Ik vind het verstandig en belangrijk dat wij ons daarop richten, en dat ook de EU daarover nadenkt. Zover als de heer Pechtold, in de stappen die hij daar meteen bij voorstelde, is mijn fractie nog niet. Ik vind het aangeven dat wij daarover nu moeten gaan nadenken wel een belangrijk initiatief van hem. Er komt immers een moment – en dat kan heel plotseling zijn – waarop dit conflict beslecht is, en Kadhafi vertrekt. Dan moet de internationale gemeenschap ook een rol spelen bij de stabilisatie. Er is daar nu eenmaal een tribale samenleving, en met het vertrek van Kadhafi gaan de stammentegenstellingen niet weg. Graag ook wat dat betreft dus een proactieve opstelling in de EU.

Voorzitter: Van Bommel

De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Ik wil, vooruitlopend op de artikel 100-brief, maar ook in breder perspectief, stilstaan bij Libië. Ik ben blij dat de internationale druk wordt opgevoerd, en dat de opstandelingen voortgang boeken. Gisteren was er echter een RTL-reportage over Misrata, met daarin heftige en aangrijpende beelden van een volledig kapotgeschoten stad. Die stad heet bevrijd te zijn, maar duidelijk is dat het er verre van leefbaar is. Dat laat zien waar Kadhafi’s troepen nog steeds toe in staat zijn. Mijn fractie is daarom verheugd over de verlenging van de NAVO-missie, maar vindt dat we achter de feiten aan dreigen te lopen. Gisteren heeft de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) geadviseerd over de relaties tussen Nederland, de EU en de Arabische regio, dit naar aanleiding van een motie van mij en collega Timmermans. Het advies geeft veel aanbevelingen. Daar zullen we later natuurlijk nog bij stilstaan. Wat mij betreft is nu de aanbeveling van een vredesoperatie wel aan de orde. Volgens de Adviesraad kan Nederland pleiten voor een nieuwe veiligheidsresolutie inzake een wapenstilstand en een vredesoperatie. Mijn fractie staat in beginsel positief tegenover dit advies. Wij zien dat het kabinet nog niet alle inspanningen levert die nu nodig zijn om onze NAVO-bondgenoten te helpen dit een succes te laten worden. Wat mij betreft moet het daarom, voor een stabiel en veilig Libië, een tandje hoger. Is het kabinet bereid om bij de EU en bij de VN aan te dringen op zo’n nieuwe resolutie?

President Obama heeft de strijdende partijen in Sudan opgeroepen tot een staakt-het-vuren. De EU moet dit natuurlijk krachtig ondersteunen. Er vindt een heftige strijd plaats tussen het noorden en het zuiden. Noord-Sudan blokkeert ook nog eens humanitaire hulp. Op welke manier draagt Nederland bij aan deze besprekingen? Hoge Vertegenwoordiger Ashton lijkt op 9 juli een gezamenlijke EU-verklaring te willen afgeven, waarin de onafhankelijkheid van Sudan verwelkomd wordt. Klopt dit? Dit kabinet weet echter nog niet of zij zelf Zuid-Sudan wil erkennen. Waarom niet? Ik citeer staatssecretaris Knapen, die op 4 januari letterlijk zei: «Als de uitkomst van het referendum is dat een grote meerderheid van de bevolking onafhankelijkheid wil of onafhankelijk verder wil, dan zullen we zeker de volgende stap zetten om uiteindelijk het land te erkennen.» In januari is gebleken dat 99% voor is. Bashir erkende de uitslag, en de internationale gemeenschap erkende en verwelkomde de uitslag. Waarom dan die terughoudendheid? Waarom helpt het kabinet niet actief mee aan de gezamenlijke verklaring? In welke omstandigheden wordt Zuid-Sudan erkend, en in welke niet? Mijn fractie vindt dat Nederland internationaal niet rond moet staren, maar aan het voortouw moet trekken. Wij moeten minstens de intentie uitspreken Zuid-Sudan te willen erkennen. Graag ook hierop een reactie.

Ik kom op Syrië. Daar blijft het geweld maar toenemen. Kan de minister aangeven hoe ver het staat met de voorbereiding van een VN-resolutie? Volgens de brief wordt deze mogelijk op zeer korte termijn behandeld, maar mijn fractie krijgt signalen dat de EU en de VS de resolutie mogelijk intrekken. Dit omdat Brazilië, Rusland, India en China zouden dwarsliggen. Klopt dit? Ik denk dat nu intrekken een slecht signaal zou zijn in de richting van Assad, en dat het gezichtsverlies zou betekenen voor de EU en de VS. Deelt de minister deze constatering? Wat doet Nederland concreet om de resolutie mogelijk te maken?

Ik sluit af met een heel actueel bericht. Wij kregen vanochtend het bericht dat volgens een Libische website twee Nederlandse diplomaten tijdelijk ontvoerd zijn geweest in Libanon. Dit zou twee weken geleden hebben plaatsgevonden. Kloppen deze berichten? Zo ja, waarom horen wij dit pas twee weken na de ontvoering, via een website? Wanneer was de minister van plan hierover een brief naar de Kamer te sturen? Met andere woorden: wat is hier gebeurd?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb de oproep van de heer Pechtold gehoord om vooral tot een resolutie te komen met betrekking tot Libië, tot een staakt-het-vuren. Dat is heel helder, en op die lijn zitten wij eigenlijk ook. Wij waren daarom zelf wat terughoudend om het nu te hebben over de nieuwe artikel 100-brief. Wij spreken daar later nog over. Ik vraag aan de heer Pechtold hoe hij dat ziet in het verlengde van elkaar. Als nu volledig wordt ingezet op een staakt-het-vuren, betekent dat dus onderhandelen, en een nieuwe oplossing. Waarom zet de heer Pechtold dan ook heftig in op nu toch overgaan tot bombarderen?

De heer Pechtold (D66): Ik heb moeite met het woord bombarderen. Uiteindelijk gooi je dan natuurlijk bommen, maar het gaat erom dat ik druk wil houden op het regime van Kadhafi. Op het moment dat de internationale gemeenschap verslapt, als landen onzeker zijn over wat ze verder willen, zie je bij Assad en bij Kadhafi dat er een nieuw zelfbewustzijn komt. Voor de korte termijn vind ik dat de druk vanuit de NAVO stevig moet zijn; daar pleiten andere landen ook voor. Nederland moet niet alleen mee vliegen om aan te wijzen waar een ander vervolgens de actie moet uitvoeren. Wat mij betreft kan dat dus ook gewoon het gooien van een bom inhouden als dat gaat om een doel van Kadhafi. Daarnaast pleit ik er dus voor om over deze korte termijn heen te springen, en alvast te laten zien dat de internationale gemeenschap verantwoordelijkheid wil nemen. Ik was het helemaal eens met de heer Timmermans: als er 31 tribale verschillen zijn in Libië, wordt dat dus anders dan bij een land als Egypte. Dat is wat dat betreft veel overzichtelijker samengesteld. Het wordt een hele uitdaging. Dus voor de korte termijn: de druk er vooral houden. Voor de langere termijn: nu al te laten zien dat we onze betrokkenheid willen tonen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Gelooft de heer Pechtold er werkelijk in dat Kadhafi naar de onderhandelingstafel kan worden gebombardeerd? We zien dat de bombardementen nu heel specifiek op Kadhafi gericht zijn, en op het centrum van Tripoli. Daar vallen weer burgerslachtoffers bij. In hoeverre voorziet de heer Pechtold een toename van de bereidheid van Kadhafi om dan maar om de tafel te gaan? Zuid-Afrika heeft voor een andere lijn gekozen. Wordt het niet tijd – want we zijn nu weer drie maanden verder – om toch naar een andere strategie dan bombarderen te gaan kijken?

De heer Pechtold (D66): In de groep onvoorspelbare dictators schaar ik Kadhafi toch wel in de top drie. Misschien kan hij zelfs een goede gooi doen naar nummer één: volledig onvoorspelbaar en niet te vertrouwen. De druk nu laten afnemen, in de hoop dat hij zich dan anders zal gaan gedragen, is een nutteloze strategie, mede gezien het verleden. Het effect van de bommen en granaten die door hem gegooid worden, hebben we gisteravond in het halfachtjournaal van RTL gezien. Als de heer Voordewind het wil samenvatten als «bombardeer hem richting de onderhandelingstafel», dan is het wat mij betreft: ja. Dat vind ik prima, als de internationale gemeenschap vervolgens de verantwoordelijkheid neemt voor het post-Kadhafi-tijdperk. Het gaat mij namelijk niet alleen om Kadhafi, of hij nu opzij stapt, of dat er een regime change komt. Dat is voor mij overigens geen doel op zich. Het effect moet zijn dat wij de stabiliteit daar voor langere termijn gaan garanderen.

Voorzitter: Pechtold

Minister Rosenthal: Voorzitter. Een is een groot aantal vragen over, helaas, een groot aantal brandhaarden in de wereld. Over Sudan zijn door verschillende woordvoerders prangende vragen gesteld. Het spreekt voor zich dat de Nederlandse regering zich ernstig zorgen maakt over wat zich daar in de laatste maand heeft voorgedaan. Het leek na het referendum zonder meer de goede kant op te gaan. De vlam is echter in de pan geslagen, zowel in Abyei als in Zuid-Kordofan. Dat is zeer zorgwekkend. Zodra dit zich in eerste instantie in Abyei voordeed heb ik met klem, rechtstreeks bij Sudan en Brussel, aangedrongen op twee zaken: de terugtrekking van de Noord-Sudanese troepen en het stoppen van de vijandelijkheden. Dat is ook in een vragenuurtje aan de orde geweest, naar aanleiding van een vraag van de heer Ormel. Als president Obama vraagt om een cease fire, dan steunen wij dat vanzelfsprekend. De situatie in Sudan is ernstig. Ik wil gezegd hebben dat wij daar te maken hebben met een president in Khartoum die door het ICC wordt gezocht. Tenminste, we weten wel waar hij is, maar we willen hem naar Den Haag hebben. Dat geldt overigens niet alleen voor de president van Sudan, maar ook voor de gouverneur van Zuid-Kordofan, de heer Harun. Die willen wij ook naar Den Haag hebben, en ook dat gebeurt steeds maar niet.

De heer Knops refereerde aan de bijzondere verantwoordelijkheid van Nederland. Die is er natuurlijk, en wij zijn ons daar zeer bewust van. Dat is ook de reden dat wij op alle mogelijke manieren richting Khartoum, maar ook richting Juba en de EU, en niet te vergeten ook de VN, voortdurend actief zijn om die verantwoordelijkheid daadwerkelijk te nemen. De bezorgdheid is met cijfers te demonstreren. Er zijn weer tienduizenden extra vluchtelingen, en veel doden. Er zijn berichten over executies op etnische basis, maar die berichten worden moeilijk geconfirmeerd. Er zijn berichten over bombardementen. Het is duidelijk dat de verklaring van de VN-Veiligheidsraad ziet op terugtrekking van het Sudanese leger uit Abyie. Het gaat erom dat wij ons vanuit de EU sterk inzetten voor een gedemilitariseerde zone. Wij hebben dat eerder deze maand in Sudan nog via de EU-gezant bepleit. Men zal terug moeten naar de onderhandelingstafel, en de geluiden daarover zijn uiteenlopend. De ene dag hoor je van Bashir dat hij zich terug zal trekken, en het niet op verdere clashes zal laten aankomen, en de andere keer is het weer mis.

Er speelt de concrete kwestie rond de erkenning van Zuid-Sudan. De Hoge Vertegenwoordiger Ashton had het in eerste instantie over een gezamenlijke EU-verklaring tot erkenning. Dat heeft zij inmiddels teruggenomen. Even los van alle ingewikkeldheden: erkenning is natuurlijk een zaak van individuele lidstaten. Het antwoord op een daarover gestelde vraag is dat er verschillende Europese lidstaten zijn die van zins zijn om tot erkenning over te gaan in deze of gene context. Daar kom ik nog op terug. Ik heb begrepen dat onze zuiderburen sowieso niet tot erkenning kunnen overgaan, omdat formeel staatsrechtelijk geldt dat een demissionaire regering daartoe niet in staat is. Ik kom bij de context waarin het zich afspeelt. De Nederlandse regering heeft steeds de lijn gevolgd dat het verstandig zou zijn om mede in het licht van de visie van de buurlanden en de internationale partners een besluit te nemen. Dat het besluit richting erkenning zal gaan is duidelijk. Wij houden daarbij inderdaad vast aan het feit dat wij de uitslag van het referendum zwaar willen laten wegen. Inzake die erkenning gaat het om meer dan alleen symbolisch inhoud daaraan geven. De Nederlandse regering is, zoals de Kamer weet, voornemens om nadien een post in Juba te openen.

De heer De Roon (PVV): Is de minister het met mij eens dat mevrouw Ashton gewoon voor haar beurt heeft gesproken, en dat zij dat helemaal niet had moeten doen?

Minister Rosenthal: Ik denk dat het de Hoge Vertegenwoordiger is toegestaan te proberen om, in het kader van de volkenrechtelijke manier van erkennen – en daarbij spelen ook bepaalde nieuwe clausules van het Verdrag van Lissabon een rol – deze poging te doen. Dat zij die heeft teruggenomen is duidelijk, maar het gaat er natuurlijk om dat de Nederlandse regering zich simpelweg houdt aan het volkenrechtelijke primaire beginsel dat individuele staten erkennen, en niet bondgenootschappen of internationale organisaties.

Er is een vraag gesteld over een concrete bijdrage aan missies, bijvoorbeeld door het inzetten van Cougarhelicopters. De VN hebben geen behoefte aan heli’s. Ik ben echter bereid om nog eens na te gaan of er enig gevoel bestaat dat dat nuttig zou kunnen zijn. Dit is dus een niet-gevraagde toezegging van mij.

De voorzitter: Hoe en wanneer wordt de commissie daarvan op de hoogte gesteld?

Minister Rosenthal: Ik neem aan dat dat kan op korte termijn, in de loop van volgende week.

De heer Timmermans (PvdA): Ik heb sinds de United Nations Mission in Ethiopië en Eritrea (UNMEE) een grote allergie opgelopen voor het door de Kamer willen strooien met allerlei middelen, vooral helikopters. Ik wil het zo amenderen: de minister onderzoekt of de VN middelen nodig hebben voor het uitoefenen van hun taken en, zo ja, dan kunnen we bekijken of Nederland daarin kan voorzien.

De voorzitter: Ik zie dat de collega’s die ruimte van die vraag breed ondersteunen.

Minister Rosenthal: Ik heb in elk geval gezegd dat de VN geen behoefte hebben aan deze helikopters. Desondanks ben ik bereid ben om na te gaan of er misschien toch, vanuit de Nederlandse soevereiniteit, het idee bestaat dat wij daar een nuttige bijdrage zouden kunnen leveren. Misschien kunnen we dan via een omweg toch weer terugkomen bij de VN, en daar de Cougars aanbieden. Ik denk echter dat wij niet zover zullen komen.

De voorzitter: Bij wie gaat u dat dan checken? Als dat niet bij de VN is, wordt het dan een eigen initiatief?

Minister Rosenthal: Ja, dan zou het een eigen initiatief zijn. Daar komt het op neer. Niet meer en niet minder.

De heer Van Bommel (SP): Geldt dit feitelijk als een notificatie aan de Kamer? Dat de minister gaat onderzoeken of er Nederlands materieel ingezet kan worden?

De voorzitter: Ik proef uw richting. De minister heeft echter A gezegd, en laten wij rustig kijken of er een B volgt. Om nu maar meteen naar Z te springen is wat overdreven.

Minister Rosenthal: De heer Van Bommel vroeg naar mededelingen in de focusbrief. Dat is heel simpel. Die mededelingen dateren van een moment waarop wij dachten dat we op het goede spoor zaten. Daar waren toen ook redenen voor, anders hadden wij dat niet opgeschreven. Maar zoals ik al zei is de vlam echt in de pan geslagen door zeer onoorbare, zware acties vanuit Khartoum.

De heer Knops (CDA): Ik heb een vraag gesteld over UNMIS, met betrekking tot het intrekken van vergunningen, visa etc. Wat betekent dat voor de situatie daar? Neemt de minister dat mee in zijn debat met mevrouw Ashton?

De voorzitter: Mijn antwoord is: ja, heel duidelijk.

Ik kom op het MOVP. Ik heb zelf ook een paar keer gezegd dat het deelwoord proces lange tijd op een eufemisme heeft geleken, of dat ook was. We moesten het hebben van besluiten, van actie, van handelingen en voortgang. De zaak moest on the move zijn, zoals dat in goed Nederlands heet. De urgentie voor een herstart van die rechtstreekse onderhandelingen tussen Israël en de Palestijnen is volstrekt duidelijk. De Nederlandse regering zich houdt aan twee series van ijkpunten. Daarmee vertel ik deze commissie niets nieuws. De ene betreft de EU-parameters die we met elkaar hebben vastgesteld. De andere betreft de Kwartetbeginselen. De EU-parameters vormen het standaardbeleid van de Nederlandse regering. Er is steeds gesproken over de grenzen, of wapenstilstand of demarcatielijnen, van voor 6 juni 1967, inclusief landruil. Wat dat betreft is de gekwalificeerde verklaring van Obama dus ook de onze. In de tweede plaats zijn er de veiligheidsgaranties naar beide zijden. In de derde plaats onderhandelingen over de status van Jeruzalem, en in de vierde plaats onderhandelingen over het vluchtelingenprobleem. Ook de Kwartetbeginselen zijn steeds herhaald, en deze betreffen met name Hamas: geen geweld of terrorisme, erkenning van de staat Israël, en het respecteren van voorgaande akkoorden en andere regelingen. Daar vertel ik de woordvoerders ook niets nieuws mee, want dat is bevestigd in de conclusie van de vorige bijeenkomst van de Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken.

In antwoord op de vraag van de heer Van Bommel over de verhouding VS-EU het volgende. Ik volg de lijn van werken via het Kwartet. Dat wordt aan alle kanten benadrukt. Hoewel de heer Van Bommel daar anders over denkt, is er in dat Kwartet een centrale rol voor de VS. Er is echter een duidelijk stuwende rol van de EU. In eerste instantie vond ik heel sterk dat de EU moest wachten op wat er uit Washington kwam. Al eerder heb ik hier niet onder stoelen of banken gestoken dat ik inmiddels, ook in Europees verband, duidelijk ben opgeschoven naar een stuwende rol in dezen van de EU. Dit moet een rol zijn van de EU als geheel, met een gemeenschappelijk standpunt. Een land moet niet ineens een initiatief ontplooien en daarmee doen wat we vanuit de EU als geheel zouden willen doen. Het initiatief van Frankrijk voor een eventuele conferentie in de komende periode zou dienstbaar kunnen zijn, mits alle partijen meedoen. Ik heb begrepen dat dit initiatief wat is weggeëbd. We moeten sturen op het doorgaan van de Kwartetbijeenkomst van de hoogste vertegenwoordigers, ergens in de wereld. Dat mag in Parijs zijn. Daaraan moeten meteen gesprekken tussen Israëliërs en Palestijnen worden verbonden. Dat is de lijn die wij volgen.

De heer Timmermans (PvdA): Wat de minister zegt, klinkt goed. Ik steun hem daarin, zeker als hij zegt dat we moeten oppassen dat niemand unilaterale stappen onderneemt of de EU-consensus onmogelijk maakt. Dat geldt dan natuurlijk ook voor Nederland.

Minister Rosenthal: Ik weet waar de heer Timmermans naartoe wil. Het is een leading question. Hij heeft het over een ander punt dat in het kader van het MOVP speelt, de unilaterale stap van de PNA. Daarover is het standpunt van Nederland dat het zeer onwenselijk zou zijn. Dat heb ik rechtstreeks met president Abbas van de PNA doorgesproken. Het standpunt van de Europese lidstaten is vastgelegd door de RBZ. Het is niet opportuun om met die kaart te zwaaien. Het is zeker niet opportuun om vanuit allerlei landen te roepen dat men daar wel in mee zal gaan in september. We moeten aan het front rust hebben om de zaak in de beweging te krijgen. Dat is de lijn.

De heer Timmermans (PvdA): Zolang de EU verdeeld is in twee of drie kampen, heb ik er begrip voor dat Nederland stelling neemt aan een van beide zijden. Stel dat de situatie zich voordoet dat 26 lidstaten één kant op willen, en Nederland wil een andere kant op. Ik mag dan aannemen dat Nederland, gezien het enorme belang van Europese eensgezindheid, de neiging zal hebben zich aan te sluiten bij de consensus in de EU, en niet in een alleingang die consensus zal blokkeren.

Minister Rosenthal: Het Nederlandse kabinet vindt dat unilaterale stappen op dit vlak het vredesproces niet bevorderen. Daar houdt het onverkort aan vast. Dat zou ook het geval zijn als in september die zaak wel aanhangig wordt gemaakt, tot droefenis van het kabinet.

De voorzitter: Ik sta een derde termijn toe, omdat de vraag iets anders was gesteld. De heer Timmermans vroeg naar de toekomst, en het Nederlandse standpunt wanneer de andere 26 leden wel verenigd zijn.

De heer Timmermans (PvdA): Daar geeft de minister ook antwoord op. Maar dat betekent wel dat hij consequent moet zijn. Dan moet hij niet andere lidstaten kapittelen omdat ze een consensus blokkeren. Hij geeft nu al aan dat hij bereid is alleen te staan. Dan is hij niet geloofwaardig als hij tegen anderen zegt dat zij bij een consensus moeten aansluiten.

Minister Rosenthal: Inzake consensus rond het bevorderen van stappen om de partijen aan tafel te krijgen, vind ik dat initiatieven van welk land dan ook daarbinnen moeten passen. Dat is het enige dat ik heb gezegd. Als mijn collega Juppé zich naar een aantal hoofdsteden begeeft, daar de bereidheid tot het houden van een conferentie peilt en terugkomt met het verhaal dat op dezelfde lijn ligt als hetgeen door de RBZ is vastgelegd, zeg ik dat het zonde van de tijd is. Ik ontneem geen enkele lidstaat het recht om te proberen activiteiten te ontplooien binnen de kaders van hetgeen in de RBZ is afgesproken. Ik heb al vaker gezegd dat het Nederlandse kabinet werkelijk niets ziet in unilaterale stappen van de PNA. Daar houd ik het op dit ogenblik bij.

De heer Van Bommel (SP): Lidstaten van de EU handelen nu nog binnen het kader van de uitspraken van de RBZ in het verleden. Er is een verschil in appreciatie in de verschillende hoofdsteden over het gebrek aan voortgang en over de geloofwaardigheid van het proces en van partners. Nederland heeft eigen bilaterale contacten. Dat blijkt ook uit het bezoek van de minister van EL&I. Daar is op zich niets mis mee. De situatie dreigt te ontstaan dat we straks in september een optreden krijgen, waarop we geen rechtstreekse invloed kunnen uitoefenen, maar dat wel een politiek feit is. Ik denk dat verschillende lidstaten daar wisselend op zullen reageren. Ik wil de minister vragen expliciet uit te spreken dat het, ondanks de positie van Nederland, het soevereine recht van iedere lidstaat van de EU is daar zelf een besluit over te nemen. Ik vroeg dit in eerste termijn al. De EU kan daar een wenselijkheid over uitspreken, maar de EU kan niet in het soevereine recht van EU-lidstaten treden.

Minister Rosenthal: Vanzelfsprekend kan geen enkele lidstaat in het soevereine recht van een andere lidstaat treden. Laten we daar blij om zijn. Hier moet geen misverstand over bestaan. Nu het ook gaat om de procedure voor aanvraag van het lidmaatschap van de VN, die net wat anders is dan simpelweg een volkenrechtelijke erkenning van een staat, is de Veiligheidsraad erbij betrokken. Daar treed ik in genen dele in.

De heer De Roon vroeg naar financiële steun aan de PNA. Wij letten voortdurend scherp op hetgeen daar gebeurt. Er zit een soort eigen conditionaliteit in. Die heeft te maken met waar het geld terechtkomt en hoe wordt het besteed. De monitoring is streng. Daar blijven we onverkort aan vasthouden.

In Libanon geldt dat Hezbollah een meerderheid van de ministers voor de regering levert. Ik kan daar een lang verhaal over houden, maar ik houd het kort. Wij betrachten op dit moment uiterste behoedzaamheid. Wij moeten voortdurend weten op welke titel betrokkenen in die regering zitten. Op een aantal punten hebben we volop te maken met zaken die vanuit Libanon spelen. Ik wijs bijvoorbeeld op het tribunaal voor Libanon. Wij hechten er zeer aan op dit punt zo ver te komen als maar mogelijk is. Natuurlijk houden wij in de gaten hoe de andere betrokken landen in de regio op de ontwikkelingen in Libanon reageren.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik hoor de minister zeggen dat hij zeer behoedzaam omgaat met ministers met een Hezbollah-achtergrond. Tot nu toe hadden we toch de lijn dat we geen directe contacten met Hezbollah-leden onderhouden, hetzij parlementsleden, hetzij ministers. Ik begrijp dat het lastiger wordt nu zij een meerderheid in het kabinet vormen, maar ik neem aan dat het kabinet dezelfde inzet behoudt ten opzichte van deze mensen. Het zijn terroristen, die uit zijn op de vernietiging van Israël.

Minister Rosenthal: Daarop is het antwoord ja. Op dit punt hadden en hebben we de afgelopen jaren een consistent staand beleid ten aanzien van de Hezbollah-ministers in het Libanese kabinet. Daarin is geen verandering gekomen.

Het kabinet is de afgelopen maanden redelijk succesvol geweest om met pressie op Israël export van allerlei producten vanuit Gaza toe te staan. We hebben succes gehad. Ik voelde me soms een groenteboer die aardbeien, tomaten, paprika’s en wat dies meer zij kweekte, en die vervolgens probeerde te verkopen. Dat lukt redelijk. Je merkt dan wel dat de evenhandedness, die het Nederlandse kabinet naar beide kanten betracht, op dit vlak op prijs wordt gesteld.

De Nederlandse-Israëlische samenwerkingsraad is een uitvloeisel van de behoefte die Nederland heeft om de betrekkingen met Israël op een aantal functionele domeinen te intensiveren. Over de mooie redevoering die mijn collega Verhagen recent hield in Israël kan ik zeggen dat die geheel past in de eenheid van het kabinetsbeleid en in de context van de geïntegreerde en strategische reisagenda. Als een bewindspersoon uit dit kabinet ergens naar toe gaat, wordt altijd gekeken of andere bewindslieden hun zegje willen inbrengen. Over deze redevoering, die vooral over economie maar ook over het zo prangende MOVP ging, heb ik nauw contact met hem gehad. De evenhandedness zit er van meet af aan volop in bij het Nederlandse kabinet en strekt zich ook uit tot een streven van het Nederlandse kabinet om Israël-bashing en inflammatoire resoluties in de VN zoveel mogelijk tegen te gaan.

De heer Timmermans (PvdA): Nu er over die samenwerkingsraad in Israël meer is gezegd dan aan de Tweede Kamer is gemeld, is het wellicht interessant als de minister de Kamer informeert wat die raad gaat voorstellen, hoe die wordt samengesteld, wat de doelstelling wordt. Ik hoop dat ik namens collega’s spreek, maar ik heb de behoefte om te weten wat er precies is.

Minister Rosenthal: Dit is work in progress. Waarschijnlijk komt het tot vormgeving en inhoudgeving aan het einde van dit jaar, begin volgend jaar. Ik ben ten volle bereid om de Kamer hierover te informeren. Het kan gaan in de richting wat we met andere landen hebben, zoals met Polen. We hebben met dat land een soort samenwerkingsverband. Dat heet de Utrecht Conferentie. We hebben met Turkije de Wittenburg Conferentie. Het zou die kant op kunnen gaan. Ik kan daar verder nog geen concrete mededelingen over doen.

De voorzitter: De heer Timmermans vroeg of de Kamer daarover geïnformeerd kon worden. Bent u daartoe bereid?

Minister Rosenthal: Daar ben ik toe bereid. Ik kan op dit moment niet meer dan zeggen dat het work in progress is, waarover van beide kanten wordt gesproken. Die informatie geef ik nu direct.

De heer Timmermans (PvdA): Ik spreek mijn verbazing uit over het feit dat dit breed wordt uitgemeten in Israël. Er wordt iets aangekondigd met een juridische statuur. Dit zal geïnstitutionaliseerd worden. De minister zegt tegen de Kamer dat hij niet precies kan vertellen wat het gaat worden. Dat vind ik merkwaardig. Als je zoiets in het buitenland aankondigt, moet je op zijn minst in staat zijn je eigen Kamer te informeren over wat het precies moet gaan voorstellen.

Minister Rosenthal: Ik zeg het wat ruw, maar ik vind het een beetje spijkers op laag water zoeken. Dit is een follow-up van mededelingen in het regeerakkoord omtrent de intensivering van de relatie met Israël. We zoeken daarvoor een vorm. Welke vorm of welk niveau dit zal krijgen is «work in progress». Dat er op een bepaald moment wordt gezegd dat we willen gaan in de richting van een samenwerkingsraad, dat zij gezegd. Er zijn analogieën met Polen en Turkije en ongetwijfeld ook andere landen. Dat is de soort samenwerkingsverbanden die tussen landen bestaat. Als dit een bepaalde juridische statuur zou krijgen, is het vanzelfsprekend dat zoiets aan de Kamer wordt voorgelegd. De heer Timmermans loopt hier op vooruit. Ik zeg «vanzelfsprekend», maar dat neem ik terug. Soms zijn er contracten die je tussen landen sluit, zonder dat die meteen richting Kamer gaan.

De voorzitter: Ik probeer dit namens de commissie op te helderen. De heer Timmermans wijst erop dat in het buitenland iets wordt aangekondigd. De minister ontkent dat niet. Hij geeft aan dat er vergelijkingen zijn met andere landen. De Kamer vraagt om daarover geïnformeerd te worden. Ik denk dat met zo’n grootse buitenlandse aankondiging de intentie van de minister, de richting en de eventuele juridische vorm die hij voor ogen heeft aan de Kamer kunnen worden verteld. Het zou een toezegging kunnen zijn als de minister zegt dat hij hier bij de begrotingsbehandeling uitgebreid op terugkomt. Anders hangt het wat boven de markt.

Minister Rosenthal: Die toezegging wil ik met plezier doen. Het is allemaal in statu nascendi. Het moet nog vorm en inhoud krijgen. Ik neem aan dat we in de komende maanden verder komen. Die informatie met een zekere inhoud zal ik de Kamer aanreiken. Daar houd ik van.

De voorzitter: We noteren dit als toezegging. Bij de begrotingsbehandeling komt het kabinet hierop terug.

De heer De Roon (PVV): Ik heb nog een vraag over het MOVP. Het begrip «intelligente conditionaliteit» spreekt me op zich aan. Ik heb niet gehoord of de minister een rol ziet voor toepassing van dit begrip bij het zover krijgen van de PNA dat deze de sabotage van de hervatting van de vredesonderhandelingen gaat opgeven. Zo nee, waarom ziet hij die rol niet? Zo ja, hoe gaat hij dat invullen?

Ik vind dat de minister over de betaling van terroristensalarissen erg cryptisch is geweest. Als de PNA het nodig vindt om uit haar budget terroristen salaris te gaan betalen, moeten wij zeggen dat we de dingen die wij voor ze financieren niet meer gaan betalen. Dat had ook uit de terroristensalarissen betaald kunnen worden. Hier wil ik een reactie van de minister op horen.

Minister Rosenthal: Wij monitoren onze hulpprogramma’s richting de PNA heel strak. Daarbij monitoren we ook hetgeen de heer De Roon nu noemt. De intelligente conditionaliteit waarmee het Nederlandse kabinet werkt, geldt ook in de richting van de Arabische regio.

Daar is de conditionaliteit gebaseerd op drie pijlers, die we steeds hanteren. De eerste is vorderingen in maatschappelijke en economische hervormingen. De tweede is democratisering, met vrije en eerlijke verkiezingen. De derde is de rechtsstaat, de rechten van de mens met een verbijzondering naar het verbeteren van de positie van vrouwen en mensen van verschillende seksuele geaardheid. Alles wat zich in die regio afspeelt aan partijvorming en inbreng van partijen in het politieke proces, wordt afgemeten aan die intelligente conditionaliteit. Daarbij geldt voor Egypte dat we te maken hebben met een grondwet waarin in artikel 2 de sharia wordt vermeld, en in artikel 7 de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Dat is de huidige situatie. De rol van groeperingen als de Partij van Vrijheid en Gerechtigheid in Egypte en de Ennahda in Tunesië, verdient bijzondere aandacht. Die krijgt ze ook. Toen ik in Tunesië was, is mij gebleken dat dit niet alleen voor de autoriteiten geldt, maar ook voor vele mensen uit de civil society.

Dan kom ik bij een aantal landen in de Arabische regio, waarvoor in de eerste termijn aandacht is gevraagd. In Jemen zitten 44 diehards die simpelweg niet weg willen. Ik dring er continu bij hen op aan om weg te gaan uit dit zeer onveilige land. Wij hebben een aantal weken geleden onze post in Sanaa tijdelijk gesloten. Dat hebben we gedaan op het moment dat ook andere EU-lidstaten daartoe overgingen. Mijn collega Hague heeft klip-en-klaar gezegd dat Britten in Jemen niet kunnen rekenen op enigerlei assistentie van de Britse regering als ze nu nog willen repatriëren. Wij hebben de zekerheid dat Frankrijk waar nodig hulp verleent. De problematiek van Nederlanders die tegen beter weten in niet weg willen, heeft ons enorm veel energie kost. Het speelt niet alleen in Jemen. We hebben het ook in Ivoorkust en Libië gehad. Het zijn echt grote problemen.

De opschorting van de hulp aan Jemen loopt, zeker waar het de EU betreft. Government to government wordt opgeschort. Wij hebben daar met de bevolking te maken, maar ook civil-societyorganisaties zijn bijna niet te bereiken. Natuurlijk leveren we geen wapens. Een aanvraag voor de export van wapens naar Jemen wordt niet eens in behandeling genomen. Daar vertel ik de Kamer niets nieuws mee. Een wapenembargo is tot onze droefenis afgeketst op de tegenstem van een aantal lidstaten van de EU.

De heer Van Bommel (SP): Ik nodig de minister uit die landen met naam en toenaam te noemen en, als hij over die gegevens beschikt, bekend te maken of er door die landen wapens worden geleverd.

Minister Rosenthal: Ik meld dit vanuit hetgeen ik weet vanuit de EU. Ik moet heel formeel zijn in de richting van de heer Van Bommel. Omdat het aan de orde is geweest in een Raadszitting van de RBZ is het gebruik dat ik wel kan melden dat er landen tegen een bepaald punt waren. Ik ben niet gemachtigd om ze met naam en toenaam te noemen. Misschien zoek ik nu spijkers op laag water. Ik zal nagaan of bekend is welke landen zich daar tegen hebben gekeerd. Als dat informatie is die ik met de Kamer kan delen, zal ik dat doen.

De voorzitter: Wij noteren dit als toezegging. De minister informeert de Kamer of landen dit blokkeren en, zo ja, welke dat zijn.

Minister Rosenthal: Ik heb de suggestie dit meteen in het RBZ-verslag mee te nemen.

De heer Van Bommel heeft een vraag gesteld over het gebruik van Amerikaanse drones in Jemen. Dat gaat om een aantal gebieden in Jemen, waar reden is om er bovenop te zitten. Het gaat niet om Sanaa en de toestand met president Saleh en zijn familie. Het gaat over het gebied in het zuiden, los van de vreselijke politieke en maatschappelijke mêlee waarin het land op dit moment zit.

In Syrië moeten we constateren dat het geweld van de regering tegen de eigen bevolking onverkort doorgaat. Wij proberen aan te zetten op verdergaande sancties in de richting van Syrië. Een groot deel van de internationale gemeenschap zit te wachten op een Veiligheidsraadresolutie waarmee we onze tanden laten zien. Het is simpelweg zo dat een aantal landen daar niets van wil weten. Ik heb het over China en Rusland, maar ook over een paar andere landen. De VS hebben voor deze resolutie de lijn dat als elf tot twaalf leden van de Raad mee zouden gaan, zij de resolutie stevig zullen oppakken en doorzetten. Onze permanente vertegenwoordiger bij de VN is er volop mee bezig en doet zijn uiterste best om verder te komen. We willen verdergaande sancties, zo veel als mogelijk en zo strak als mogelijk, maar zonder dat ze de bevolking treffen. Dit is het oude punt rond target sanctions.

Over Libië zijn verschillende vragen gesteld. De heer Voordewind en de heer Pechtold vroegen hier expliciet naar. De internationale contactgroep Libië waar de Benelux aan mee doet, is vorige week in Abu Dhabi bij elkaar geweest. Mijn collega Vanackere heeft daar de honneurs voor de Benelux waargenomen. Deze groep vinden we zeer prettig en doeltreffend. De nadruk ligt op representativiteit en inclusiviteit van de Nationale Transitieraad. Het Nederlandse kabinet volgt in deze geheel en al de Europese lijn die is afgesproken. De Nationale Transitieraad zien we als sleutelfiguur, als cruciale gesprekspartner voor de internationale gemeenschap. Ik wil er geen misverstand over laten bestaan dat het feit dat Nederland geen behoefte heeft aan erkenning van een regering waar alleen staten erkend horen te worden, niet betekent dat er geen contacten met de mensen in Benghazi zijn. Een punt dat het Nederlandse kabinet verontrust als het om representativiteit en inclusiviteit gaat, is dat er slechts twee vrouwen zijn benoemd. Dat is niet erg representatief voor het land. Ik zeg dit tegen deze commissie, die geheel uit mannen bestaat.

In de politieke processen zetten wij vooral in op een prominente rol van de VN in de post-conflictfase. Dat is een lijn die de Kamer kan trekken naar allerlei modaliteiten die er zijn om de betrokkenheid van de internationale gemeenschap, inclusief de VN, in een post-conflictfase vorm en inhoud te geven. Zover wil ik gaan.

De voorzitter: Betekent dit dat de minister bij de EU gaat bepleiten dat er een nieuwe resolutie wordt opgesteld? Ik vind het belangrijk dat we alvast starten met het denken. Wat vervolgens de Nederlandse bijdrage zou kunnen zijn, is de tweede schoppenaas. Ik vind het belangrijk dat de minister in de EU de geesten laat rijpen voor zo’n nieuwe resolutie.

Minister Rosenthal: Ik wil dit in EU-verband of in de internationale contactgroep Libië aan de orde stellen. Ik heb het gevoel de internationale contactgroep een betere arena is, omdat we daar de Afrikaanse Unie (AU) en de Arabische Liga aan tafel hebben. Welke inhoud zo’n resolutie zou moeten hebben is een tweede. Geef mij in elk geval de gelegenheid om de timing voor de bespreking hiervan goed te pakken, want we moeten de Russen en de Chinezen in een aantal opzichten ook mee zien te krijgen.

Over de ontvoering van twee Nederlandse diplomaten in Libanon kan ik melden dat de Defensieattaché en zijn assistent op 24 mei een paar uur zijn vastgehouden door een lokale stam. Deze informatie is vandaag binnengekomen. Ze zijn goed behandeld en ze zijn door leden van die stam naar de grens met Syrië gebracht. Daar hebben ze het misverstand dat er kennelijk was na enige uren opgelost. Er is overleg tussen Syrië en Libanon geweest. Dit heeft geleid tot terugkeer van de Defensieattaché en zijn assistent.

De Libanese en Syrische autoriteiten wisten dat de Defensieattaché op 24 mei die missie heeft gedaan. Het was geen government to government-probleem, maar een probleem met een lokale stam. Het Libanese ministerie van Buitenlandse Zaken heeft inmiddels excuses aangeboden. Ik meld trouwhartig wat ik gemeld heb gekregen.

Voorzitter: Van Bommel

De heer Pechtold (D66): Er spelen twee dingen: de inhoud en de procedure. Het is nu weken geleden. Het betreft een Defensieattaché. Dat is wat anders dan een diplomaat. Hij wordt opgehouden en tegen zijn wil vervoerd naar een grens met een ander land. Vervolgens is daar een misverstand. Ik kan me niet voorstellen wat dat misverstand is. Hij wordt teruggebracht. Ik wil, zowel inhoudelijk als procedureel, weten waarom de Kamer dit via een website verneemt. Waarom is de Kamer niet actief door de minister op de hoogte gebracht? Ik heb het gevoel dat de minister zich nu nog moet verdiepen in het dossier. Ik wil zo snel mogelijk een brief hebben waarin zowel inhoud als procedure worden verklaard.

Minister Rosenthal: Daar zal ik voor zorgen.

De heer Timmermans (PvdA): De minister zegt dat dit alles is wat hij weet. Wist hij niet dat het was gebeurd?

Minister Rosenthal: De Kamer merkt duidelijk dat ik het bericht nu heb binnengekregen. Ik stel het niet anders voor dan het is.

De heer Timmermans (PvdA): Is de minister het met me eens dat dit soort dingen hem eigenlijk wel gemeld zouden moeten worden in zijn hoedanigheid als minister van Buitenlandse Zaken?

Minister Rosenthal: Ik ga eerst na wat er aan de hand is geweest en hoe zich dat heeft voorgedaan.

Voorzitter: Pechtold

Minister Rosenthal: Ik verlaat de Arabische regio en kom bij Wit-Rusland. Voor Wit-Rusland geldt dat de zaken almaar verslechteren. Dat loopt op met versterkte sancties die worden getroffen. Tegelijkertijd geldt dat het kabinet probeert om dissidenten in Wit-Rusland op alle mogelijke manieren behulpzaam te zijn, zowel wat betreft de financiering van activiteiten als wat betreft pogingen die zij buiten Wit-Rusland doen om hun verhaal te vertellen en steun te zoeken.

Er loopt rond Ivoorkust onderzoek op het niveau van het ICC. Dit onderzoek is door de heer Ouatarra gevraagd. Daarbij wordt evenwichtig gekeken waar het om gaat en niet van tevoren gezegd dat de ene of de andere kant zich schuldig heeft gemaakt aan misdaden. Het kan zijn dat het aan beide kanten is gebeurd. Dat zijn in elk geval de geluiden die ons tot nog toe uit andere bronnen hebben bereikt.

De heer De Roon (PVV): Ik heb de minister gevraagd of hij het punt van de islamisering in Turkije bij zijn collega’s bespreekbaar wil maken, hetzij in de marge van deze RBZ hetzij door het later te agenderen. Die islamisering is al een poos aan de gang en heeft door de overwinning van de heer Erdogan een boost gekregen.

Minister Rosenthal: Zolang we in Turkije te maken hebben met een kader van democratie en rechtsstaat, is er geen reden om de Turkse regering aan te spreken op islamisering. Als we over dit soort zaken spreken, stellen we voortdurend de positie van bijvoorbeeld de christelijke minderheid in Turkije aan de orde. Dat weet de heer De Roon ook. Er is in elk geval één christelijke parlementariër gekozen bij de afgelopen Turkse verkiezingen. Dat zal voor hem een schrale troost zijn.

De voorzitter: Wij weten wat één christelijke zetel allemaal kan.

De heer De Roon (PVV): Het is fijn dat er een knuffelchristen in het Turkse parlement zit. Waar het om gaat is dat de heer Erdogan en de zijnen zich steeds autoritairder beginnen te gedragen, en steeds meer naar zich toetrekken. Ik heb de minister gewezen op de 57 journalisten die in het gevang zitten. Hij kan zeggen dat hij dit punt noemt elke keer als hij met de Turken praat, maar dat vind ik niet genoeg. Ik vind dit heel zorgelijke punten. Ik vind dat het Nederlandse kabinet, bij voorkeur samen met andere landen, hierover principiële bezorgdheid moet uitspreken. Die moet duidelijk en publiek zijn.

Minister Rosenthal: Ik heb moeite met de koers die de heer De Roon van mij vraagt. Ik heb te maken met de vraag of in een land de rechtsstatelijkheid en het democratisch gehalte verzekerd zijn. Zolang dit het geval is, treed ik religieneutraal op.

De voorzitter: Ik dank de minister voor de beantwoording en ik sluit de vergadering. Ik heb de volgende toezeggingen genoteerd:

  • De Kamer wordt volgende week geïnformeerd of Nederland materieel als helikopters zal leveren in Sudan.

  • De Kamer wordt in het kader van het MOVP, over een nieuw op te richten Nederlands-Israëlisch samenwerkingsverband, geïnformeerd bij de begrotingsbehandeling eind 2011.

  • De Kamer wordt in het verslag van de RBZ geïnformeerd over de lidstaten die verdere sancties ten aanzien van Jemen blokkeren. Dit alleen als het de minister is toegestaan om deze informatie te verstrekken.

  • De Kamer wordt op de kortst mogelijke termijn nader geïnformeerd over het pleidooi van de minister in EU-verband, of in de internationale contactgroep Libië, over een nieuwe VN-resolutie ten aanzien van Libië.

  • De Kamer ontvangt op de kortst mogelijke termijn een brief over inhoud en procedure met betrekking tot de vermoedelijke weggeleiding van een Defensieattaché, en misschien ook een andere Nederlandse diplomaat of een assistent.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Albayrak (PvdA), voorzitter, Timmermans (PvdA), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Nicolaï (VVD), Haverkamp (CDA), Eijsink (PvdA), Irrgang (SP), De Roon (PVV), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Ten Broeke (VVD), Thieme (PvdD), Peters (GroenLinks), Kortenoeven (PVV), Bosman (VVD), Dikkers (PvdA), El Fassed (GroenLinks), Hachchi (D66), Dijkhoff (VVD) en Driessen (PVV).

Plv. leden: Van Raak (SP), Dijkgraaf (SGP), Recourt (PvdA), Samsom (PvdA), Bruins Slot (CDA), Çörüz (CDA), Mulder (VVD), Knops (CDA), Arib (PvdA), Jasper van Dijk (SP), De Mos (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Schouw (D66), Hennis-Plasschaert (VVD), Ouwehand (PvdD), Sap (GroenLinks), Wilders (PVV), Leegte (VVD), Heijnen (PvdA), Braakhuis (GroenLinks), Van Veldhoven (D66), Taverne (VVD) en Bontes (PVV).

Naar boven