Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 21501-01 nr. 109 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1997-1998 | 21501-01 nr. 109 |
Vastgesteld 23 april 1998
De algemene commissie voor Europese Zaken1 en de vaste commissie voor Economische Zaken2 heeft op 26 maart 1998 overleg gevoerd met staatssecretaris Patijn van Buitenlandse Zaken over:
– verslag van de Internemarktraad van 27 november 1997 (21 501-01, nr. 104);
– verslag van de informele Internemarktraad van 13, 14 en 15 februari 1998 te Cambridge (21 501-01, nr. 106);
– agenda van de Internemarktraad van maandag 30 maart 1998;
– brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken ten geleide van schriftelijke antwoorden op vragen over SLIM-exercitie (21 501-01, nr. 103);
– brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 23 februari 1998 inzake de invoering van een Europese bedrijfseffectentoets (25 600-V, nr. 57).
Van het gevoerde overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De heer Koenders (PvdA) wees erop dat het niet verder uitstellen van invoering van de euro leidt tot toename van concurrentie vanwege de prijstransparantie. Hij vroeg of de regering de waarborgen van de Internemarktraad rond de problematiek van de wederzijdse erkenning voldoende acht. Hij had hierbij vooral het recht van lidstaten op het oog om op milieugebied strengere wetgeving te mogen hanteren. Het notificatieprincipe had zijn instemming. In dit verband wilde hij weten hoe vaak Nederlandse producten als gevolg van de erkenningsproblematiek in andere landen zijn geweigerd.
Voorts vroeg hij wat met de resultaten van de testpanels en de SLIM-werkgroepen gaat gebeuren. Zullen deze resultaten en de wijzigingsvoorstellen die daarop zijn gebaseerd, worden besproken op het niveau van de Internemarktraad zelf, zodat deze de vinger aan de pols kan houden?
Ook wilde de heer Koenders weten wat de inzet van de Nederlandse regering is in de kwestie rond het interventiemechanisme bij ernstige inbreuk op het vrije verkeer van goederen. Heeft zij gepleit voor grotere bevoegdheden van de Commissie in dezen? Hij achtte het wenselijk dat een versnelde procedure bij het Hof tot de mogelijkheden gaat behoren, zodat landen via een voorlopige voorziening aangesproken kunnen worden. Deelt de regering deze visie?
Verder vroeg hij naar het oordeel van de regering over de Britse voorstellen in het kader van het statuut voor de Europese vennootschap. Hij achtte het wenselijk dat minimale eisen voor werknemersparticipatie in Europees verband worden geharmoniseerd. Wat is de mening van de regering hierover? Welke ondergrens in aantal werknemers dient volgens haar te gelden bij de medezeggenschap in een Europese vennootschap? Is er inmiddels een oplossing voor het probleem van het fiscale regime van de Europese vennootschap?
Met betrekking tot het communautair Douanewetboek wilde de heer Koenders weten of inmiddels voldoende rekening wordt gehouden met de rapporten over de fraude bij de transitohandel.
Het is alom bekend dat de Europese regels rond overheidsopdrachten vooral op lokaal niveau vaak worden ontdoken. Houdt Nederland zich zelf aan de regels en is er een meer gedetailleerd inzicht te verkrijgen in de mate van ontduiking die op dit moment in Europa plaatsvindt?
Uit de stukken wordt niet geheel duidelijk waarom in de eerste plaats de gebruiker van informatiesystemen verantwoordelijk wordt gehouden voor de millenniumproblematiek. De heer Koenders zag op dit punt zeker ook een verantwoordelijkheid voor fabrikanten en leveranciers.
Ten slotte vreesde de heer Koenders een impasse in de reeds lang slepende problematiek rond de cacao- en chocoladerichtlijn. Deze zou uiteindelijk kunnen resulteren in een handhaving van de status quo, hetgeen zeer ongewenst zou zijn. Hij vroeg zich af welke situatie nadeliger is: de status quo, waarin sprake is van valse concurrentie en waarin de consument geen weet heeft van de samenstelling van de chocolade die hij aanschaft, of de situatie die de commissievoorstellen beogen, waarin sprake is van etikettering. Wat is de visie van de regering ten opzichte van dit dilemma? Zal, in het geval dat 0% toevoegingen niet haalbaar blijkt, een eventueel hoger percentage facultatief zijn, of verplicht voor alle lidstaten?
Mevrouw Voûte-Droste (VVD) achtte een verbetering van de toepassing van de wederzijdse erkenningsprincipes, met name de erkenningsprincipes die gericht zijn op de clausules in de technische regelgeving, van groot belang voor de vervolmaking van de interne markt. Zij ontving graag een overzicht van alle problemen die nu nog op dit terrein spelen en welke oplossingen hiervoor zijn aangedragen.
Zij steunde de regering in haar keuze voor nationale panels bij de vereenvoudiging van wetgeving, omdat dit de meest efficiënte en doelmatige optie is. Zij vroeg zich af hoever Nederland op dit punt is in vergelijking met de andere Europese landen. Zij zou graag zien dat bij de derde fase van SLIM niet alleen aandacht is voor elektromagnetische comptabiliteit, verzekeringen en sociale zekerheidsrechten, maar ook voor het toezicht op verzekeringen, omdat juist op dit terrein sprake is van een steeds verdergaande integratie en harmonisatie binnen Europa. Wil de staatssecretaris dit te zijner tijd aan de orde stellen?
Voorts vroeg mevrouw Voûte-Droste naar de stand van zaken rond het statuut voor de Europese vennootschap. Zij constateerde dat aanbestedingen door nationale overheden nog steeds een heikel punt vormen. Zij vroeg zich af of voldoende aandacht wordt besteed aan de participatie van het midden- en kleinbedrijf in overheidsopdrachten. Omdat de procedures hiervoor vaak langdurig en ingewikkeld zijn, zijn ze vaak alleen maar toegankelijk voor grote bedrijven. Kleine en middelgrote bedrijven vissen vaak achter het net doordat ze niet zijn toegerust op de grote bureaucratische rompslomp. Graag zag zij dat de staatssecretaris dit probleem aan de orde stelt. Zij vond het een aardig uitgangspunt om te streven naar een aandeel van 10% voor het MKB in overheidsaanbestedingen, net zoals dat in Nederland gebruikelijk is.
Mevrouw Voûte-Droste beschouwde het grote tekort aan informatici als een van de voornaamste oorzaken van het millenniumprobleem. Zij achtte het van groot belang dat de overheid hiervoor, al dan niet in Europees verband, op korte termijn een actieplan opstelt. De overheid heeft daar als zeer grote afnemer van informatiseringsproducten ook zeer veel belang bij.
Verder stelde zij dat vroegtijdige regelgeving de ontwikkeling van elektronische handel belemmert. Bestaande regelgeving moet uiteraard worden gehandhaafd en kan dienen als kaderwetgeving. Voor een uitbreiding is het op dit moment echter zeker nog te vroeg. Als voorbeeld noemde zij de auteursrechten in het geval van het Internet: Internet is slechts een moderne spiegel van de huidige samenleving; de rechten die gelden voor de huidige samenleving zouden dus ook voor het Internet moeten volstaan.
Met betrekking tot de cacao- en chocoladerichtlijn stelde zij vast dat de 0%-optie waarschijnlijk niet haalbaar zal zijn. Wel achtte zij harmonisatie hoe dan ook van groot belang. Harmonisatie op 5% vond zij aanvaardbaar, omdat de grondstoffen voor cacaovervangende vetten ook afkomstig zijn uit ontwikkelingslanden. Zij vroeg de staatssecretaris naar diens visie op de verdere procedure rond de ontwikkeling van cacaovervangende vetten.
Het antwoord van de zijde van de regering
De staatssecretaris stelde dat de Kamer en het kabinet beide hetzelfde doel nastreven, namelijk een optimaal functionerende interne markt. Hij vond het verheugend dat deze doelstelling met dezelfde energie wordt nagestreefd onder het Britse voorzitterschap.
Het is duidelijk dat, wanneer monetaire aanpassingen niet meer mogelijk zijn, tot aanpassing van marktmechanismen moet worden overgegaan.
Tot nu toe zijn geen notificaties bekend van de weigering van Nederlandse producten. De staatssecretaris wees erop dat dit niet automatisch wil zeggen dat tot nu toe geen enkel Nederlands product in het kader van de wederzijdse erkenning is geweigerd, maar in ieder geval zijn hem nog geen berichten ter ore gekomen dat het Nederlandse bedrijfsleven zich hierover en masse bij de overheid beklaagt. Hij benadrukte dat het systeem van wederzijdse erkenning alleen van toepassing is op sectoren die nog niet geharmoniseerd zijn.
De decentraal opgezette businesstestpanels zijn bedoeld om voorstellen tot wetgeving reeds in een vroeg stadium te confronteren met signalen uit de markt. De procedure is op dit moment nog in gang, maar de Nederlandse regering heeft altijd aangedrongen op een goede registratie en integratie van de resultaten van de testpanels. Ze zal dat in de toekomst zeker blijven doen: immers, een regelmatige terugkoppeling van de resultaten van de testpanels en de verschillende technische commissies bevordert uiteindelijk de kwaliteit van de politieke supervisie op het functioneren van de interne markt. De staatssecretaris zei tijdens het informele overleg in Cambridge een uitvoering pleidooi te hebben gehouden voor een intensievere wisselwerking tussen het technische en politieke niveau. Het feit dat vele landen met dit pleidooi instemden, vormt een indicatie voor de mentaliteitsverandering die de laatste jaren binnen de Internemarktraad heeft plaatsgevonden.
Een voorstel ligt op tafel om de Commissie te voorzien van een aantal specifieke nieuwe bevoegdheden met betrekking tot gevallen van verregaande inbreuk op het vrije verkeer van goederen, bijvoorbeeld bij massale stakingen. Het bezwaar van veel lidstaten hiertegen is dat de Commissie door een unilaterale regulering zou treden in de rechtssfeer van nationale lidstaten. Dit voorstel heeft dan ook onvoldoende steun gekregen. Voor een adequate aanpak van deze problematiek is een diepgaande wijziging van de huidige arrangementen echter niet nodig: de Commissie kan veel bereiken door op ontwikkelingen te anticiperen, bijvoorbeeld door het creëren van overlegmechanismen ten tijde van crises. De versnelde toepassing van bestaande procedures of de invoering van zeer snelle spoedprocedures zouden soelaas kunnen bieden bij gevallen waarin zaken uit de hand dreigen te lopen en juridisch moet worden opgetreden. Wat uit alle discussies wel duidelijk is geworden, is dat de EU unaniem grootschalige ordeverstoringen die desastreuze gevolgen hebben voor de werking van de interne markt zonder dat een partij hiervoor aansprakelijk kan worden gesteld, niet meer accepteert.
In het overleg over het statuut voor de Europese vennootschap zijn in de afgelopen jaren weinig vorderingen geboekt. Dit is te wijten aan fundamentele verschillen in rechtsorde en politieke opvatting tussen de lidstaten over de wijze waarop medezeggenschap van werknemers geregeld moet worden, met name waar het gaat over de formele bevoegdheden van werknemersvertegenwoordigingen. De staatssecretaris verwachtte niet dat hierover op korte termijn meer overeenstemming zal ontstaan. Hij betreurde dit, maar vroeg zich af of het wel verstandig zou zijn om op dit moeilijke terrein een compromis te forceren dat geen enkele partij zou bevredigen. Bovendien heeft het bedrijfsleven in Nederland en in andere landen inmiddels met de verschillen in vennootschapsrecht leren leven. Daarnaast is het de vraag of de interne markt werkelijk zoveel schade ondervindt van het uitblijven van overeenstemming rond de Europese vennootschap. Vele schattingen hieromtrent zijn nooit echt bevestigd. Kortom, de Nederlandse regering streeft nog steeds naar een model dat minimaal voldoet aan de Nederlandse eisen. Het valt echter te verwachten dat overeenstemming over het Europees vennootschapsstatuut slechts bereikbaar zal zijn op een niveau van medezeggenschap dat lager ligt dan voor Nederland aanvaardbaar is, of gepaard zal gaan met een zodanige mate van differentiatie dat van een eenduidig statuut geen sprake zal zijn. Daarom kiest de Nederlandse regering voor een pragmatische en realistische opstelling en dringt zij op dit punt niet aan op een snelle harmonisatie.
Ter bestrijding van accijnsfraude heeft inmiddels een aanscherping van de communautaire bevoegdheden plaatsgevonden, waardoor deze vorm van fraude beter kan worden bestreden. De vraag naar de betrokkenheid van de douane-instellingen van de lidstaten bij de definitieve vormgeving hiervan ligt echter nog open.
De overheidsopdrachten hebben ooit deel uitgemaakt van eerder onderzoek naar vereenvoudiging van regelgeving. Hiermee zijn ze in formele zin uit de SLIM-procedure gehaald. De Commissie heeft hierover een witboek aangekondigd. De staatssecretaris zei op dit moment niet over specifieke cijfers te beschikken omtrent de mate waarin regels rond internationale concurrentie worden ontweken. Hij zegde een schriftelijke rapportage over dit onderwerp toe, al herinnerde hij eraan dat het moeilijk is om over dit onderwerp harde en heldere gegevens te krijgen. In de komende discussie over het witboek zal het gebrek aan transparantie van de huidige regels rond overheidsopdrachten een belangrijk onderdeel zijn. De bevordering van de transparantie en het verwijderen van dor hout in de regelgeving zal de vermindering van administratieve rompslomp bij de aanbesteding van overheidsopdrachten zeker bevorderen en daardoor de positie van het MKB vanzelf versterken. De staatssecretaris onderkende de nadelige positie van het MKB bij overheidsaanbestedingen, maar aarzelde om te ijveren voor een juridisch bindende kwantificerende norm waarmee het MKB aanspraak zou kunnen maken op een min of meer bevoorrechte positie bij overheidsaanbestedingen. De huidige tendens binnen de EU-regelgeving is immers om de benedengrens waarbij internationaal moet worden getenderd omhoog te brengen, wat strijdig is met het streven naar vergroting van het aandeel van het MKB.
Mevrouw Droste-Voûte (VVD) betwijfelde of een hogere boven- of benedengrens in dit verband van belang is. Zij merkte op dat in het bedrijfsleven steeds meer de trend ontstaat om te opereren in netwerken van grote en kleinere bedrijven. Een groot bedrijf kan zich bijvoorbeeld inschrijven in samenwerking met een kleiner bedrijf als toeleverancier. Zij herhaalde haar verzoek aan de staatssecretaris om speciale aandacht te vragen voor de positie van het MKB, ook vanwege het feit dat de Nederlandse oplossing voor dit probleem haar waarde inmiddels heeft bewezen.
De staatssecretaris zegde toe dat bij de bespreking van het witboek zal worden bekeken of er manieren zijn om de concurrentiepositie van het MKB op een natuurlijke wijze te verbeteren, ook omdat dit de diversiteit van het aanbod op de markt van overheidsopdrachten ten goede komt.
Voorts zei de staatssecretaris op dit moment niet over de antwoorden te beschikken op de gestelde vragen rond de millenniumproblematiek. Hij deed de toezegging om in het verslag nader op deze vragen terug te komen.
De heer Koenders (PvdA) merkte op dat het hem vooral ging om de vraag of de gebruiker van informatiesystemen zelf de hoofdverantwoordelijke is voor het millenniumprobleem. Dit is namelijk de indruk die wordt gewekt in de agenda van de Internemarktraad van maandag 30 maart.
Mevrouw Droste-Voûte (VVD) lichtte toe dat de gebruiker van informatiesystemen zelf, ook in financiële zin, verantwoordelijk is voor het millenniumproof maken van zijn eigen systemen; de producent draagt hiervoor verantwoordelijkheid als hij nieuwe producten op de markt brengt. In dit licht moet ook de positie van de overheid als gebruiker worden bezien.
De staatssecretaris onderschreef de verantwoordelijkheid voor de gebruiker van informatiesystemen. Hij zag de rol van Brussel in dit verband niet zozeer in het aanpakken van deze problematiek door middel van regelgeving of stimuleringsprogramma's, maar veeleer in de uitwisseling van informatie.
De cacaorichtlijn is door het Britse voorzitterschap van de agenda afgevoerd, omdat er geen aanwijzingen waren dat over dit onderwerp concrete vooruitgang is geboekt. Dit betekent echter niet dat dit dossier definitief gesloten is. Het Commissievoorstel voor optionele harmonisatie is niet door een gekwalificeerde meerderheid gesteund. Voor de Nederlandse regering is het voorstel absoluut onaanvaardbaar omdat het de huidige concurrentievoordelen intact laat. Het Europees Parlement heeft inmiddels een aantal handreikingen gedaan om de impasse te doorbreken. Deze hebben geresulteerd in een compromisvoorstel dat aan het veld is voorgelegd. Een en ander is nog niet voldoende uitgekristalliseerd, zodat het op dit moment onmogelijk is om hierover concrete mededelingen te doen, maar de staatssecretaris verwachtte wel enige beweging op dit punt. Harmonisatie heeft voor de Nederlandse regering de hoogste prioriteit. Over het percentage waarop zal worden geharmoniseerd kan worden onderhandeld, maar Nederland zal de onderhandelingen ingaan met 0% toevoegingen als uitgangspunt. De staatssecretaris wees er nogmaals op dat de hele problematiek in de eerste plaats draait om ongelijke concurrentieverhoudingen binnen de chocoladeverwerkende industrie en daarmee om een interne markt die op een normale, eerlijke en heldere wijze functioneert. Eigenlijk gaat het hier niet zozeer om de belangen van consumenten omdat de verschillen in toevoegingspercentages voor hen niet merkbaar zijn.
Ten slotte zegde de staatssecretaris toe dat hij de marktfaciliërende kant van het toezicht op het verzekeringswezen aan de orde zal stellen als hierover in het kader van de SLIM-exercitie wordt gesproken. Hij deelde de opvatting dat nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de elektronische handel geen aanleiding mogen zijn voor deharmonisatie, zeker als het onderwerpen betreft die inmiddels op bevredigende wijze geharmoniseerd zijn.
Samenstelling: Leden: Van der Linden (CDA), Blauw (VVD), Van Nieuwenhoven (PvdA), Weisglas (VVD), Terpstra (CDA), Verspaget (PvdA), Soutendijk-van Appeldoorn (CDA), Ter Veer (D66), voorzitter, Ybema (D66), Van Middelkoop (GPV), Leers (CDA), Sipkes (GroenLinks), Woltjer (PvdA), ondervoorzitter, Hendriks, Gabor (CDA), Voûte-Droste (VVD), Schuurman (CD), Hessing (VVD), Van den Bos (D66), Van Oven (PvdA), Hoogervorst (VVD), Rouvoet (RPF), Van Waning (D66), Rehwinkel (PvdA), Koenders (PvdA)
Plv. leden: Bukman (CDA), Te Veldhuis (VVD), Wagenaar (PvdA), Blaauw (VVD), Verhagen (CDA), Van der Ploeg (PvdA), Hillen (CDA), Koekkoek (CDA), Wessels (D66), Van den Berg (SGP), Van der Hoeven (CDA), M.B. Vos (GroenLinks), Witteveen-Hevinga (PvdA), Meyer (groep-Nijpels), G. de Jong (CDA), O.P.G. Vos (VVD), Poppe (SP), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), Roethof (D66), Crone (PvdA), Verbugt (VVD), Leerkes (Unie 55+), Hoekema (D66), Lilipaly (PvdA), Adelmund (PvdA).
Samenstelling: Leden: Mateman (CDA), Blaauw (VVD), Van der Vlies (SGP), H. Vos (PvdA), voorzitter, Van Gelder (PvdA), Smits (CDA), Ter Veer (D66), G. de Jong (CDA), Leers (CDA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Voûte-Droste (VVD), ondervoorzitter, Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Jorritsma-van Oosten (D66), De Koning (D66), Hessing (VVD), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), Van der Ploeg (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), Van Walsem (D66), Hofstra (VVD), Wagenaar (PvdA)
Plv. leden: Ten Hoopen (CDA), Van Rey (VVD), Van Middelkoop (GPV), Woltjer (PvdA), Sterk (PvdA), De Haan (CDA), Ybema (D66), Wolters (CDA), Lansink (CDA), Terpstra (CDA), Weisglas (VVD), Verbugt (VVD), Meyer (groep-Nijpels), M.B. Vos (GroenLinks), Bakker (D66), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Klein Molekamp (VVD), Witteveen-Hevinga (PvdA), Leerkes (Unie 55+), Verspaget (PvdA), Adelmund (PvdA), Roethof (D66), Passtoors (VVD), Feenstra (PvdA), Poppe (SP).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-01-109.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.