21 501-01
Interne Marktraad

nr. 101
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 11 november 1997

Ten behoeve van het Algemeen Overleg met de algemene commissie voor Europese Zaken en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken op 20 november a.s. doe ik u hierbij de geannoteerde agenda van de Interne Markt Raad van 27 november a.s. toekomen.

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

M. Patijn

Geannoteerde agenda van de Interne Markt Raad, d.d. 27 november 1997 te Brussel

1. Actieplan voor de Interne Markt

Over drie aspecten van het Actieplan voor de Interne Markt zal een openbaar debat worden gehouden:

– het gezamenlijke werkprogramma van de opeenvolgende Luxemburgse, Britse en Oostenrijkse voorzitterschappen voor de uitvoering Actieplan Interne Markt.

– het zogenoemde «Scorebord» waarin de Commissie de stand van de uitvoering van het Actieplan beschrijft.

– een Deens memorandum over de trage voortgang bij de uitwerking van normen en standaarden door normalisatie-instituten.

Van Nederlandse kant wordt het werkprogramma van de drie voorzitterschappen ondersteunt. Wij verwelkomen in het bijzonder de aandacht die het Britse voorzitterschap wil geven aan de eerste strategische doelstelling «het effectiever maken van de bestaande regelgeving».

Wij achten voorts het scorebord een goed initiatief als instrument waarmee voortgang die de individuele lidstaten maken bij de omzetting en de toepassing van de regelgeving voor de interne markt, beter kan worden gemeten.

Voorts acht Nederland het net als Denemarken van belang dat er aandacht wordt gegeven aan de kwestie van de trage opstelling van normen en standaarden. Omdat de verantwoordelijkheid hiervoor bij de particuliere normalisatie-instituten ligt is het echter niet eenvoudig aan te geven hoe de organisatorische problemen kunnen worden opgelost.

2. Vereenvoudiging van wetgeving

De Raad zal de stand van zaken in de SLIM-exercitie (Simpler Legislation for the Internal Market) bespreken aan de hand van een voortgangsrapport dat de Commissie onlangs heeft uitgebracht.

In deze exercitie worden gedeeltes van de interne-marktwetgeving kritisch doorgelicht en de mogelijkheden onderzocht om deze wetgeving te vereenvoudigen. Mede op aandrang van Nederland is SLIM in mei 1996 van start gegaan. Momenteel loopt de tweede fase van SLIM, waarin de kunstmestwetgeving, administratieve aspecten van BTW-wetgeving, de gecombineerde nomenclatuur voor de buitenlandse handel en de wetgeving voor bancaire diensten worden onderzocht.

De Nederlandse visie is dat de SLIM-exercitie voortvarend van start is gegaan, hetgeen een goede zaak is. SLIM zal evenwel op zijn uiteindelijke resultaten moeten worden beoordeeld, namelijk doorvoering van aanpassingen in de bestaande EU-regelgeving die deze transparanter, eenvoudiger uitvoerbaar en minder belastend voor het bedrijfsleven maken.

In de eerste fase van SLIM is onder meer de wetgeving inzake statistische registratie (INTRASTAT) onderzocht. De Commissie heeft inmiddels een aantal voorstellen voor vereenvoudiging van deze regelgeving gedaan; het is de bedoeling dat met name de kleinere bedrijven voortaan minder uitgebreide gegevens inzake het goederenverkeer moeten aanleveren. De voorstellen omvatten ook de invoering van een vereenvoudigde nomenclatuur ten behoeve van statistieken. De voorstellen zijn in de werkgroep besproken en de Raad zal thans bezien of de resultaten aan de verwachtingen voldoen. Nederland beziet nog zorgvuldig of de werkgroep wel voldoende verlichting van de verplichtingen heeft bereikt.

Het voorzitterschap heeft de lidstaten gevraagd onder dit agendapunt ook inlichtingen te verstrekken over nationale vereenvoudigingsexercities. Nederland zal een overzicht geven van de opzet en de resultaten tot dusver van de MDW-operatie.

3. Hervorming van het communautair transitsysteem

Tijdens de Interne Markt Raad van 21 mei jl. gaf Commissaris Monti een presentatie over de maatregelen die de Commissie wil nemen ter hervorming van het communautaire douaneverkeer. Naar het oordeel van de Commissie zijn automatisering en hervorming van procedures essentieel. De Commissie zegde toe voor het eind van het jaar met wetgevende voorstellen te zullen komen. Tijdens de Interne Markt Raad van 27 november zal de Commissie deze voorstellen nader toelichten.

4. Statuut voor de Europese Vennootschap

De Commissie zal de stand van zaken schetsen in dit dossier.

Het voorstel bestaat uit een verordening, waarin de vennootschappelijke aspecten worden geregeld en een aanvullende richtlijn betreffende de medezeggenschap van werknemers. Over het vraagstuk van de medezeggenschap bestaat zoals bekend reeds lang verschil van mening binnen de EU. In het rapport van de Groep-Davignon, dat april jl. beschikbaar kwam, worden mogelijke oplossingen geformuleerd voor de impasse die hierover is ontstaan. Voorgesteld wordt het management en de werknemersvertegenwoordiging van toekomstige Europese vennootschappen (geheel) zelf te laten beslissen hoe de werknemers te betrekken bij de voor hen relevante (grensoverschrijdende) beslissingen. Het rapport is tijdens de Interne Marktraad d.d. 22 mei 1997 door de Commissie gepresenteerd en vervolgens ook aan de orde gekomen tijdens de Sociale Raad van 12 juni jl.

Door het Luxemburgs Voorzitterschap is inmiddels een compromistekst voor een richtlijn gepresenteerd over het onderdeel «informatie, raadpleging en medezeggenschap van de werknemers», grotendeels gebaseerd op het rapport van de Groep-Davignon. Het voorstel behandelt uitsluitend de informatie, raadpleging en medezeggenschap bij die Europese vennootschappen, die zijn ontstaan als resultaat van een (grensoverschrijdende) fusie of de vorming van een gezamenlijke holding of gemeenschappelijke -dochter-onderneming.

Het voorzitterschap wil met dit initiatief een politieke consensus over de voornaamste knelpunten van het dossier bewerkstelligen en daarmee de reeds jaren durende impasse m.b.t. het statuut van de Europese NV te doorbreken. Nederland ondersteunt het initiatief om dit dossier uit de impasse te krijgen en staat positief ten opzichte van de hoofdlijn van het voorstel.

5. Richtlijnvoorstel voor produkten met gebreken

De Commissie zal haar voorstel tot wijziging van de richtlijn aansprakelijkheid voor producten met gebreken presenteren.

6. Richtlijnvoorstel voor verzekeringsbedrijven

Voornaamste doelstelling van dit voorstel is maatregelen in te voeren om verzekeringstoezichthouders beter toe te rusten om zich te vergewissen van de werkelijke solvabiliteit van een verzekeringsonderneming, die deel uitmaakt van een verzekeringsgroep. Op deze manier zullen verzekeringsnemers beter beschermd zijn en kunnen gelijke concurrentievoorwaarden voor de verzekeringsondernemingen in de Gemeenschap worden gevoerd. Het is de bedoeling dat de Raad een gemeenschappelijk standpunt vaststelt.

Nederland onderschrijft de doelstelling van deze ontwerp-richtlijn, maar heeft fundamentele bezwaren tegen het te ruime toepassingsbereik. Op basis van het Commissievoorstel zou reeds sprake zijn van een verzekeringsgroep, indien een verzekeraar, direct of indirect, een deelneming heeft van 20% of meer. Indien het in de richtlijn voorgestelde aanvullende toezicht voor al deze gevallen zou gaan gelden, zou dit tot een aanzienlijke verzwaring van de activiteiten (en de lasten) van de toezichthouder leiden, zonder dat de kwaliteit van het toezicht daardoor verbetert.

7. Actie Robert Schuman

Het is de bedoeling dat de Raad een gemeenschappelijk standpunt vaststelt over het «Actieprogramma Robert Schuman». Dit programma beoogt de bekendheid van rechters, procureurs en advocaten met het Europees recht te vergroten, teneinde de toepassing en handhaving van de regels voor de interne markt te verbeteren. De Gemeenschap zal een bijdrage leveren aan trainingsprogramma's in de lidstaten voor deze beroepsgroepen.

Over het programma, met een budget van 30 000 ECU per jaar, bestaat bijna overeenstemming; het enige uitstaande punt is de juridische basis. De Commissie heeft haar voorstel gebaseerd op art 100 A EG (onderlinge aanpassing van wet- en regelgeving). Veel lidstaten, waaronder Nederland, vinden dat de artikelen 126 en 127 EG (onderwijs- en beroepsopleiding) een betere basis.

8. Karolusprogramma

De Raad moet een gemeenschappelijk standpunt vaststellen over de uitbreiding van het uitwisselingsprogramma voor ambtenaren Karolus tot de geassocieerde landen van Midden en Oost-Europa, de EVA-landen en Cyprus. Dit programma is erop gericht om de samenwerking tussen ambtenaren van de lidstaten die zich bezighouden met de tenuitvoerlegging van de regelgeving van de interne markt te bevorderen. Nederland kan met deze uitbreiding instemmen.

9. Richtlijnvoorstel voor medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnose

De Raad moet een gemeenschappelijk standpunt vaststellen ten aanzien van het richtlijnvoorstel voor medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnose. Dit zijn middelen die worden gebruikt om bloed en andere stoffen afkomstig uit het menselijk lichaam te testen. Nu de middelen die gemaakt zijn van menselijk weefsel buiten het toepassingsbereik van het richtlijnvoorstel zijn geplaatst, zal waarschijnlijk overeenstemming worden bereikt. Nederland kan met deze oplossing instemmen.

10. Richtlijnvoorstel voor biotechnologische uitvindingen

Het voorstel voor een richtlijn betreffende de wettelijke bescherming van biotechnologische uitvindingen is erop gericht om het octrooirecht op het gebied van de biotechnologische uitvindingen te verduidelijken en aan de praktijk houvast te bieden voor de toepassing van het octrooirecht. Net als andere lidstaten kampt Nederland met het probleem welke biotechnologische werkwijzen en de resultaten daarvan wel en welke niet voor octrooibaarheid in aanmerking komen.

Het is de bedoeling dat de Raad een gemeenschappelijk standpunt vaststelt.

In het voorstel voor de richtlijn is de octrooibaarheid van dieren en planten niet uitgesloten. Wel zijn er nuanceringen aangebracht, die tegemoet komen aan de maatschappelijke onrust die genetische modificatie van met name menselijk en dierlijk erfelijk materiaal veroorzaakt. De meeste lidstaten kunnen zich achter deze benadering scharen. Nederland heeft een algemeen voorbehoud uitgesproken over de octrooibaarheid van planten en dieren.

11. Protocol van Madrid inzake merkenrecht

Aan de Raad ligt een ontwerp-besluit voor inzake de toetreding van de Gemeenschap tot het Protocol bij de Overeenkomst van Madrid van 27 juni 1989 over de internationale registratie van merken, alsmede een ontwerp-verordening inzake het Gemeenschapsmerk. De beide voorstellen beogen een verband te leggen tussen het systeem van het Gemeenschapsmerk en het systeem van de nationale inschrijving van merken. Over de voorstellen bestaat reeds een grote mate van overeenstemming.

Gediscussieerd wordt nog over de wenselijkheid van een Raadsverklaring bij de notulen betreffende de samenwerking van de communautaire instellingen en over de voorwaarden voor de omzetting van een Gemeenschapsmerk in een nationale merkaanvraag.

Verder is in verband met dit besluit is het talenregime van het Europese merkenbureau aan de orde gesteld. Weliswaar kan een aanvrager in alle Gemeenschapstalen een verzoek indienen, maar het bureau gebruikt in zijn antwoord alleen het Frans, Engels, Duits, Italiaan en het Spaans. Het is de vraag hoe dit talenregime zich verhoudt tot het in Amsterdam aanvaarde artikel 8 D EG, waarin staat dat iedere burger de instellingen en organen van de Gemeenschap kan aanschrijven in een Gemeenschapstaal en dat hij in diezelfde taal een antwoord krijgt. Aan de andere kant spelen praktische en kostenoverwegingen een rol.

12. Wijziging van richtlijn 83/189 inzake notificatie van technische voorschriften

Het is de bedoeling dat de Raad een gemeenschappelijk standpunt vaststelt ten aanzien van dit wijzigingsvoorstel.

Met de wijziging wordt beoogd de bestaande notificatierichtlijn uit te breiden met de verplichte notificatie van nationale ontwerpregelgeving op het terrein van diensten van de informatiemaatschappij. Op deze manier wordt geprobeerd te voorkomen dat lidstaten uiteenlopende wetgeving creëren voor nieuwe diensten van de informatiemaatschappij.

Het compromisvoorstel van het voorzitterschap met betrekking tot dit onderwerp wordt door de lidstaten positief beoordeeld. Er is geen sterke oppositie van de grote lidstaten. Of de derde wijziging van richtlijn 83/189 het geëigende middel is om het beoogde doel te bereiken, namelijk het monitoren van nieuwe regelgeving, staat niet langer ter discussie.

Nederland heeft een voorbehoud gemaakt ten aanzien van de voorgestelde wijziging van de richtlijn, omdat naar ons oordeel de reikwijdte van de notificatie-verplichting, dat wil zeggen de wet- en regelgeving die wel of niet moet worden aangemeld, te onduidelijk is om een goede naleving mogelijk te maken.

13. Groenboek octrooien

De Commissie zal het Groenboek «Bevordering van innovatie door middel van octrooien: het Gemeenschapsoctrooi en het octrooistelsel in Europa» presenteren.

In dit Groenboek wordt de huidige stand van zaken geschetst met betrekking tot het stelsel van octrooibescherming in de Europese Unie en de vraag onderzocht of dit stelsel aan de behoefte van gebruikers voldoet. Er wordt voorgesteld het Akkoord uit 1989 van Luxemburg betreffende Gemeenschapsoctrooien onder te brengen in een verordening.

14. Richtlijnvoorstel voor kleur- en zoetstoffen

De Raad zal worden verzocht een gemeenschappelijk standpunt vast te stellen ten aanzien van een wijziging van een richtlijn betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen.

15. Wijzigingen richtlijn 95/2 inzake additieven anders dan kleurstoffen en zoetstoffen

De Raad zal worden verzocht een gemeenschappelijk standpunt vast te stellen ten aanzien van een wijziging van een richtlijn betreffende levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen. De richtlijn 95/2 is van 20 februari 1995. Producten dienen te voldoen aan de eisen van deze richtlijn op uiterlijk 25 maart 1997. Het onderhavige wijzigingsvoorstel kan worden gezien als een «reparatie»-richtlijn. Hierin zijn zaken opgenomen, die toendertijd «vergeten» zijn, maar ook «problemen» van de nieuwe Lidstaten, die niet bij de vaststelling van 95/2 betrokken waren.

Nederland kan instemmen met de wijziging van richtlijn 95/2 inzake additieven dan kleurstoffen en zoetstoffen.

16. Richtlijnvoorstel voor koffie- en cichorei-extracten

Het voorzitterschap streeft naar vaststelling van een gemeenschappelijk standpunt over deze richtlijn. Het betreft een richtlijn waarop de codecisie-procedure van Raad en Parlement van toepassing is. Het Europees Parlement hechtte onlangs in eerste lezing zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel met een klein aantal amendementen. De Commissie verwierp echter deze amendementen.

Nederland kan zich vinden in het Commissievoorstel.

17. Richtlijnvoorstel voor cacaoprodukten

Het betreft hier een oriënterend debat. Ook hier is de codecisie-procedure van toepassing.

Het Europees Parlement hechtte onlangs zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, met een aantal substantiële amendementen. De amendementen betroffen onder meer de vermelding op de voorzijde van de verpakking van het gebruik van cacaobotervervangende vetten, beperking van vervangers tot alleen tropische plantaardige vetten en opschorting van goedkeuring van de richtlijn totdat een betrouwbare methode zou zijn overeengekomen waarmee aard en hoeveelheid van de gebruikte vetten kan worden vastgesteld. De Commissie heeft echter alle meer inhoudelijke amendementen verworpen.

Nederland zet in op harmonisatie van de toegestane hoeveelheid cacaobotervervangende vetten op 0%. Wellicht zal bij bespreking in de Interne Markt Raad blijken of de standpunten van de verschillende lidstaten zijn geëvolueerd.

18. Groenboek levensmiddelen

De Raad zal een debat houden naar aanleiding van een discussienota van de Commissie, getiteld «Groenboek Levensmiddelenrecht». Het Groenboek is reeds aan de orde gekomen in de Landbouwraad van 30 oktober, de Consumentenraad van 3 november en zal tevens worden behandeld in de Gezondheidsraad van 4 december. Het Groenboek geeft een beschrijving van het huidige levensmiddelenrecht en -beleid op Europees niveau en bevat een aantal aanzetten om tot verbetering van de effectiviteit en transparantie te komen.

Nederland vindt het Groenboek een goede eerste aanzet om tot een geïntegreerd levensmiddelenbeleid te komen op Europees niveau.

19. Richtlijnvoorstel voor bussen en toerbussen

De Commissie zal haar voorstel voor harmonisatie van de bijzondere regels voor deze voertuigen, binnen het raamwerk van de algemene kaderrichtlijn voor voertuigen, presenteren.

Naar boven