21 501-01
Interne Marktraad

nr. 100
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 14 oktober 1997

Hierbij heb ik de eer U aan te bieden het verslag van de Informele Bijeenkomst Interne Markt gehouden op 3/4 oktober jl., te Echternach.

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

M. Patijn

Verslag van de Informele Bijeenkomst Interne Markt; Echternach, 3/4 oktober 1997

Staatssecretaris Wohlfart gaf in zijn uitnodigingsbrief te kennen dat de bijeenkomst zou uiteenvallen in twee sessies: op 3 oktober zouden de bewindslieden van de vijftien lidstaten met elkaar van gedachten wisselen en op 4 oktober zou een ontmoeting met de Landen van Midden- en Oost-Europa (LME) plaatsvinden, in het kader van de gestructureerde dialoog.

Aangezien de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken zich niet kon vrijmaken van dringende verplichtingen in de Ministerraad werd de Nederlandse delegatie geleid door mr. S.A. Kuipers, Directeur Europese Integratie van het Directoraat-Generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen van het Ministerie van Economische Zaken.

Besprekingen op 3 oktober.

De voorzitter stelde de eerste twee maatregelen aan de orde die de lidstaten moeten nemen ter uitvoering van het door de Europese Raad van Amsterdam toegejuichte Actieprogramma voor de Intern Markt:

1. Per 1 oktober moesten de lidstaten bij de Commissie een implementatieprogramma hebben ingeleverd voor alle richtlijnen waarvan de implementatie per 1 januari 1999 moet zijn voltooid.

2. Zij moesten de Commissie uiterlijk op 1 oktober laten weten welke instanties zij hadden aangewezen voor de beantwoording van vragen en behandeling van klachten over de Interne Markt van andere lidstaten en de Commissie, en van burgers en bedrijven.

De Oostenrijkse Minister Farnleiter (Oostenrijk is één na laatste met de omzetting van richtlijnen) bracht naar voren dat de achterstand bij de omzetting dankzij een reeks interne maatregelen spoedig zou zijn ingelopen.

De Spaanse en Nederlandse delegaties onderstreepten, zonder het belang van goede tenuitvoerlegging te miskennen, dat elke lidstaat zijn eigen administratieve structuren en tradities kent. Dit geldt ook voor de wijze waarop vragen en klachten van andere lidstaten en van burgers en het bedrijfsleven worden behandeld. De aandacht moet volgens deze delegaties niet zozeer gevestigd zijn op (harmonisatie van) die structuren als wel op de situatie in de praktijk: het vrij verkeer moet worden gewaarborgd. Daarop moeten lidstaten elkaar kunnen aanspreken.

Verschillende delegaties, waaronder de Nederlandse, spraken hun zorg uit over de langzame voortgang bij de vereenvoudigingsexercitie SLIM.

Commissaris Monti constateerde dat alle lidstaten wat de beide genoemde maatregelen betreft tijdig aan hun verplichtingen hadden voldaan. Hij nam goede nota van de zorg over de SLIM-exercitie en zegde rapportage toe over de voortgang daarvan tijdens de Interne Markt Raad van 27 november a.s. Voorts vermeldde hij dat de Commissie onlangs een nieuw voorstel had gedaan voor vereenvoudiging van de statistiekvoorschriften (EUROSTAT), dat een compromis is tussen de wens om het intraverkeer goed te kunnen monitoren en de wens om vooral kleinere bedrijven niet te belasten met te zware administratieve verplichtingen.

Vervolgens kwam het scorebord voor de Interne Markt aan de orde. Commissaris Monti had in een brief aan de vergadering de plannen van de Commissie voor dat instrument toegelicht. Het scorebord zou elke zes maanden de voortgang in kaart moeten brengen die lidstaten en de Commissie maken bij de uitvoering van het actieprogramma voor de Interne Markt. In een bijlage bij het scorebord zouden deelterreinen van de Interne Markt meer in detail aan de orde kunnen komen.

De informatie over de lidstaten zou in twee delen worden gepresenteerd: deel A zou gebaseerd zijn op gegevens over de al of niet tijdige omzetting van richtlijnen, op aantallen ingebrekestellingen over verkeerde en te late omzetting en op aantallen gevallen van niet-nakoming van Hofuitspraken; deel B zou gegevens bevatten over de visie van bedrijfsleven en burgers op de effectiviteit van de Interne Markt. Hiertoe zou onder andere een onderzoek worden gedaan onder 3500 bedrijven en zouden klachten van burgers worden geïnventariseerd.

Het idee van een scorebord werd breed gesteund, mits dit werd gebaseerd op objectieve gegevens. Bijna alle bewindslieden plaatsten wat dat betreft vraagtekens bij het turven van ingebrekestellingen en bij deel B. Het aantal ingebrekestellingen bijvoorbeeld indiceert op hoeveel punten er verschil van interpretatie is tussen de Commissie en een lidstaat; het betekent nog niet dat die lidstaat zijn verplichtingen niet nakomt.

Commissaris Monti zegde daarop toe zich nog nader te zullen beraden op het punt van de objectiviteit van het scorebord.

Het eerste scorebord, met een bijlage over overheidsaanbestedingen, zal dit najaar nog verschijnen. Op suggestie van de Nederlandse delegatie zegde de Britse Minister Simon toe dit scorebord onder zijn voorzitterschap begin volgend jaar in Raadskader te zullen behandelen.

Gestructureerde dialoog met LME op 4 oktober.

De vergadering met de LME was de eerste bijeenkomst sinds het verschijnen van Agenda 2000, met de toetredingsadviezen («avis»). Commissaris Monti vatte de strekking van de avis als volgt samen: geen van de kandidaat-lidstaten is klaar voor de toetreding; elk heeft een verschillend niveau bereikt en er is een extra inspanning nodig voordat de uiteindelijke toetreding verwezenlijkt kan worden.

De Commissie had aan de bijeenkomst een werkdocument voorgelegd met voorstellen om de samenwerking met de LME te versterken teneinde deze bij te staan in hun inspanningen om het acquis van de Interne Markt over te nemen. Het voornaamste voorstel is om voor elke kandidaat een routebeschrijving te maken die de route beschrijft, met een tijdspad, voor de overname van het acquis. Voor elke LME zou een andere routebeschrijving worden opgesteld. Bepalend daarbij zijn

a. de situatie in het betrokken land bij de overneming van de benodigde wet- en regelgeving en het opzetten van de vereiste uitvoerende capaciteit en

b. de schade die de Interne Markt kan oplopen bij het onjuist of onvolledig overnemen van wet- en regelgeving, respectievelijk het onvoldoende inrichten van de nodige uitvoeringscapaciteit.

Aldus moeten voor elk land de prioriteiten worden bepaald bij de verdere werkzaamheden en de middelen die daartoe ook van de kant van de Europese Unie worden ingezet.

Voorzitter Wohlfart nam dit werkdocument als basis van de discussie.

De reacties van de kant van de LME waren overwegend positief. De inhoud van de avis, die voor sommige landen toch vrij kritisch zijn, werd door de aanwezige bewindslieden niet bestreden. De Roemeense Minister Herlea waarschuwde er voor geen tweedeling te creëren tussen landen waarmee de Unie gaat onderhandelen en de overige landen.

De Bulgaarse Minister Gotzev gaf toe dat zijn land achterliep, maar voegde daaraan toe dat de laatste maanden toch grote vooruitgang is geboekt bij de hervormingen ter voorbereiding op de toetreding.

Het idee van de routebeschrijvingen werd positief onthaald. Kritische kanttekeningen kwamen van de bewindslieden van Slovenië en Slowakije die vroegen hoe het tijdpad van de routebeschrijving zich verhoudt tot dat van de eigenlijke toetreding en opmerkten dat zij reeds een nationaal implementatieprogramma hadden opgezet dat was gebaseerd op het Witboek toenadering Interne Markt.

Opvallend was het besef dat de LME tentoonspreidden dat het bij het overnemen van het acquis van de Interne Markt niet alleen gaat om het omzetten en afkondigen van de nodige regelgeving, maar dat het opzetten van de voor een goede uitvoering van de regels noodzakelijke institutionele structuur minstens even belangrijk is. De ambtelijke diensten dienen bijvoorbeeld om te schakelen op de douane- en belasting (BTW)systemen van de Europese Unie. In de landen die het verst zijn, verschuift de aandacht nu naar dat aspect. Het belang van training en opleiding van ambtenaren werd in dit verband veel genoemd. Vele LME spraken hun belangstelling uit voor deelname aan het Karolusprogramma dat de administratieve samenwerking tussen de lidstaten beoogt te bevorderen. De Commissie zal met voorstellen daartoe komen.

Van de kant van de lidstaten werden de volgende terreinen genoemd als belangrijke onderdelen van de Interne Markt, waarop de inspanningen in de LME nu vooral gericht moeten worden: normen en standaarden, mededingingsbeleid/staatssteun, overheidsaanbestedingen, industriële en intellectuele eigendom en de financiële en bankensector.

Commissaris Monti concludeerde aan het slot van de vergadering met tevredenheid dat zowel de vijftien lidstaten als de tien LME nu hun spoorboekje voor de verdere wetgeving zullen hebben: de vijftien het Actieprogramma voor de Interne Markt en de tien LME de tien routebeschrijvingen.

Voorzitter Wohlfart dankte de aanwezigen voor hun constructieve bijdrage.

Naar boven