21 477
Arbeidsvoorzieningsbeleid

nr. 90
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 1 december 2003

Met de brief van 30 oktober 2003, kenmerk 118-03-SZW heeft de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan mij een drietal verzoeken gericht.

Het eerste verzoek betreft het aangeven welke passages uit het rapport «onderzoek naar het functioneren van de externe accountant van Arbeidsvoorziening 1991–2001» als vertrouwelijk dienen te worden aangemerkt, dit ter voorbereiding op een algemeen overleg dat de commissie met mij wil voeren over dit rapport. Ten tweede verzoekt u mij bij dit overleg de heer Schimmelpenninck aanwezig te laten zijn. Het laatste verzoek betreft de toezending van het in het kader van de ontvlechting van Arbeidsvoorziening opgestelde rapport van PriceWaterhouseCoopers.

In deze brief doe ik u mijn reactie op deze verzoeken van de vaste commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid toekomen.

Tevens doe ik u mijn reactie toekomen op de aan u op 22 september jl. toegezonden brief van de oud-bestuurders Centraal Bestuur Arbeidsvoorziening (CBA), die per 1 april 2001 zijn afgetreden, over mijn beslissing om het voormalige bestuur niet te dechargeren. Ik heb een afschrift van deze brief ontvangen en wil u nader informeren over mijn standpunt in deze aangelegenheid.

Voorts bied ik u hierbij het jaarverslag 2002 Arbeidsvoorziening aan, bestaande uit het verslag van de bestuurder Arbeidsvoorziening en de geconsolideerde jaarrekening 2002 van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Tegelijk met het jaarverslag heeft de bestuurder Arbeidsvoorziening mij zijn rapportage betreffende de Verantwoording Transformatiekosten 2000–2002 door Arbeidsvoorziening doen toekomen, waarvan de financiële uitkomsten zijn meegenomen in het jaarverslag 2002. Het jaarverslag 2002 en de rapportage Verantwoording Transformatiekosten treft u als bijlagen bij deze brief aan.

In deze brief ga ik nader in op het jaarverslag 2002, de verantwoorde transformatiekosten en mijn oordeel hierover. Daarnaast zal ik ingaan op de financiële afwikkeling van Arbeidsvoorziening en u de laatste stand van zaken melden met betrekking tot de vereffening.

1. Verzoeken vaste commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

1.1. Onderzoek naar het functioneren van de externe accountant van Arbeidsvoorziening

In uw brief van 30 oktober 2003 heeft u aangegeven een (openbaar) algemeen overleg over het rapport onderzoek naar het functioneren van de externe accountant van Arbeidsvoorziening te willen voeren en mij verzocht om vooraf schriftelijk aan te geven, welke passages uit de rapportage naar mijn oordeel vertrouwelijk moeten zijn.

Naar aanleiding van dit verzoek merk ik het volgende op.

Ik hecht aan een inhoudelijk overleg met uw commissie over het volledige rapport. Hoewel de eerder geschetste juridische risico's van openbaarmaking onverminderd aanwezig blijven, kom ik – alles afwegende- tot het oordeel dat een volledige openbaarmaking van het gehele rapport in dit licht bezien in de rede ligt en hef ik daarom bij deze de vertrouwelijkheid van het rapport op. 1) Ik heb de betrokken externe accountant hiervan inmiddels op de hoogte gesteld.

1.2. Aanwezigheid bestuurder

Tevens zou uw commissie het op prijs stellen indien de bestuurder van Arbeidsvoorziening i.l., de heer Schimmelpenninck, mij bij het algemeen overleg zou vergezellen. Ik kan hiermee instemmen. De Bestuurder Arbeidsvoorziening i.l. zal derhalve aanwezig zijn bij het Algemeen Overleg met uw commissie van 17 december 2003.

1.3. Rapport ontvlechting Arbeidsvoorzieningsorganisatie

Uw commissie heeft gevraagd om het in het kader van de ontvlechting van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie opgestelde rapport van PriceWaterhouseCoopers toegezonden te krijgen.

Deze rapportage is in opdracht van het voormalig CBA bestuur opgesteld en is vertrouwelijk aan de Tweede Kamer toegezonden bij brief van 13 maart 2001 over de financiële aspecten van de NV KLIQ. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2000–2001, 27 296 nr. 6). Er is thans geen reden om het vertrouwelijk karakter te handhaven, zodat de vertrouwelijkheid van de eerder toegezonden rapportage PriceWaterhouseCoopers is opgeheven.

2. Decharge oud-bestuurders CBA

Zoals ik u in mijn brief van 19 juni 2003 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 21 477, nr. 88) heb gemeld heb ik op 13 juni jl. in een brief aan de bestuurder Arbeidsvoorziening i.l. laten weten geen decharge aan het CBA te verlenen over het jaar 2000 en de eerste drie maanden van 2001. Ik heb daarbij de huidige bestuurder verzocht de leden van het toenmalige CBA, door middel van toezending van mijn brief, op de hoogte te stellen van mijn beslissing. Ik heb mijn beslissing ook aan hen toegelicht in mijn gesprek met de oud-bestuurders CBA op 15 september jl.

Op 22 september jl. heeft u een brief ontvangen van de oud-bestuurders CBA die per 1 april 2001 zijn afgetreden over mijn beslissing om het voormalige bestuur niet te dechargeren. Ik heb een afschrift van deze brief ontvangen en wil u nader informeren over mijn standpunt in deze aangelegenheid. 1) Het rapport naar het functioneren van de externe accountant, eerder vertrouwelijk ter inzage gelegd bij het kamerstuk 21 477, nr. 88, is ter openbare inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer bij het kamerstuk 21 477, nr. 90.

Bij mijn beslissing om niet te dechargeren hebben drie elementen een rol gespeeld.

Het eerste element betreft het ontbreken van adequaat toezicht op de behandeling van subsidieaanvragen op grond van de ESF-regeling.

Uit het door het CBA in 1997 vastgestelde reglement Beheer en Beleid Arbeidsvoorzieningsorganisatie en de toelichting daarop, komt de bijzondere verantwoordelijkheid hiervoor van het CBA sterk naar voren en heeft het CBA met zoveel woorden gesteld dat het te allen tijde aanspreekbaar wil zijn op een goede gang van zaken.

Ten aanzien van het ESF heeft de heer Koning in zijn onderzoek echter het volgende vastgesteld; «De landelijke organisatie van Arbeidsvoorziening bij aanvang van ESF 1994–1999 heeft verzuimd eisen te stellen aan de gedecentraliseerde uitvoering van het ESF. Arbeidsvoorziening heeft nagelaten adequaat zorg te dragen voor een ordelijke en controleerbare administratieve organisatie en maatregelen van interne controle ter uitvoering van ESF-subsidieverstrekking».

Daarnaast meldt de heer Koning in zijn rapport: «In haar rol als aanvrager en uitvoerder van projecten is de Arbeidsvoorziening ernstig tekortgeschoten, hetgeen onzes inziens te wijten is aan nalatigheid van de landelijke organisatie, maar ook aan initiatieven van de regionale organisaties die niet pasten in expliciete aanwijzingen van de landelijke organisatie».

Gezien de voorgeschiedenis konden en moesten de problemen met de ESF-regeling ook bij het CBA bestuur bekend zijn geweest en mocht van het CBA worden verwacht dat het in de betreffende periode adequate maatregelen zou hebben genomen om het toezicht op en de uitvoering van de ESF regeling te verbeteren. Deze zijn achterwege gebleven, zodat het CBA-bestuur hierin tekort is geschoten.

Dit brengt mij op het tweede element, de algemene taakvervulling door het toenmalige CBA. De jaarrekeningen 2000 en 2001 hebben een afkeurende verklaring op getrouwheid en rechtmatigheid van de accountant van Arbeidsvoorziening gekregen. De oud-bestuurders CBA zijn verantwoordelijk voor het gevoerde beheer en beleid.

Het derde element betreft de rechtspositionele regelingen.De bestuurder Arbeidsvoorziening heeft vastgesteld dat het toenmalige CBA in het kader van de afbouw van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie met een aantal leden van de directie van Arbeidsvoorziening regelingen heeft getroffen, die het redelijke en gebruikelijke ver te boven gaan. Dit is in strijd met de noodzakelijke zorgvuldigheid die het beheer en besteding van publieke middelen door het CBA met zich mee brengt.

In mijn brieven van 4 december 2002 en 19 juni 2003 heb ik u gemeld dat de rechtspositionele regelingen onderwerp waren van vervolgonderzoek. De uitkomsten van dit onderzoek zijn weliswaar pas beschikbaar gekomen op een moment dat de oud-bestuurders CBA al enige tijd waren afgetreden. Dit neemt niet weg dat het CBA al voor zijn aftreden wist dat dit onderwerp speelde.

De heer Koopmans heeft in zijn rapport gewezen op de lastige, veelvuldig wijzigende politiek-bestuurlijke context, waarin het ZBO moest opereren. Ik kan echter niet voorbij gaan aan het ontoereikende toezicht van het oud-bestuur op de uitvoering van de ESF regeling, de afkeurende accountantsverklaringen over de jaarrekeningen 2000 en 2001 en de rechtspositionele regelingen, die hetgeen gebruikelijk en redelijk is, ver te boven gaan, terwijl partijen reeds wisten dat deze extra uitgaven geheel ten laste zouden komen van de Staat.

Zoals de oud-bestuurders van het CBA ook aangeven, is verlenen van decharge niet voorgeschreven in de Arbeidsvoorzieningswet 1996. De oud bestuurders CBA hebben echter begin 2001 zelf een verzoek om dechargeverlening gedaan. Mijn ambtsvoorganger heeft op 7 februari 2001 het toenmalige CBA medegedeeld dat «Aan het CBA in beginsel decharge zal worden verleend voor het gevoerde (financiële) beleid op basis van de rekening en verantwoording over de desbetreffende zittingsperiode. De omvang van de decharge wordt op basis van de rekening en verantwoording nader bepaald». Tevens heeft hij aangeven dat een besluit over de decharge zal worden genomen, nadat de jaarrekeningen 2000 en 2001 zijn vastgesteld.

Het al dan niet verlenen van decharge is dan ook – gezien het niet verplichtende karakter – een aangelegenheid tussen de minister en de oud-bestuurders CBA. Door te dechargeren zou de verantwoording zoals die is afgelegd over de betrokken periode door mij worden goedgekeurd en instemming worden verleend aan het gevoerde (financiële) beleid. Daarvoor zijn onvoldoende redenen aanwezig.

In het licht van het voorgaande deel ik u mede dat de overwegingen om de oud-bestuurders niet te dechargeren voor het gevoerde beleid nog altijd valide zijn.

3. Jaarverslag 2002 Arbeidsvoorziening en Verantwoording transformatiekosten 2000–20021

3.1. Jaarverslag 2002 Arbeidsvoorziening

De jaarrekening 2002 en onderliggende bescheiden zijn mij op 3 oktober jl. door de Bestuurder Arbeidsvoorziening aangeboden.

In zijn verslag geeft de bestuurder een nadere toelichting op de jaarrekening 2002. Daarnaast legt hij verantwoording af over zijn vereffeningswerkzaamheden in 2002.

De jaarrekening 2002 is gecontroleerd door BDO Accountants, de externe accountant van Arbeidsvoorziening, die op 5 mei 2003 hiertoe opdracht heeft gekregen. Deze heeft een verklaring met beperking afgegeven bij de jaarrekening 2002 van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. De strekking van deze verklaring is dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de grootte en de samenstelling van het vermogen per 31 december 2002 en van het exploitatiesaldo 2002 onder het voorbehoud van het effect van eventueel noodzakelijke aanpassingen terzake van de balansposities met betrekking tot de ESF-projecten. De grondslag voor de beperking over 2002 vloeit voort uit de jaarrekening 2001.

Door de departementale Accountantsdienst is een review uitgevoerd op de controlewerkzaamheden van de externe accountant van Arbeidsvoorziening in het kader van de jaarrekening 2002. Het oordeel van de Accountantsdienst is dat de door BDO Accountants afgegeven accountantsverklaring is gebaseerd op een deugdelijke grondslag en dat de strekking in overeenstemming is met de bevindingen van het onderzoek.

Op grond hiervan is de Accountantsdienst van oordeel dat de accountantsverklaring en de jaarrekening 2002 een toereikende basis verstrekken voor de vaststelling van de Rijksbijdrage 2002.

Omdat Arbeidsvoorziening in liquidatie is en de rijksbijdrageregeling is gewijzigd, is de inrichting van de jaarrekening 2002 ten opzichte van die van 2001 gewijzigd. De rijksbijdrage is in die zin veranderd dat deze achteraf wordt vastgesteld aan de hand van de jaarrekening, cf. het bij ministerieel besluit (Stcrt 2003/134) gewijzigde artikel 8 van de Regeling afwikkeling Arbeidsvoorzieningsorganisatie na SUWI.

De belangrijkste aanpassingen zijn toegelicht in het verslag van de bestuurder Arbeidsvoorziening bij de geconsolideerde jaarrekening 2002 (pagina 9 van het verslag).

Op grond van de verantwoording van de bestuurder, de accountantsverklaring van de externe accountant van Arbeidsvoorziening en de uitkomsten van de review van de departementale Accountantsdienst stel ik de rijksbijdrage voor het jaar 2002 vast op € 89 585 385, zoals dat blijkt uit de geconsolideerde staat van baten en lasten over 2002.

3.2. Verantwoording transformatiekosten 2000–2002

Met mijn brief van 19 juni 2003 heb ik u geïnformeerd over mijn opdracht aan Arbeidsvoorziening over de aanwending van de voor de transformatie toegezegde budgetten verantwoording af te leggen. Daarbij is afgesproken dat deze verantwoording vergezeld zou gaan van een rapport van bevindingen opgesteld door een externe accountant.

Zowel de verantwoording als het rapport van bevindingen is mij met de brief van 3 oktober 2003 door de Bestuurder Arbeidsvoorziening aangeboden. In zijn rapportage legt de Bestuurder Arbeidsvoorziening verantwoording af over de gedane transformatie-uitgaven in relatie tot de toegezegde bedragen en de ontvangen voorschotten.

Het rapport van bevindingen van de externe accountant (BDO Accountants) met betrekking tot deze verantwoording maakt (als bijlage 1) onderdeel uit van de rapportage Verantwoording Transformatiekosten.

In zijn verslag bij de geconsolideerde jaarrekening 2002 gaat de bestuurder nader op de rapportage in (pagina 6/7 van de jaarrekening). Zijn conclusie luidt, dat hij met de uitkomsten van de verantwoording en de overeenkomstige bevindingen van de accountant de bestede transformatiebudgetten genoegzaam verantwoord acht.

De uitkomsten van de verantwoording zijn verwerkt in de Jaarrekening 2002.

De departementale Accountantsdienst heeft een review uitgevoerd op de werkzaamheden van de externe accountant. Naar het oordeel van de Accountantsdienst heeft het onderzoek door BDO naar de transformatiekosten in opzet en uitvoering op toereikende wijze plaatsgevonden. De verantwoording 2000–2002 en het daarbij behorende rapport van bevindingen van BDO verstrekken toereikende informatie voor de vaststelling van transformatiekosten.

Op grond van de uitkomsten van de departementale Accountantsdienst ben ik van oordeel dat de Bestuurder Arbeidsvoorziening aan zijn verantwoordingsplicht betreffende de transformatiekosten heeft voldaan.

4. Financiële afwikkeling Arbeidsvoorziening i.l.

In de jaarrekening Arbeidsvoorziening 2002 is in hoofdstuk 5 (pagina 40/41) een paragraaf «Niet uit de balans blijkende verplichtingen en rechten» opgenomen. Op basis van actuele gegevens is door Arbeidsvoorziening het bedrag gemoeid met de vereffening met € 45 mln. naar boven bijgesteld tot een bedrag van € 512 mln. Deze € 45 mln. is de uitkomst van mee- en tegenvallers, maar dient vooral toegeschreven te worden aan de hogere kosten voor het Sociaal Plan.

In de brief van 4 december 2002 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, nr. 21 477, nr.87) was u reeds geïnformeerd over de hogere kosten van de afwikkeling van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Voor een bedrag van € 58 mln. van deze kosten was de begroting van SZW nog niet aangepast. In totaal zal bij Najaarnota 2003 een extra bedrag van € 103 mln.(58+45) voor de afwikkeling Arbeidsvoorzieningsorganisatie i.l. ter beschikking worden gesteld.

5. Actualisatie Stand vereffening Arbeidsvoorzieningsorganisatie i.l.

Met mijn brieven van 4 december 2002 en 19 juni 2003 heb ik u geïnformeerd over de stand van de vereffening van Arbeidsvoorziening. Ook de Bestuurder Arbeidsvoorziening geeft in zijn jaarverslag 2002 inzicht in de door hem uitgevoerde vereffeningswerkzaamheden.

In aanvulling op eerder genoemde brieven en het jaarverslag van de bestuurder doe ik u in de bijlage bij deze brief de stand van de vereffening per 1 november 2003 toekomen.

In de planning van de werkzaamheden gaat de Bestuurder Arbeidsvoorziening er vanuit dat de ZBO Arbeidsvoorziening in de loop van het vierde kwartaal 2004 kan worden opgeheven. Van de dan nog resterende activiteiten zullen in elk geval de werkzaamheden behorend bij de rol van voormalig werkgever worden overgedragen aan de in de SUWI-wetgeving reeds aangewezen rechtsopvolger, de CWI.

5.1. Rechtspositionele regelingen voormalige directieleden Arbeidsvoorziening

In mijn brief van 19 juni 2003 informeerde ik u over de acties en uitkomsten aangaande de als buitensporig aangemerkte regelingen die met (ex-) medewerkers van Arbeidsvoorziening waren getroffen. Ik meldde u dat de Bestuurder Arbeidsvoorziening nog in overleg was met enkele voormalige leden van het hoger management. Dat overleg is nog altijd gaande. Ik zal u informeren zodra ik finale uitkomsten van het overleg ontvang.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus

BIJLAGE

Vereffening Arbeidsvoorziening: stand per 1 november 2003 en voortgang

Personeelstaken en outplacement

Het aantal boventallige medewerkers is afgenomen van 521 (ultimo maart 2003) naar 272 (ultimo oktober). De afname is tot stand gekomen door uitstroom naar een nieuwe baan, inplacement of een uittredetraject (zoals FPU, vertrekregeling, ontslag). De prognose is een afname tot 218 personen per 1 januari 2004.

Medio december 2003 zal voor alle boventallige medewerkers die nog niet anderszins zijn uitgestroomd, een ontslagaanvraag zijn ingediend bij de ontslagcommissie. Naar verwachting lopen op 1 januari 2004 nog 220 zaken bij de commissie die medio 2004 zullen zijn afgehandeld.

ESF 1994–1999

Alle 823 ESF-projecten eigen organisatie zijn door Arbeidsvoorziening afgewikkeld. Momenteel hebben de activiteiten nog betrekking op de bezwaar- en beroepsprocedures, deze lopen mogelijk nog tot medio 2004 door. Voorts vindt nog inning plaats van uitstaande vorderingen op derden.

Vastgoed

Op 1 november jl. waren er nog vier leegstaande panden waarop een huurverplichting rust. Er is voor elk pand een speciale actie ingezet om de huurverplichting te beëindigen.

Er zijn op 1 november nog 20 eigendomspanden. Daarvan zijn 8 reeds verkocht, maar nog niet geleverd. In januari a.s. worden 5 panden bij openbare inschrijving verkocht. Voor de overige panden lopen separate acties.

Additioneel zijn er nog 3 panden waarvan het eigendom in het verleden ondergebracht is in 2 vastgoedstichtingen. De exploitatie van één van deze panden is ondergebracht in een aparte exploitatiestichting. Deze panden worden in 2004 verkocht, de opbrengsten worden verrekend met de hypothecaire verplichtingen die op deze panden rusten.

Voorts zijn er nog financiële relaties (veelal met gemeenten) met betrekking tot 17 CBB-panden. Het afwikkelen van die relaties verloopt moeizaam. Per relatie wordt de haalbaarheid nu (extern) juridisch getoetst.

Bestuurlijk/juridisch

Er moeten nog 10 deelnemingen (in stichtingen e.d.) in de zin van artikel 10 Arbeidsvoorzieningswet worden afgewikkeld. De 3 hierboven genoemde vastgoed- en exploitatiestichtingen zullen worden geliquideerd nadat het vastgoed is verkocht.

Aan civielrechtelijke juridische procedures lopen nog 6 eisende en 25 verwerende procedures.

Archief

Het digitale historische archief van Arbeidsvoorziening is op 30 oktober overgedragen aan het Nationaal Archief. Het papieren historische archief wordt per 1 december 2003 overgedragen. Per 1 december 2003 zijn alle projectdossiers over de ESF-periode 1994–1999 formeel overgedragen aan SZW.

Het actuele archief van Arbeidsvoorziening wordt op 1 januari a.s. voor beheer overgedragen aan de CWI.

Facent

De afwikkeling van Facent is nog niet geheel voltooid. Activiteiten die nog lopen betreffen de afhandeling van de uittreding van Talenter (het voormalige bedrijfsonderdeel Detacheringen van Facent) uit het ABP/VUT-fonds en de financiële afwikkeling van de verkoop van Werklinq aan CGE&Y. De afwikkeling van de overige voormalige bedrijfsonderdelen van Facent is gereed.


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven