21 477
Arbeidsvoorzieningsbeleid

nr. 51
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 30 maart 1995

Bij brief d.d. 22 maart 1995 heeft de vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid verzocht geïnformeerd te worden over de consequenties van het ontwerp van de landelijke begroting Arbeidsvoorziening 1995 voor het beleid van de verschillende RBA's.

Het Landelijk Beleidskader 1995 en de ontwerp-Landelijke begroting 1995 zijn u op 10 maart toegestuurd. Tevens is toen gemeld dat besluitvorming in het CBA over de begroting in de tweede helft van maart zal plaatsvinden.

Op 24 maart 1995 heeft in het CBA een eerste ronde van besluitvorming plaatsgevonden over de begroting van het landelijk bureau en de regionale begrotingen. Finale besluitvorming wordt voorzien op 13 april a.s.

Over de volgende onderwerpen wil ik u, vanuit mijn bestuurlijke (mede)-verantwoordelijkheid voor Arbeidsvoorziening, in het bijzonder informeren:

1. de procedure,

2. de hoofdlijnen van het LBK als toetsingskader,

3. de uitwerking die door de RBA's is gegeven aan LBK en ontwerp-begroting,

4. de relatie tussen de arbvo-begroting en de andere beleidsinitiatieven die van belang zijn voor het arbeidsmarktbeleid voor doelgroepen op regionaal niveau.

1. De procedure

In het LBK 1995 en de ontwerp-begroting 1995 is de besluitvorming van de partijenovereenkomst van 22 december 1994 verwerkt. Aan de regio's is verzocht bij de opstelling van hun regionale begrotingen en beleidsplannen hiermee rekening te houden. Dat betekent dat een vermindering van de rijksbijdrage (100 mln. in 1995) is ingecalculeerd. De regio's hebben voor 1 februari jl. een concept-begroting ingediend. Over nagenoeg alle regionale begrotingen heeft overleg plaatsgevonden tussen een delegatie van het CBA en de afzonderlijke regio's. Omdat een aantal begrotingen niet sluitend was en/of claims bevatte heeft het CBA in de vergadering van 16 februari jl. besloten om een projectgroep in te stellen bestaande uit de landelijke directie en vertegenwoordigers van de regionale directies. Deze projectgroep heeft een advies uitgebracht over de op de ontwerp-begrotingen aan te brengen correcties.

De RBA's zijn in de gelegenheid gesteld te reageren op deze adviezen. In meerderheid ging men akkoord met de voorstellen. Wel zijn kritische kanttekeningen geplaatst ten aanzien van het opgelegde financiële kader.

Door het CBA zijn de afzonderlijke begrotingen conform de adviezen van de projectgroep beoordeeld. In 10 gevallen is door het CBA een aanwijzing gegeven omdat de begroting door het regionale bestuur niet – zoals vereist – met een gekwalificeerde meerderheid is vastgesteld. Tot 3 april a.s. hebben deze regio's de mogelijkheid om alsnog met een gekwalificeerde meerderheid hun begroting vast te stellen. Indien dit niet het geval is, moet het CBA de regionale begroting op grond van artikel 50 lid 3 vaststellen. Met een aantal regio's wordt nog overleg gevoerd.

2. De hoofdlijnen van het LBK 1995 als toetsingskader

In het LBK 1995 heeft het CBA als uitgangspunt gehanteerd dat het, dankzij de aantrekkende vacaturemarkt, mogelijk moet zijn in 1995 hetzelfde aantal plaatsingen te realiseren als in 1994, ondanks de teruggang in de rijksbijdrage. Voor de plaatsing van niet-werkenden is als taakstelling een stijging met 4% ten opzichte van 1994 afgesproken. Omdat het CBA van mening is dat het doelgroepen-beleid zo snel mogelijk moet resulteren in een evenredig aandeel van deze groepen in het totaal aantal plaatsingen, zijn deze taakstellingen ten opzichte van het in 1994 gerealiseerde niveau fors verhoogd: voor langdurig werklozen en minderheden met 12% en voor vrouwen met 4%.

De wijze waarop de RBA's hun middelen inzetten om deze taakstellingen te realiseren is primair hun eigen verantwoordelijkheid. Bij de opstelling van de ontwerp-begroting 1995 is echter een aantal uitgangspunten gehanteerd die gebaseerd zijn op de partijenovereenkomst van 22 december 1994.

In de eerste plaats betreft dit het terugdringen van de beheersuitgaven van het Landelijk Bureau en de RBA's tot een maximum uitgavenplafond van f 1085 mln in 1995. Voor de jaren daarna wordt een verdere teruggang beoogd.

Met betrekking tot de beleidsuitgaven is aangegeven dat er voldoende ruimte moet worden gereserveerd om het ingezette beleid ten aanzien van de Centra voor Beroepsoriëntatie en Beroepsoefening, de Banenpools en de Regionale Dienstencentra te kunnen continueren. Daarnaast heeft de uitvoering van scholingsactiviteiten prioriteit. In het LBK 1995 is aangegeven dat deze prioriteit ten laste mag gaan van de loonkostensubsidies.

3. Regionale uitwerking van LBK en ontwerpbegroting

Taakstellingen

De door de RBA's aangeleverde informatie over de taakstellingen wijst er op dat men de opdracht van het LBK duidelijk heeft opgepakt. Dat is met name het geval ten aanzien van de noodzaak een forse groei in de plaatsing van personen uit doelgroepen te realiseren. Gezien het belang dat het CBA hecht aan deze groei van het aantal plaatsingen van personen uit de doelgroepen zullen regio's, die nog niet aan de LBK norm voor plaatsing doelgroepen voldoen, nog eens klemmend op de opdracht van het LBK worden gewezen.

Beheersuitgaven

In totaal wordt het plafond voor de beheersuitgaven van f 1085 mln. niet overschreden. Een aantal regio's voldoet echter afzonderlijk niet aan de norm.

Bij uitsplitsing van de beheersuitgaven naar personeelsuitgaven en overige beheersuitgaven blijkt dat de personeelsuitgaven hoger uitkomen dan in de ontwerp-begroting 1995 is voorzien. Deels kan dit toegeschreven worden aan het feit dat in een aantal regio's voorzieningen zoals bijvoorbeeld de Centra voor Beroepsoriëntatie en Beroepsoefening zijn geïntegreerd in de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Hierdoor treedt ten opzichte van de situatie in 1994 een verschuiving op van de post beleidsuitgaven naar de post personeelsuitgaven, terwijl in de aard van de activiteiten geen wijziging behoeft te zijn opgetreden. Toch baart deze onvoldoende aanpassing van de post personeelsuitgaven het CBA zorgen. Daarom zal de komende maanden aan dit onderwerp verder aandacht worden besteed. Het perspectief van de organisatie voor de komende jaren dwingt immers tot ingrijpende beslissingen.

In dit kader kan ook vermeld worden, dat het CBA heeft besloten de bestuursvergoedingen voor 1995 met 7,5% te verlagen.

Beleidsuitgaven

De financiering van banenpool-plaatsen komt in 1995 naar verwachting uit op f 67,9 mln.

Het uitgangspunt dat in 1995 een niveau van 97 mln. aan te gane verplichtingen voor de Kaderregeling Scholing (KRS)/Regionale subsidieregelingen wordt gerealiseerd, wordt ruimschoots gehaald. De KRS komt uit op 135 mln., de regionale regelingen (die ook grotendeels op scholing betrekking hebben) op 54 mln. De Kaderregeling Arbeidsinpassing (KRA) wordt qua verplichtingen afgebouwd tot 20 mln. Dat is dus duidelijk onder het plafond van 30 mln., dat in de ontwerp begroting is opgenomen.

Ten opzichte van de in 1994 aangegane verplichtingen voor de KRS is sprake van een daling met circa 50 mln. Het hoge verplichtingenniveau van 1994, alsmede het perspectief van een verder afnemende rijksbijdrage in 1996 hebben de ruimte om in 1995 nieuwe verplichtingen aan te gaan duidelijk beperkt.

Knelpunten

Met het oog op mogelijke knelpunten, zowel bij de vaststelling als bij de uitvoering van de begroting, heeft het CBA besloten naar enige extra financiële ruimte te zoeken. Het CBA heeft deze gevonden door het kasritme van de Kaderregeling Bedrijfsscholing (KBS) te wijzigen. Dit komt daardoor meer in overeenstemming met het voorheen gebruikelijke kasritme. Hierdoor is eenmalig 45 mln. liquiditeitsruimte beschikbaar. Het CBA beziet nog of en in welke mate deze ruimte reeds nu kan worden benut voor het oplossen van knelpunten. Daarbij dienen uiteraard overwegingen van goed financieel beheer in acht te worden genomen.

Ten aanzien van een aantal knelpunten is reeds een besluit genomen.

Ten behoeve van de Vrouwenvakscholen wordt eenmalig 80% van het budget dat in het schooljaar 1994/1995 aan deze scholen is uitgegeven door het CBA ter beschikking gesteld aan de betreffende regio's. Regio's die in hun begroting al ruimte hadden gereserveerd voor inkoop van scholing bij de vrouwenvakscholen mogen deze middelen aanwenden voor andere vormen van scholing of voor verdere sanering van hun schuldpositie.

Ook voor de scholingsinstellingen voor gehandicapten, Heliomare en EEGA, zijn in principe middelen beschikbaar gesteld om knelpunten op te lossen.

Eventuele knelpunten in de sfeer van de basiseducatie voor volwassenen en de Centra voor Beroepsoriëntatie en Beroepsoefening worden momenteel door de directie geïnventariseerd.

4. Andere beleidsinitiatieven op regionaal niveau

Het totale financiële kader, dat in de regio's beschikbaar is om activiteiten voor de doelgroepen te financieren, is breder dan uitsluitend de rijksbijdrage.

Naast de rijksbijdrage staan op de regionale begrotingen ook inkomsten ten behoeve van ESF-projecten voor derden. De omvang van deze post is ten opzichte van het begrotingskader toegenomen. Dit betekent dat voor additionele projecten sprake is van een uitbreiding van de middelen. Uiteraard zal hiervoor de vereiste co-financiering beschikbaar moeten zijn.

Ik hecht eraan te benadrukken dat buiten de op de arbeidsvoorzieningsbegroting opgenomen middelen er nog aanzienlijke bedragen beschikbaar zijn voor het te voeren arbeidsmarktbeleid, met name voor langdurig werklozen.

Ik wijs op de middelen in het kader van het 40 000 banen-plan in de zorg, het toezicht en de beveiliging. In 1995 is circa 200 mln. beschikbaar voor in totaal 5000 banen voor langdurig werklozen.

Voorts vindt in het kader van de subsidieregeling inzet van uitkeringsgelden de komende tijd besluitvorming plaats om uitkeringsgeld in te zetten voor projecten voor langdurig werklozen.

Ik ga er vanuit dat door samenwerking tussen uitkeringsorganen sociale zekerheid en arbeidsvoorziening gewerkt kan worden aan een optimale inzet van middelen voor mensen die deze middelen het hardst nodig hebben.

Tot slot

De ontwerp-begroting 1995 voor het beleid van de verschillende RBA's biedt, afgemeten aan de taakstellingen van doelgroepen, ondanks het beperkte financiële kader, ruimte voor een groei van het aantal plaatsingen van doelgroepen ten opzichte van 1994.

De beleidsuitgaven op regionaal niveau komen, zoals de ontwerp-begroting al aangaf, beneden het niveau van 1994 uit. Wat de effecten hiervan op de afzonderlijke activiteiten in de regio zijn, zal nog nader moeten worden bezien. Zoals eerder aangegeven kunnen regio's naast de rijksbijdrage voor de arbeidsvoorzieningsorganisatie ook gebruik maken van andere middelen die ingezet worden voor het arbeidsmarktbeleid voor doelgroepen.

Daarnaast zal het beperkter financiële kader van de arbvo-begroting «in enge zin» noodzaken tot een meer efficiënte inzet van middelen door arbeidsvoorziening, waardoor het activiteitenniveau zoveel mogelijk gehandhaafd wordt, echter tegen lagere kosten. Gedacht kan worden aan een meer optimale bezetting van scholingsvoorzieningen, gezamenlijke intake van cliënten, goedkopere activiteiten door uitbesteding, etc.

De invulling van de begroting zal ook consequenties hebben in de vorm van een reductie in het personeelskostenvolume bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie.

Het CBA is voornemens het beleidsplan en de begroting-1995 op 13 april a.s. vast te stellen. Nadat ik de begroting heb goedgekeurd zal ik het beleidsplan-1995 en de begroting-1995 van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie aan u doen toekomen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. P. W. Melkert

Naar boven