21 427
Staatkundige, bestuurlijke en staatsrechtelijke vernieuwing

nr. 116
BRIEF VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 16 november 1995

Bij de aanvaarding op 17 maart 1994 (Hand. TK 1993–94 blz. 22–4600) door de Kamer van de Eindrapportage van de bijzondere commissie Vraagpunten is de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken belast met de coördinatie van de werkzaamheden die uit de definitieve afhandeling van de vraagpunten nog voortvloeien. Tevens is de commissie toen verzocht de Kamer de komende twee jaar, en daarna zolang zij daartoe aanleiding aanwezig acht, periodiek via een voortgangsrapportage op de hoogte te stellen van de stand van zaken.

Met deze rapportage kwijt de commissie zich van haar taak. Achtereenvolgens zullen alle vraagpunten ten aanzien waarvan nog activiteiten gaande zijn aan de orde worden gesteld.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken,

De Cloe

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken,

Hommes

002

Decentralisatie

Over de decentralisatie-operatie heeft de vaste commissie voor Binnenlandse zaken op 2 maart 1995 een algemeen overleg gevoerd met de bewindslieden van Binnenlandse Zaken (23 900 VII 023).

Inmiddels hebben de bewindslieden een nieuw overzicht van decentralisatievoornemens aan de Kamer toegezonden (22 236, nr. 33). Hierover zal de commissie met de bewindslieden van Binnenlandse Zaken binnenkort algemeen overleg voeren.

De commissie beraadt zich nog over de verbetering van de parlementaire regie en voortgangscontrole van het decentralisatieproces. Dit in het licht van de uitvoering van de motie-De Cloe (21 427, nr. 71). Hierbij is de brief aan de orde van de Commissie voor de Werkwijze der Kamer d.d 25 oktober 1995 (21 427, nr. 114).

Over het aspect van de inspecties (motie-Koetje 21 427, nr. 70) bereidt het kabinet een standpunt voor. Nog dit jaar zal de Kamer nader worden geïnformeerd. Er vindt nog nader onderzoek plaats in hoeverre taken van de gedeconcentreerde rijksdiensten te ontrafelen zijn in een meer beleidsmatige en een meer uitvoerende taakuitoefening.

Daarmee wordt de behandeling in het vooruitzicht gesteld van de motie-Koetje, en van de aanbevelingen 13 tot en met 16 van het rapport van de commissie-Franssen.

De overige aanbevelingen, die welke niet onder de motie-Koetje vallen, zijn door de Kamer niet expliciet door middel van een motie ondersteund. Echter, het kabinet heeft, bij monde van de minister-president, in het plenaire debat deze aanbevelingen, zij het met enkele kanttekeningen, overgenomen. (Zie Hand. TK 1993–94 blz. 23–1729–1730).

Een onderdeel van de uitvoering van vraagpunt 2: het aspect van de verzelfstandiging is reeds eerder toegezegd. Aanwijzingen ten aanzien van de ZBO's liggen momenteel nog voor advies bij de Raad van State. De Minister van Binnenlandse Zaken verwacht deze Aanwijzingen eind 1995 met de Kamer te kunnen bespreken. Een algemene wet op ZBO's wordt in voorbereiding genomen. Het streven is er op gericht een voorstel van wet voor 1 januari 1997 bij de Kamer aanhangig te maken (24 130, nr. 17). Daarbij kan ook de problematiek van de ministeriële verantwoordelijkheid voor een ZBO, vraagpunt 068, in beschouwing worden genomen.

003

Algemene bestuursdienst

Er wordt momenteel concreet gestalte gegeven aan een Algemene bestuurdienst. Over de discussienota «Koers naar de algemene bestuursdienst» heeft de commissie op 16 februari 1995 een algemeen overleg gevoerd met de Minister van Binnenlandse Zaken.

In 1997 zal een evaluatie worden uitgevoerd. De Minister van Binnenlandse zaken zal bij de begroting voor het jaar 1997 systematische tusseninformatie geven.

007

Integratie van beleidsterreinen en samenvoegen van ministeries

Met betrekking tot dit vraagpunt is de motie-Wiebenga c.s. over een stappenplan voor de ontwikkeling van kerndepartementen (21 427, nr. 68) aanvaard. Tot op heden is aan deze motie geen uitvoering gegeven. Dit onderwerp is aangemeld ter bespreking in de Ministeriële Commissie Staatkundige Vernieuwing. De Kamer zal hierover nader worden geïnformeerd.

Voorzover dit vraagpunt raakt aan vraagpunt 004 inzake het projectministerschap-nieuwe-stijl heeft de minister-president toegezegd tegen het einde van deze kabinetsperiode een systematische inventarisatie van de opgedane ervaringen op te laten stellen.

019

Kiesstelsel

Hierover is de commissie met bewindslieden in overleg. Onlangs zijn door de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, de heer J. Kohnstamm voorstellen aan de Kamer gezonden (21 427, nr. 112).

022

Referendum

Voor de invoering van een correctief wetgevingsreferendum op nationaal en lokaal niveau zal een voorstel tot grondwetsherziening worden ingediend. Ook hierover heeft de Kamer onlangs een kabinetsnotitie ontvangen (21 427, nr. 113).

Onder stuknr. 23 774 is een notitie aanhangig over het constitutioneel referendum die daar dan bij zal worden betrokken.

025

Burgemeesters en wethouders

Over de aanstellingswijze van burgemeesters en commissarissen der Koningin, en over de benoeming van wethouders van buiten de gemeenteraad zijn notities aanhangig (21 427, nr. 115). Over de wijze van behandeling zal de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken binnenkort een besluit nemen.

030–1*

Politieke partijen

In antwoord op schriftelijke vragen van de leden Rehwinkel en Van Nieuwenhoven heeft de minister meegedeeld er naar te streven voor de zomer van 1995 een notitie ter zake uit te brengen.

Momenteel vindt op basis van een concept-notitie overleg plaats met alle partijen die in het parlement zijn vertegenwoordigd.

Een wetsvoorstel inzake subsidiëring van politieke partijen is in departementale voorbereiding.

031

Onderraad van de ministerrraad voor de kwaliteit van de wetgeving

De vaste commissie voor Justitie steunt de opvatting van het kabinet om de voorkeur te geven aan een ministeriële commissie ad hoc met aandacht voor het wetgevingsbeleid, de rechtshandhaving en bijzondere wetgevingsprojecten, e.e.a. zoals vervat in met name de actiepunten 3 en 4 bij het kabinetsstandpunt «Voortvarend wetgeven» (23 462, nr. 1, blz. 27). De commissie stelt voor het vraagpunt als afgedaan te beschouwen.

034

Toetsingen door de Raad van State

Het kabinet is niet voornemens om ten aanzien van constitutionele toetsing en toetsing op handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid door de Raad van State initiatieven tot (Grond-)wetswijzigingen te nemen. Voorgesteld wordt het vraagpunt als afgedaan te beschouwen.

035

Tijdstip van inschakeling van de Raad van State in het wetgevingsproces

Artikel 15, tweede lid, van de wet op de Raad van State biedt op dit moment reeds voldoende mogelijkheden de Raad vroegtijdig advies te vragen over de bestuurlijk-juridische aspecten van een beleidsprobleem, eventueel zonder dat reeds een concreet wetsvoorstel voorligt. Aan verdergaande uitvoering van het vraagpunt zouden meer na- dan voordelen verbonden zijn. Met name het gevaar van politisering acht het kabinet, in navolging van de Raad van State, te groot. Het vraagpunt kan als afgedaan worden beschouwd.

043 tot en met 045

Constitutionele toetsing

De Minister van Justitie heeft bij brief van 5 oktober 1994 aan de vaste commissie voor Justitie bericht dat het kabinet niet voornemens is een wijziging van artikel 120 Grondwet (De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen) te bevorderen. De commissie Justitie heeft genoemde brief voor kennisgeving aangenomen. (zie ook 21 427, nr. 104).

Het vraagpunt kan daarmee als afgedaan worden beschouwd.

046

Materiële normstelling in de wet

Het kabinet steunt het pleidooi voor beperking van de mogelijkheden tot delegatie zoals dat in het rapport van de commissie-Vraagpunten is vervat. Dit heeft geleid tot het opnemen van richtlijnen in de Aanwijzingen voor de regelgeving.

Het vraagpunt kan daarmee als afgedaan worden beschouwd.

049

Adviesstelsel

Een wetsvoorstel tot afschaffing van adviesverplichtingen is aanvaard. Een wetsvoorstel tot herziening van het stelsel van adviesorganen (24 232) is door de Kamer aanvaard.

Met de Staatssecretaris voor Binnenlandse Zaken, de heer J. Kohnstamm, wordt regelmatig overlegd over het proces van herziening van adviesstelsel (23 725).

051

Voorontwerpen van wet, en nota's

Het kabinet steunt de opvatting van de commissie-Vraagpunten. Als hoofdregel geldt dat, indien de noodzaak van wetgeving vaststaat, meteen een wetsvoorstel behoort te worden opgesteld.

Dit vraagpunt kan hiermee als afgedaan worden beschouwd.

065

Valbijlprocedure

Naar de toepasbaarheid van een «valbijlprocedure» wordt op dit moment een onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek zal ongeveer een jaar duren.

069

Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (Pbo)

Naar aanleiding van de motie-Wiebenga over de Pbo's (21 427, nr. 45), is onderzoek uitgevoerd waarover de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft gerapporteerd (21 427, nr. 110). Aanvullend onderzoek werd noodzakelijk geacht. Dit kan in de loop van 1996 worden afgerond.

071

Convenanten

De vaste commissies voor Justitie en voor Binnenlandse Zaken en de algemene commissie voor de Rijksuitgaven zullen zich binnenkort bezighouden met het rapport van de Algemene Rekenkamer over convenanten (24 480).

074

Europese rekenkamer

De algemene commissie voor de Rijksuitgaven besteedt aandacht aan dit punt in het kader van de voorbereiding van de IGC 1996.

075

Onderlinge afstemming van de Bureau's voor de Statistiek binnen de EU

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft de suggestie om te zoeken naar betere afstemmingsmogelijkheden voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken. Hierop is nog geen antwoord ontvangen.

081

Interpretatieve vragen aan het Europese Hof van Justitie

De vaste commissie voor Justitie beantwoordt de vraag of het wenselijk is om de regering en/of de Tweede Kamer de bevoegdheid te geven interpretatieve vragen inzake communautaire wetgeving aan het Hof van Justitie te stellen ten tijde van de behandeling door het parlement van implementatiewetgeving, voor wat betreft de Tweede Kamer positief. Zij stelt voor de regering een notitie te vragen waarin de gevolgen van een dergelijke bevoegdheid van de regering en de Kamer worden uiteengezet.

De Algemene commissie voor Europese Zaken beraadt zich nog over de verdere afhandeling van de nog openstaande vraagpunten die haar in het bijzonder aangaan.

Daarbij betreft het de vraagpunten :

078 over geannoteerde agenda's;

079 over het Deense systeem van voorafgaande instemming met besluitvorming in de Raad;

088-e over de instemming van het parlement bij maatregelen ex art. 235 EEG-Verdrag;

094–097 over de positie van de Algemene commissie voor Europese Zaken.

Naar boven