21 427
Staatkundige, bestuurlijke en staatsrechtelijke vernieuwing

nr. 114
BRIEF VAN DE COMMISSIE VOOR DE WERKWIJZE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 25 oktober 1995

De Kamer heeft op 10 november 1993 ingestemd met de aanbevelingen van de bijzondere commissie vraagpunten decentralisatie (Commissie-Franssen). De Kamer heeft bij die gelegenheid een motie-De Cloe c.s. aanvaard die constateert dat de parlementaire regie en voortgangscontrole op het gebied van de decentralisatie niet altijd goed werken. De motie vraagt de Commissie voor de Werkwijze om voorstellen terzake.

De Commissie voor de Werkwijze sluit in haar reactie hierop aan bij de beide aanbevelingen van de Commissie-Franssen, luidende:

1. De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken zou een dominante rol moeten vervullen op het terrein van decentralisatie. Dit kan gestalte krijgen door de leden van deze commissie als algemeen rapporteur voor onderdelen van het decentralisatiebeleid te benoemen.

2. De ministeries worden periodiek onderworpen aan een parlementaire decentralisatietoets.

Naar aanleiding van de eerste aanbeveling constateert de Commissie voor de Werkwijze – zoals zij dat ook ten tijde van de behandeling van het nieuwe Reglement deed – dat het Reglement niet in de weg staat aan het aanwijzen door de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken van een lid, eventueel periodiek een ander lid, als rapporteur voor een bepaald onderwerp. Als de commissie hiertoe zou besluiten, zou zij moeten aangeven welke ambtelijke ondersteuning de rapporteur behoeft. De commissie kan bij de benoeming van een rapporteur bepalen dat diens verslag wordt openbaar gemaakt namens de commissie. Met deze werkwijze is echter geen ervaring opgedaan. De Commissie voor de Werkwijze zou er begrip voor hebben als de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken deze werkwijze voor een gewichtig onderwerp als decentralisatie pas toepast als ervaring is opgedaan met het aanwijzen van een rapporteur voor een kleiner onderwerp.

De Commissie voor de Werkwijze beveelt daarentegen de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken aan om bij de begrotingsbehandeling de tweede aanbeveling ter hand te nemen. Dit zou mogelijk zijn op een vergelijkbare wijze als de procedure voor feitenonderzoek die enige tijd geleden is gevolgd bij de begrotingsbehandeling. De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken zou ter gelegenheid van de begroting een aantal ministeries kunnen selecteren, waaraan specifiek wordt gevraagd naar de stand van de decentralisatie. Vervolgens wordt de commissie in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling in overleg te treden met de betrokken bewindspersoon. Zo mogelijk en indien gewenst zou de ambtelijke staf van de commissie ondersteuning kunnen bieden bij de voorbereiding van het overleg.

W. J. Deetman,

Voorzitter

W. H. de Beaufort,

Griffier

Naar boven