21 015
Kernongevallenbestrijding

nr. 17
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 juni 2008

Hierbij doe ik u – mede namens de minister van Economische Zaken en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken – de brief toekomen, zoals gevraagd door mevrouw Peters (GroenLinks) en zoals verwoord in het ordedebat van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 5 juni 2008, kenmerk: 208–315.

Het verzoek van mevrouw Peters luidde:

«Ik verzoek om een brief van de minister van Economische Zaken, de minister van VROM en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken over het EU alarm na het incident met de kerncentrale in Slovenië en de plotselinge uitschakeling van die centrale. Het gaat mij vooral over het regime dat bij dat soort alarmeringen geldt, het risico dat er is en de maatregelen die worden genomen»

In de bijlagen bij deze brief vindt u een toelichting op de «Eenheid Planning en Advies nucleair» en de berichtgeving betreffende het incident, gedaan door de Sloveense autoriteiten.1

1. Incident kerncentrale Krsko in Slovenië

Op 4 juni 2008 werd er een lek geconstateerd in het primaire koelsysteem van Krsko Nuclear Power Plant in Slovenië. Binnen vier uur na het ontdekken van het lek is de kernreactor (gecontroleerd) stopgezet. Radioactiviteit is hierbij niet vrijgekomen en evenmin waren er gevolgen voor personeel, bevolking of milieu.

De Sloveense Nuclear Safety Administration (SNSA) heeft op basis van voor kernongevallen geldende internationale procedures de IAEA, de EU (via het Ecurie-systeem) en de buurlanden geïnformeerd. Het betrof hier géén verplichte melding, maar een vrijwillige uitwisseling van incidentinformatie die dus beneden de officiële meldingsgrenzen lag.

2. Regime

a) Internationaal

Het (internationaal) melden van stralingsongevallen is geregeld in:

1) IAEA «Convention for Emergency Notification and Assistance»

Het IAEA verdrag inzake vroegtijdige kennisgeving van een nucleair ongeval alsmede het IAEA verdrag inzake verlenen van bijstand in geval van een nucleair ongeval of calamiteit met radioactieve stoffen, zijn beide in werking getreden op 24 oktober 1991. Vele landen (waaronder Nederland) hebben deze conventies ondertekend en geratificeerd. Voor het melden van nucleaire ongevallen wordt gebruik gemaakt van de «Emergency Notification and Assistance Convention Website (ENAC)».

2) EURATOM Council «Decision 87/600»

In 1987, na Chernobyl, heeft de EU op basis van het EURATOM verdrag 87/600, de lidstaten verplicht, ernstige, nucleaire incidenten of calamiteiten te melden en informatie daarover uit te wisselen. De ernst wordt in dat verdrag zodanig omschreven dat het gaat om zaken met «off-site» gevolgen, zijnde gevolgen buiten de inrichting, die tevens grensoverschrijdend zouden kunnen zijn.

De «EU-Competent Authority» voor het melden van nucleaire/stralingsincidenten in Nederland is de Stafafdeling Crisismanagement van de VROM-Inspectie (CM). CM zendt tevens de informatie die via ECURIE wordt ontvangen, naar de instanties die bij de NL-kernongevalbestrijding betrokken zijn. Zo nodig kan dan een deskundigenteam worden opgeschaald (Eenheid Planning en Advies nucleair «EPAn»), die ingevolge de nationale crisisbesluitvormingsstructuur (Nationaal- en Departementaal Handboek Crisisbesluitvorming), aanbevelingen voor te nemen beschermende maatregelen zal doen. Het Interdepartementaal- en/of Ministerieel Beleids Team (IBT/MBT) zijn besluitvormend.

Omdat bij kerncentrales dit soort ernstige incidenten niet meer hebben plaatsgevonden na Chernobyl, is er vanaf die periode géén waarschuwing via het daartoe opgezette systeem (ECURIE) verzonden. Wel worden regelmatig oefeningen gehouden om het systeem te testen.

Omdat er bij kerncentrales wel sprake kan zijn van kleine storingen in het bedrijfsproces (onder de grenzen voor verplichte informatie-uitwisseling) hebben de lidstaten met elkaar afgesproken om dit soort incidenten op vrijwillige basis uit te wisselen, met behulp van het ECURIE-systeem.

Wat nu in Slovenië is gebeurd is een voorbeeld van een vrijwillige uitwisseling van incidentinformatie die dus beneden de officiële meldingsgrenzen ligt.

3) Bilaterale verdragen

Daarnaast heeft Nederland met België en Duitsland bilaterale verdragen gesloten over een gezamenlijk optreden ingeval van een calamiteit met een nabij de grens gelegen kerncentrale. CM is voor Nederland de Competent Authority voor de internationale alarmering en informatie-uitwisseling.

De afdeling CM voert die verdragen uit, onder meer door deelname aan (bereikbaarheids)oefeningen, het bijwonen van trainingen en overlegkaders voor kernongevallenbestrijding en het uitwisselen van meetgegevens.

4) INES-systeem

Ter informatie van het publiek is met name het INES-systeem (classificatie van kernongevallen/stralingsongevallen) ingericht. In feite wordt aan de hand van het incident in Chernobyl (referentie), een inschatting gegeven van de ernst van een incident. Na afloop vindt ook een formele classificatie plaats door de daartoe bevoegde instantie (NL: Kern Fysische Dienst). INES kent een classificatie die loopt van 0 tot 7, waarbij 0 inhoudt «no safety sigificance» en 7, «Major accident».

In het onderhavige geval was sprake van INES-classificatie: 0.

b) nationaal

In 1989 is het Nationaal Plan Kernongevallenbestrijding (NPK) uitgebracht, op basis van de ervaringen die zijn opgedaan bij de bestrijding van de gevolgen van de ramp met de kerncentrale in Chernobyl, in april 1986. Een herziening van het NPK en de Nationale Stafoefening nucleair (NSOn), die beide in 2005 plaatsvonden, waren aanleiding voor het opstellen van een responsplan, het «NPK Responsplan stralingsongevallen». Bewust is afgestapt van het begrip «kernongevallenbestrijding». Ook andere radiologische ongevallen maken immers deel uit van het NPK. Met de aanduiding «stralingsongevalbestrijding» worden alle NPK-typen ongevallen beter benoemd.

Het responsplan beschrijft voor de bestrijding van stralingsongevallen in Nederland:

• De voornaamste karakteristieken van de diverse typen stralingsongevallen;

• De rollen, taken en verantwoordelijkheden bij de crisisbeheersing en ongevallenbestrijding van de diverse organisaties die betrokken zijn bij een feitelijk stralingsongeval. Hieronder wordt mede verstaan de Eenheid Planning en Advies nucleair (EPAn);

• Het operationeel concept van de kritische responsprocessen;

• Maatregelen, ter bestrijding van het incident.

3. Risico

Het ongeval in de Sloveense kernreactor betrof volgens de Sloveense Nuclear Safety Administration (SNSA) een kleine technische fout waardoor het geclassificeerd werd als laagste (Unusual Event) in een schaal van vier alarmfasen. Een situatie die in verband met de veiligheid van de centrale verhoogde waakzaamheid noodzakelijk maakt. Er heeft echter geen nucleair ongeval plaats gevonden, of een dreiging daarvan. Er was voor de SNSA geen noodzaak voor maatregelen buiten de fabriek daar er geen gevolgen waren voor personeel, bevolking en milieu.

Het risico of de ernst van het ongeval bepaalt in Nederland of de Nationale NPK organisatie, geactiveerd moet worden en zo ja, in welke mate.

In Nederland zijn ingevolge het NPK de volgende activeringsniveaus van toepassing bij stralingsongevallen in een kerncentrale: «Emergency Standby, Plant Emergency, On-site Emergency en Off-site Emergency». Deze criteria zijn vergelijkbaar met de in de Verenigde Staten van Amerika en Slovenië, gehanteerde benamingen «Unusual Event, Alert, Site Area Emergency en General Emergency».

Bij een vergelijkbare situatie in Nederland, waarbij er geen sprake is van een significante lozing of besmetting zouden geen maatregelen nodig zijn en zou de NPK-organisatie geactiveerd worden op het laagste niveau. Dit houdt in dat de voorzitter van de Eenheid Planning en Advies nucleair (EPAn) tezamen met hoofd Nationaal Coördinatiecentrum (NCC) de mate van opschaling bepaalt. De Kern Fysische Dienst zou in ieder geval dan als toezicht houder, betrokken worden en de situatie monitoren.

4. Maatregelen

De maatregel, direct genomen, na het bekend worden van het incident in Slovenië, is het inschatten van een mogelijke impact in Nederland. Op grond van de verkregen informatie was al snel duidelijk dat er géén gevolgen waren voor de medewerkers van de kerncentrale, noch van enig ander gevolg buiten de centrale en in het geheel niet voor Nederland.

Indien een incident, binnen of buiten Nederland zou kunnen leiden tot gevolgen in Nederland, dan zijn in het «NPK Responsplan stralingsongevallen», directeen indirecte maatregelen opgenomen ter bestrijding van de gevolgen, dan wel het voorkomen of minimaliseren ervan. Hiervan was bij het onderhavige incident geen sprake.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

BIJLAGE 1 De Eenheid Planning en Advies nucleair (EPAn):

De EPA-n is een, bij Ministerieel Besluit, ingestelde adviesgroep, die onder verantwoordelijkheid van VROM opereert vanuit het DCC (Departementaal Coördinatie Centrum) – VROM. De EPA-n bestaat uit een Front-Office (FO) met VROM-deskundigen van de Kernfysische Dienst, de Stafafdeling Crisismanagement en beleidsdirecties zoals DGM/Stoffen, Afvalstoffen, Straling en DGM/Bodem, Water, en Landelijk gebied.

Het Frontoffice wordt ondersteund door enkele Back-Offices waarin interdepartementale kennisinstituten («Steuncentra») zijn gebundeld. Het Back-Office Radiologische Informatie (BORI) dat wordt beheerd door het RIVM, levert informatie over de radiologische (ongeval-) situatie, de (mogelijke) gevolgen voor de omgeving en de beschermende maatregelen.

Het Back-Office Gezondheidskundige Informatie (BOGI) levert informatie over gezondheidskundige aspecten.

De EPA-n stelt regelmatig rapportages op over de situatie van het ongeval, prognoses over het verloop daarvan, de gevolgen van mogelijke stralingsbelasting voor de bevolking en geeft adviezen over te nemen maatregelen. De EPA-n adviseert het bevoegd gezag voor de rampbestrijding: de burgemeester (en hulpdiensten) bij ongevallen in of nabij Nederland; de minister van VROM, het Interdepartementaal (ambtelijk) of Ministerieel Beleidsteam als het rijk moet besluiten over maatregelen.

Maatregelen kunnen betrekking hebben op directe of indirecte gevolgen van straling.

Stralingshygiënische maatregelen zijn onder te verdelen in:

Directe maatregelen

Directe maatregelen zijn gericht op blootstellingspaden waarbij de mens als gevolg van de vrijgekomen radioactieve stoffen direct wordt blootgesteld aan radioactiviteit of straling (bijvoorbeeld via straling vanuit de lucht of via de bodem op het lichaam of het inademen van radioactief materiaal). Voorbeelden zijn schuilen, evacueren en het innemen van niet-radioactief jodium om organen zoals de schildklier te beschermen tegen vrijgekomen radioactief jodium. De uitvoering van deze maatregelen is complex en de maatregelen moeten goed gecoördineerd worden uitgevoerd. Daarom moeten de directe maatregelen in de lokale of regionale NPK-rampbestrijdingsplannen zijn voorbereid.

Indirecte maatregelen

Indirecte maatregelen zijn gericht op andere, niet directe blootstellingspaden waarbij de mens als gevolg van een radioactieve lozing kan worden blootgesteld. Voorbeelden van indirecte maatregelen het afschermen van besmette gebieden, landbouwmaatregelen om besmetting van de voedselketen te voorkomen, medische zorg en psychosociale hulpverlening. Indirecte maatregelen kunnen zowel direct na een ongevals(-dreiging) als op de (middel)lange termijn (een of meerdere dagen) afgekondigd en uitgevoerd worden.


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven