21 015
Kernongevallenbestrijding

nr. 15
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER EN VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 november 2005

Hierbij bieden wij u aan het rapport «Systeemevaluatie Nationale Stafoefening nucleair 2005», waarin de resultaten van de evaluatie van de oefening zijn beschreven. Het rapport is door externe evaluatoren opgesteld.

De Nationale Stafoefening nucleair 2005 (NSOn 2005) is op 25 mei 2005 gehouden om het gerevitaliseerde Nationaal Plan voor de Kernongevallenbestrijding (NPK) te testen. Hierover bent u bij brief van 1 april 2005 (21 015, nr. 14) van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geïnformeerd.

Aan de oefening hebben alle betrokken overheden en hulpdiensten deelgenomen. In totaal hebben een kleine duizend spelers, afkomstig van circa 60 organisaties, meegedaan. De oefening duurde circa 13 uur en bestond uit een realistisch scenario met voortdurende onzekerheden, waardoor alle crisisstaven op alle niveaus veel werk moesten verzetten om een helder beeld van de situatie te krijgen en de juiste maatregelen in gang te zetten. En zoals bevestigd door de internationale waarnemers leverde het een zeer ambitieuze, goed opgezette en goed begeleide oefening op. De NSOn 2005 is, in samenwerking met BZK, door VROM georganiseerd.

Als verantwoordelijke bewindslieden kijken wij terug op een geslaagde oefening, mede dankzij de grote inspanning van alle deelnemers aan de oefening. De algemene conclusie is dat deze nationale stafoefening heeft aangetoond dat het gerevitaliseerde systeem van de kernongevallenbestrijding in Nederland voldoende heeft gefunctioneerd. Echter, de oefening heeft geleerd dat er op een aantal plaatsen nog verbeteringen mogelijk zijn.

Hierna volgt een beschouwing van de belangrijkste verbeterpunten en wordt vervolgens de relatie met de oefening Bonfire inzichtelijk gemaakt. Tot slot wordt inzicht gegeven in de mogelijke borging van deze verbeterpunten. Implementatie ervan zal in goede samenwerking tussen BZK, VROM en de deelnemende organisaties plaatsvinden.

Verbeterpunten

1. De verschillen in informatieniveau tussen de centrale en decentrale overheid hebben geleid tot een asynchroon bestuurlijk besluitvormingsproces. Als resultaat is er spanning ontstaan tussen de bestuurslagen. Het ontbrak aan eenduidige coördinatie en toepassing van de gezagslijn tussen de bestuurslagen. De beheersing van de effecten van het nucleaire incident vond zowel op nationaal als lokaal niveau gecoördineerd plaats op basis van de op dat moment beschikbare informatie. De complexiteit van de bestuurlijke en operationele structuur vraagt om meer samenhang en eenduidigheid in benadering.

• Op korte termijn dient de informatie-infrastructuur kwalitatief en inhoudelijk significant te worden verbeterd. Daarnaast dient meer aandacht geschonken te worden aan de informatievoorziening over en de controle op de uitvoering van genomen besluiten, zowel op centraal als op decentraal niveau. Nadere uitvoering hiervan zal in lijn met het kabinetsstandpunt over het ACIR rapport plaatsvinden.

• Met in acht name van de verantwoordelijkenheden voortvloeiende uit de Kernenergiewet, zal de eenduidigheid van de crisisbeheersingsstructuur worden bestendigd. Dit zal onderdeel uitmaken van het nog dit jaar aan te passen Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming.

2. Ten behoeve van de besluitvorming in het Interdepartementale Beleidsteam (IBT) werd naast het advies van de Eenheid Planning en Advies (EPA) ok een eigen advies door het Nationaal Coördinatiecentrum geleverd, waardoor de beeldvorming divergeerde. Daarnaast was de informatievoorziening vanuit de Front Office van de Eenheid Planning en Advies Nucleair naar de leden van het IBT en het Ministerieel Beleidsteam (MBT), mede gelet op de complexiteit van het vraagstuk, nogal technisch van aard. Hierdoor bleek veel discussie nodig om het geheel te doorgronden en een helder beeld van de actuele situatie te krijgen en welke maatregelen waren geïndiceerd, gelet op de risicodreiging.

• Inmiddels is een overleg tussen VROM en BZK gestart om er voor te zorgen dat in de toekomst tot een eenduidig advies aan het IBT/MBT wordt gekomen en dat dit advies beter toegespitst wordt op de doelgroep. Specifiek wordt aandacht besteed aan het creëren van contactmomenten tussen techniek en beleid. Verder worden in breder verband de noodzakelijke adviesfuncties onderzocht, waaronder die van de EPAn. In het kader van de evaluatie van Bonfire is reeds opdracht gegeven om de visie en werkwijze van het Nationaal Coördinatiecentrum kritisch te bezien.

3. Gebleken is dat de implementatie van een integrale meetstrategie binnen de keten voor verbetering vatbaar is. De meetploegen waren capabel en mede door bijstand van de Krijgsmacht voorhanden. Bij de besluitvormers bestond niet altijd het juiste en actuele beeld van de radiologische situatie. Een belangrijk verbeterpunt wordt gevormd door de besluitvormers snel en tijdig op de hoogte te brengen van essentiële wijzigingen in de radiologische situatie. Dat kan bereikt worden door het informatieproces sterk te verbeteren en beter te stroomlijnen. Verder dient de coördinatie van de aansturing van de meetploegen op regionaal en nationaal niveau formeel geborgd te worden.

• Er is inmiddels overleg tot stand gekomen tussen betrokken actoren om de toegepaste meetstrategieën op elkaar af te stemmen en daar waar nodig te verbeteren, zodat het werkelijke risico snel en doelmatig kan worden vastgesteld.

4. Met betrekking tot de jodiumprofylaxe vragen de volgende punten om aandacht.

i. Tijdens de oefening is er van uitgegaan dat voldoende pillen ter plaatse beschikbaar waren. In de praktijk is dat gedeeltelijk het geval.

• In overleg met VWS zal BZK zo spoedig mogelijk er voor zorgen dat in verband met een tijdige jodiumprofylaxe voldoende pillen decentraal zullen worden opgeslagen.

ii. Tenslotte is gebleken dat in België, op basis van dezelfde uitgangspunten, in tegenstelling tot Nederland reeds pillen waren uitgedeeld. Deze verschillen in preventief beleid in een nagenoeg virtueel grensgebied zijn aan de bevolking moeilijk te communiceren.

• VROM zal in het bilateraal overleg met België het beleid over de (uitvoering van de) jodiumprofylaxe afstemmen en bevorderen dat het resultaat in een zogenaamd Memorandum of Understanding zal worden vastgelegd.

5. Het oefenen van de hulpverleningsdiensten had een (vooraf bewust gekozen) lage prioriteit in de oefening. Daardoor is hiermee weinig ervaring opgedaan in de uitvoering van praktische hulpverleningstaken bij de bestrijding van een kernongeval.

• Wij vinden het noodzakelijk dat in de toekomst, in samenhang met andere crisistypen, de hulpverleningsdiensten meer en intensiever oefenen. Als voorbeeld kan dienen het oefenen van het optreden van hulpverleningsorganisaties bij een scenario waar sprake is van een dreiging tot het gebruik van de zogenaamde «vuile bom» bij terroristische activiteiten. Het voorbereiden van bevolking en hulpverleningsdiensten op een mogelijke toepassing van dit type wapen is van groot belang. Wij zullen actief stimuleren en bevorderen dat ook oefeningen van hulpverleningsdiensten in een geïntegreerd meerjaren stelsel van oefeningen zal plaatsvinden.

6. Tijdens de oefening is gebleken dat er onvoldoende gebruik is gemaakt van de kwalitatieve bijstandsmogelijkheden van het ministerie van Defensie.

• Wij zullen bevorderen dat de bijstand van Defensie zo vroeg mogelijk in het opschalingspectrum wordt betrokken en haar bijstandsmogelijkheden worden vastgelegd in plannen en procedures. In dit kader zal de samenhang tussen de technische mogelijkheden tussen de specifieke defensie- en civiele middelen worden verbeterd. Via het project Intensivering civiel -militaire samenwerking (ICMS) zal door BZK hier aandacht aan gegeven worden.

7. Het scenario van de oefening gaf de mogelijkheid tot besluitvorming over evacuatie van de bevolking. Dit proces is onderdeel geweest van de besluitvorming maar is in de praktische uitvoering niet beoefend.

• Wij zullen op korte termijn een herijking laten uitvoeren van de bestaande evacuatieplannen en wanneer daartoe aanleiding bestaat nieuwe plannen laten ontwikkelen. Uitgegaan zal worden van diverse ongevalscenario's waar sprake is van (grootschalige) evacuatie. Hierbij zullen de ervaringen van de recente grootschalige evacuaties in de VS worden betrokken.

Bonfire

Een vergelijking van de resultaten van de NSOn met die van Bonfire is minder goed mogelijk omdat de verschillen tussen de oefeningen qua opzet en doelstelling groot zijn.

De terroristische aanslag op de Arena als scenario was onder meer gericht op de samenwerking van operationele hulpdiensten in het veld, hetgeen bij de NSOn niet in praktische zin beoefend is.

Ook speelt de specifieke verantwoordelijkheid van de minister van VROM in het kader van de Kernenergiewet een belangrijke rol. VROM is bij een kernongeval van meet af aan eindverantwoordelijk voor de bestuurlijke coördinatie met betrekking tot de stralingshygiënische maatregelen en de afstemming van de voorlichting. Daarnaast is, in tegenstelling tot een terroristisch scenario, de bestrijding van een kernongeval van meet af aan een verantwoordelijkheid van het Rijk.

Overigens blijven, in geval van het gebruik van een «vuile bom» als terroristische activiteit, de specifieke VROM verantwoordelijkheden ten aanzien van de stralingshygiënische aspecten onveranderd. De voorbereidingen hierop passen binnen de reguliere voorbereiding op nucleaire ongevallen.

Punten van overeenkomst zijn de aangedragen verbeterpunten ten aanzien van informatiestructuur en bestuurlijke besluitvorming.

Met betrekking tot de crisiscommunicatie en voorlichting en de rol van het Expertisecentrum Risicocommunicatie zijn de bij Bonfire geconstateerde leerpunten grotendeels verbeterd bij de NSOn.

Implementatie van de verbeterpunten

Het doorvoeren van de geconstateerde noodzakelijke verbeteringen gaat niet vanzelf. Daarnaast heeft het ministerie van VROM (kernongevallen specifiek) samen met het ministerie van BZK (algemene rampenbestrijding) een systeemverantwoordelijkheid in relatie tot de eigen verantwoordelijkheid van de betrokken organisaties.

Wij zullen de aanpak van de verbeterpunten projectmatig realiseren. De invulling daarvan houdt in dat op korte termijn een actieplan wordt opgesteld. De verbeterpunten uit het evaluatierapport zijn daarbij uitgangspunt. Daarbij worden de volgende noties gesteld:

• De eigen verantwoordelijkheid van alle betrokken partijen is en blijft uitgangspunt.

• VROM en BZK hebben daarbij een eigen inhoudelijke verantwoordelijkheid maar zien in het kader van hun systeemverantwoordelijkheid ook toe op de invulling van de verantwoordelijkheid van alle betrokken partijen.

• VROM en BZK zullen daarbij waar nodig randvoorwaardenscheppend opereren.

• De samenhang in en de relatie tussen de kernongevallenbestrijding en de rampenbestrijding zullen daarbij aandacht moeten krijgen.

• Ook zal aandacht worden gegeven aan de continuïteit van het «aantoonbaar voorbereid zijn» op de response op kernongevallen.

• Vanzelfsprekend geldt bovenstaande niet alleen voor de bij de NSOn 2005 betrokken partijen maar ook voor alle partijen die betrokken zijn bij de overige A-objecten.

Voor de operationele begeleiding van de uitvoering van het project zullen wij zorgdragen dat er een projectgroep wordt ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van de belangrijkste partijen. VROM en BZK bewaken op hoofdlijnen de uitvoering.

Wij hebben geconstateerd dat het regelmatig houden van grootschalige oefeningen volgens het format van Bonfire en NSOn 2005 uiterst leerzaam en zinvol is. Op basis van een meerjarig programma zullen regelmatig en op verschillende beleidsvelden dergelijke grootschalige oefeningen georganiseerd worden.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Naar boven