20 644
Informatievoorziening Openbare Sector

nr. 28
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 5 december 1996

De vaste commissie van Binnenlandse Zaken1 heeft op 7 november 1996 overleg gevoerd met staatssecretaris Kohnstamm van Binnenlandse Zaken over de eerste voortgangsrapportage over de uitvoering van de nota «Terug naar de toekomst» (20 644, nr. 27).

Van het overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Kamp (VVD) zei dat de voortgangsrapportage informatievoorziening in de openbare sector een saai stuk had kunnen zijn, maar dat het dat niet is. Het is een prijzenswaardig voorbeeld van een rapportage waar een bewindspersoon zijn persoonlijke en politieke stempel op heeft gedrukt. Het rapport brengt de lezer – voorzover dat nodig was – in een positieve en optimistische stemming. Maar dat duurt op een gegeven moment wel wat lang! Bovendien resteert aan het einde toch nog enige verwarring als gesteld wordt dat het in totaal om 1,6 mln. gaat, waar dan misschien eenmalig 0,5 mln. aan wordt toegevoegd.

De voortgangsrapportage hinkt soms charmant op twee gedachten. Is de kloof tussen overheid en burgers nu onaanvaardbaar groot of juist niet? En als die kloof groot is, is dat dan eigenlijk wel onaanvaardbaar?

Prachtig vond de heer Kamp de «Kwaliteitsprijs publieke dienstverlening chapeau!». Wie zou dat anders hebben kunnen bedenken dan Jacob Kohnstamm? Eén keer blijkt dat ook deze bewindsman enige ijdelheid niet vreemd is. Dat de overheid niet in staat zou zijn op lange termijn te denken en te handelen, zou worden gelogenstraft door het concept overheidsloket 2000 en het grotestedenbeleid. Beide zaken zitten toevallig in zijn portefeuille! Slechts één keer ontsnapt een ondeugend zinnetje van zijn ambtenaren aan zijn aandacht. Op blz. 26 constateren zij gnuivend dat de waardering van de burgers voor het politieke bestuur achterblijft bij die voor de kwaliteit van de overheidsdienstverlening.

Al deze als relativerend bedoelde opmerkingen nemen niet weg dat het informatiseringsbeleid bij staatssecretaris Kohnstamm in goede handen lijkt. Er wordt nagedacht over de grote lijnen, de burgers vormen het uitgangspunt, samenwerking met andere overheden en het bedrijfsleven is vanzelfsprekend en er zit ook voortgang in. De staatssecretaris realiseert zich dat het gebruik van digitale media een grote vlucht neemt. Hij wil niet alleen dat de overheid daarin meegaat, maar grijpt ook de kans om een politiek doel te realiseren: het verbeteren van het contact tussen burgers en bestuur.

De voortgangsrapportage is voldoende concreet en zet de ondernomen en te ondernemen acties controleerbaar neer. Het stuk is alweer bijna een halfjaar oud. Zou de staatssecretaris nadere informatie kunnen verschaffen over de meer recente ontwikkelingen? De heer Kamp refereerde in dit verband aan de kick-off voor de pilotprojecten overheidsloket 2000 (september 1996), het plan van aanpak stroomlijning basisgegevens (tweede helft 1996), het plan van aanpak digitale duurzaamheid (tweede helft 1996), een beleidsnota over de door de overheid aan te bieden informatie (aard, prijs en samenwerking met het bedrijfsleven), de voortgangsnota informatiebeveiliging (begin 1997) en een set concrete tips en aanbevelingen voor het houden van electronische burgerconsultaties (eerste helft 1997).

De beleidsnota Terug naar de toekomst ging over de verbetering van de relatie tussen burgers en overheid en over vergroting van de doelmatigheid van de overheid door middel van daarop gericht gebruik van informatietechnieken. Het tweede is het belangrijkste, want het gaat in de eerste plaats om de vraag hoe de overheid haar werk doet voor de burgers. Hoe beter dat lukt, hoe kleiner de kloof tussen overheid en burgers. In de voortgangsrapportage is te weinig aandacht voor de vergroting van de doelmatigheid door het gericht gebruik van informatie. Daartoe is allereerst nodig de basisgegevens zo op elkaar af te stemmen dat uitwisseling mogelijk is. In de praktijk lukt dat maar steeds niet. Daarom ook beval de heer Kamp de staatssecretaris aan het project stroomlijning basisgegevens meer aandacht te geven.

Er wordt terecht grote waarde gehecht aan de eenloketgedachte, waarbij uitgegaan wordt van de vraagpatronen van de burgers als het om overheidsinformatie gaat. Daartoe moeten overheden samenwerken, kosten maken en die kunnen verrekenen. Als daarover telkens ad hoc moet worden onderhandeld, kost dat te veel tijd en energie. Daarom zou het goed zijn als de staatssecretaris snel met een AMvB kostenverrekening komt.

De staatssecretaris is zeer ambitieus als het gaat om het daadwerkelijk toegankelijk maken van overheidsinformatie voor burgers. Hij constateert dat daarvoor al een bijzondere wettelijke basis in Nederland bestaat. De heer Kamp voegde hieraan toe dat Nederland het dichtst bekabelde land ter wereld is. De visie is ontwikkeld en de staatssecretaris verdient steun bij het realiseren van zijn ambities.

Mevrouw Van der Burg (PvdA) zei dat haar fractie positief oordeelt over de voortgangsrapportage. Zij sloot zich aan bij de positieve woorden van de heer Kamp in dit opzicht. De toegankelijkheid van overheidsinformatie is voor de fractie een kernpunt, maar helaas schenkt de staatssecretaris hieraan te weinig aandacht in de voortgangsrapportage. Internet biedt ruime mogelijkheden voor de verspreiding van overheidsinformatie, maar het loopt nog steeds niet goed. Welke departementen zijn inmiddels aangesloten op internet? De staatssecretaris zou er op zeer korte termijn voor moeten zorgen dat alle relevante overheidsinformatie (wetsvoorstellen, wetgeving, Handelingen enz.) op internet verschijnt. Het contract met de SDU loopt binnenkort af en dat is dus het goede moment om daarvoor te zorgen.

Het toegankelijk maken van overheidsinformatie heeft een directe relatie met (tele)democratie. Is de staatssecretaris bereid om enkele interessante experimenten op dit terrein te ondersteunen?

Wat doet de staatssecretaris om ervoor te zorgen dat het draagvlak bij de managers voor het moderne informatiseringsbeleid breder wordt? Op de werkvloer is men er in het algemeen wel ontvankelijk voor, maar het zal duidelijk zijn dat ook de managers niet kunnen worden gemist bij de realisering van een goed werkend informatiseringsbeleid. Daarbij zijn ook financiële aspecten in het geding. Niet alleen Binnenlandse Zaken maar ook de andere departementen moeten zich in dit opzicht medeverantwoordelijk voelen voor het informatiseringsbeleid.

Mevrouw Van der Burg had de indruk dat de coördinerende rol van de staatssecretaris in dit geheel enigszins is uitgespeeld. Klopt het dat de ambities van Binnenlandse Zaken wat betreft ON-21 enigszins verbleken? Welke rol ziet de staatssecretaris voor zichzelf nog weggelegd?

De chipcard neemt momenteel een hoge vlucht. Wat vindt de staatssecretaris van de suggestie om de registratiekamer vooraf de mate van privacybescherming van deze kaarten te laten toetsen? Ook bij de gemeentelijke basisadministratie verdient de privacybescherming de nodige aandacht. Op 28 november zal over de GBA met de regering van gedachten worden gewisseld. Is de staatssecretaris bereid om voor die datum te reageren op het standpunt van de Algemene Rekenkamer dat nog veel te weinig bekend is wat er met alle GBA-gegevens gebeurt en die reactie aan de Kamer te doen toekomen?

De heer Jeekel (D66) meende dat vier thema's van overheidsinformatievoorziening grote invloed hebben of krijgen. In de eerste plaats de uitvoeringskant en dan met name de politieke besluitvorming in relatie tot het systeemontwerp. De keuze voor een ontwerp verkleint dwingend de politieke beslisruimte, terwijl het aan de andere kant heel lastig is om een systeemontwerp te maken bij een zeer ruime beslisruimte.

In de tweede plaats speelt er aan de uitvoeringskant het thema van de infocratie: burgers/klanten zien de vrije ruimte voor uitvoering door ambtenaren vervangen door standaardreacties op basis van informatiseringsmogelijkheden. Uit een oogpunt van controle kan dat een goede zaak zijn, maar aan de andere kant is het niet altijd een goede zaak als de vraag van de burger wordt teruggebracht tot een vraag die via de informatiseringssystematiek moet kunnen worden opgelost.

In de derde plaats gaat aan de beleidsvoorbereidingskant het aspect van de interactieve beleidsvorming een steeds belangrijkere rol spelen. De kern daarvan is dat verschillende organisaties met een gezamenlijk beleidsprobleem via een feitelijk dan wel virtueel netwerk oplossingen proberen te vinden. In een vrij vroeg stadium kunnen deals worden afgesloten en het is volstrekt duidelijk dat dit proces een geheel ander karakter heeft dan het normale bestuurlijke overleg of het overleg tussen regering en parlement.

In de vierde plaats moet de vraag worden gesteld hoe openbaar de voorbereidingsinformatie moet zijn. Wanneer krijgt bureaucratische informatie het stempel «overheidsinformatie» of «goed voor overleg tussen regering en parlement»? Oftewel: op welk moment krijgen parlementsleden toegang tot de bureaucratische bestanden?

BIOS3 raakt aan deze vier kernthema's en er ligt nu een voortgangsrapportage voor. De heer Jeekel stelde vast dat de Kamer er één AO per jaar aan besteedt en ook dat er tot voor kort volstrekt niet werd gereageerd op de voortgangsrapportage. Er wordt al met al weinig politieke energie in deze thema's gestoken. In dat licht is de optimistische toon van de voortgangsrapportage niet geheel op zijn plaats, al kon hij zich in het algemeen aansluiten bij de lovende woorden van de heer Kamp over dit stuk. De heer Jeekel pleitte daarom voor het houden van een werkconferentie over aan de ene kant het gebrek aan politieke energie en de andere kant het grote belang van de vier kernthema's die hij aan de orde stelde.

Hopelijk slaagt de staatssecretaris erin vaart te houden in het project overheidsloket 2000. In de voortgangsrapportage wordt gerept van allerhande barrières nu organisaties hun aanbod beter moeten afstemmen op de vraag. Kan de staatssecretaris een overzicht geven van die barrières opdat de Kamer kan bezien of zij de helpende hand kan bieden? Het kwaliteitshandvest is een heel aardig initiatief. Er zijn echter nogal wat organisaties bezig met de kwaliteit van de openbare dienstverlening aan burgers (Ombudsman, Woonbond, Consumentenbond e.d.) en het ligt voor de hand dat van de ervaringen van deze organisaties wordt geprofiteerd.

Er komt nog een nota over de toegankelijkheid van overheidsinformatie, maar de heer Jeekel wilde nu al zeggen het van groot belang te vinden, daarbij ook het proces van de beleidsvoorbereiding te betrekken. Wat betreft de toegankelijkheid is zo langzamerhand een situatie van hele en halve betaalsituaties ontstaan. Soms moet wel en soms hoeft niet te worden betaald voor informatieverschaffing. In de nota zal ongetwijfeld ook aan dit aspect de nodige aandacht worden besteed.

De heer Jeekel vroeg voorts naar de mening van de staatssecretaris over het digitaal transparant maken van besluitvorming in het kabinet. Hij vroeg verder wat er precies overblijft van het besluit-IVR. Welke relatie heeft het door OCW gestarte kennisdebat met BIOS3 en de voortgangsrapportage? Dat de overheid zich concentreert op meta-informatiesystemen is terecht en in dat licht vond de heer Jeekel het nationaal clearinghouse geo-informatie een waardevol project.

De electronische burgerconsultatie komt er een beetje bekaaid af in de voortgangsrapportage. Tijdens een bijeenkomst van de Thorbeckevereniging in Zwolle over internet en lokale democratie werd geconcludeerd dat de inbreng van de gemeente voornamelijk bestaat uit het gemeentewapen en foto's van de leden van het college van B&W. Er wordt zelden echt interactief met burgers gecommuniceerd. Voor «gemeenten» kan met redelijk gemak het woord «departementen» worden ingevuld. Hoe geeft de staatssecretaris het stimuleringsbeleid vanuit Binnenlandse Zaken gestalte en denkt hij dat ook politieke partijen een rol kunnen spelen bij het uitwerken van ideeën met betrekking tot de toepassing van informatie- en communicatietechnologie in het politieke debat? Komen signalen en suggesties van burgers op dit punt bij Binnenlandse Zaken binnen en wat wordt ermee gedaan?

Mevrouw Van der Hoeven (CDA) sprak haar complimenten uit voor de wijze waarop de staatssecretaris het probleem van informatievoorziening in de openbare sector in de voortgangsrapportage behandelt. De rapportage biedt een goed inzicht in de voortgang van het traject en heeft ook oog voor de knelpunten. Wat dit betreft refereerde zij aan het gebrek aan bereidheid tot samenwerking, de niet altijd aanwezige bereidheid om zowel beleidsmatig als in tijd en geld te investeren en de risico's van de gekozen aanpak. De vraag of loketintegratie moet leiden tot aanpassing van wetgeving is nog steeds niet beantwoord. Hoe denkt de staatssecretaris deze knelpunten te gaan aanpakken?

Bij een aantal projecten wordt vermeld dat er tussen juni en heden zaken hadden moeten gebeuren. Gaarne ontving mevrouw Van der Hoeven hierover nadere informatie. Zij vond dat een succesvol project als stroomlijning van de basisgegevens een hogere prioriteit dient te krijgen. De AMvB kostenverrekening met betrekking tot de informatieuitwisseling tussen de diverse overheden zou zo snel mogelijk tot stand moeten komen. Hetzelfde geldt voor de nota over de toegankelijkheid van overheidsinformatie en de kosten daarvan.

Het doel van «Terug naar de toekomst» was tweeledig: een beter functionerende overheid en een betere dienstverlening aan de burger. Het middel was informatisering en de electronische snelweg. Er zijn natuurlijk nog meer middelen, want niet alle informatie wordt op dezelfde manier aangeboden. Het middel van de electronische snelweg vereist dat de primaire processen van de overheid op orde zijn.

Mevrouw Van der Hoeven vroeg voorts aandacht voor het gegeven dat toepassing van nieuwe vormen van informatie- en communicatietechnologie tot vervreemding kan leiden, vooral als die toepassing meer wordt dan alleen maar ondersteuning van het proces. Zij noemde in dit verband de volgende voorbeelden: klachtenafhandeling, besluitvorming en burgerparticipatie. Naast informatie is daarbij immers ook een dialoog van groot belang. Dat proces kan digitaal worden ondersteund, maar het kan niet worden gedigitaliseerd. De staatssecretaris heeft deelgenomen aan het GDR-experiment van de VNG (Groupe Decision Room) en heeft kunnen vaststellen welke problemen zich kunnen voordoen als het gaat om de noodzakelijke interactie. Wil hij daarop tijdens dit algemeen overleg kort ingaan?

Toegankelijkheid tot en beveiliging van gegevens behoeven niet per se met elkaar in strijd te zijn. Het moet volstrekt duidelijk zijn hoe de informatie wordt beveiligd en voor wie welke informatie toegankelijk is. Burgers moeten ervan verzekerd zijn dat de overheid op dit punt betrouwbaar en geloofwaardig is. Is het niet mogelijk te komen tot een ISO-achtige aanpak in dezen? Belangrijkste criterium daarbij zou moeten zijn: hoe gevoeliger de informatie, des te beter ze moet worden beveiligd.

De eenentwintigste eeuw vergt nieuwe wegen en ook een andere manier van werken. Het ICT-traject stelt eisen aan de ambtenaar, de bestuurder en aan de volksvertegenwoordiger. In de voortgangsrapportage staat de burger min of meer buitenspel. Alle ontwikkelingen worden vanuit de overheid beoordeeld, maar hoe denkt de burger over de in de voortgangsrapportage vermelde projecten en wat gebeurt er om het benodigde draagvlak ervoor te krijgen, ook bij ambtenaren? De burgers vormen kennelijk de doelgroep maar niet het uitgangspunt. Wat wordt er gedaan om de burger te voorzien van de benodigde hard- en software? De overheid kan dat natuurlijk niet ter beschikking stellen, maar kan er wel voor zorgen dat er in de wijken digitale loketten komen. Ook moet de overheid duidelijk maken wat de burger moet betalen voor overheidsinformatie. Is de staatssecretaris ook van mening dat openbare informatie vrij toegankelijk en dus gratis of heel goedkoop moet zijn?

In de nota «Terug naar de toekomst» staat de maakbaarheid van de informatievoorziening en de daarbij noodzakelijke geachte centralisatie centraal. De maatschappij van de eenentwintigste eeuw zal er een zijn van onderling verbonden zelfstandige netwerken. In de nota wordt echter geen antwoord gegeven op de vraag hoe de overheid daarmee dient om te gaan. Hieraan zal in de eerstvolgende BIOS-nota aandacht moeten worden besteed. Er wordt gesproken van een openbare aanbesteding voor de telefoniedienst door Rijk en VNG/GemNet. De werkelijkheid is echter anders. Kabelnetten worden op korte termijn telefonieaanbieders op lokaal en regionaal niveau. Dat is een goede ontwikkeling en vestigt er de aandacht op dat de overheid niet met te veel nieuwe centralisatievoorstellen moet komen.

Het is een goede zaak dat de rijksoverheid samen met andere overheden de ICT-mogelijkheden verkent. Daarbij is het beter functioneren van de overheid een must en dan gaat het om begrippen als betrouwbaarheid, beveiliging, toegankelijkheid, correctheid en corrigeerbaarheid van gegevens. Het gaat ook om ministeriële verantwoordelijkheid, parlementaire controle en goedlopende primaire processen. Ingaande op de ministeriële verantwoordelijkheid merkte mevrouw Van der Hoeven op dat binnen de overheid management in hoge mate is gedelegeerd. Een probleem hierbij is hoe je tot een noodzakelijk minimumpakket aan sturingsinformatie komt «nodig om de ministeriële verantwoordelijkheid waar te kunnen maken». Daar hoort echter nog een vraag bij: is dit ook voldoende om de parlementaire controle te kunnen uitoefenen?

Een tweede must is dat de participatie van de burgers wordt vergroot. Dat reikt verder dan electronische burgerparticipatie. Het heeft te maken met meedoen in alle opzichten van het woord. Mevrouw Van der Hoeven wilde de staatssecretaris graag uitdagen om de burgerparticipatie nader gestalte te geven. Ten slotte vroeg zij of de staatssecretaris al enig inzicht heeft in de kosten en de organisatie van het noodzakelijke tweerichtingenverkeer tussen overheidsloket en burger.

Het antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris zei het van groot belang te vinden dat over een belangwekkend verschijnsel als informatie- en communicatietechnologie zodanig wordt gecommuniceerd dat er op de een of andere manier publieke reacties op volgen. Tot nu toe kan niet gesproken worden van veel reacties van individuele burgers, maar wel kan worden vastgesteld dat de belangstelling voor bijvoorbeeld studiebijeenkomsten groot is bij instellingen en de andere departementen. De zalen zijn vol en er worden stimulerende discussies gevoerd, maar erkend moet worden dat het niet het topmanagement en de burgers zijn die zich daar presenteren. Voor een gestuurde cultuuromslag is echter in de eerste plaats publieke participatie nodig en kan ook niet voorbij worden gegaan aan het topmanagement. Maar nu leerlingen en studenten steeds meer vertrouwd worden gemaakt met de electronische snelweg, zal in de toekomst de weerstand tegen moderne informatie- en communicatietechnieken alleen maar afnemen.

Het definiëren en stroomlijnen van basisgegevens is niet alleen een uiterst principieel punt maar ook een moeizame activiteit, die overigens hoog op de prioriteitenlijst staat. Het spreekt voor zich dat men in de praktijk van alledag (ON-21, pilotprojecten overheidsloket 2000) niet om deze discussie heen kan.

In het verleden was er min of meer sprake van een «stammenoorlog» tussen de VNG en Binnenlandse Zaken over de kostentoerekening. Nu de problemen wat dit betreft veel minder zijn, is het nog maar de vraag of je veel tijd en energie moet steken in een AMvB over deze materie. Er is hierover een interne notitie naar de VNG gestuurd en de staatssecretaris zei er de voorkeur aan te geven de reactie van de VNG op die notitie af te wachten. De Kamer zal hierover nader worden geïnformeerd.

Overheidsinformatie betreft niet alleen de wet- en regelgeving, maar kan ook betrekking hebben op het voorbereidingstraject daarvan. Het zal duidelijk zijn dat het niet altijd even gewenst is om laatstbedoelde informatie aan de openbaarheid prijs te geven. Daarnaast is er de niet-bestuurlijke informatie, dat zijn met name onderzoeksgegevens en meetgegevens van organisaties als CBS, KNMI, meetkundige dienst, topografische dienst e.d. Relevante vragen in dit verband zijn: welk deel van die informatie moet volledig toegankelijk worden gemaakt? Moet daarvoor worden betaald? Zo ja, hoeveel? Het zal duidelijk zijn dat deze vragen gemakkelijker worden gesteld dan beantwoord. Er zijn overigens meer gegevensverzamelingen die door de overheid worden geëntameerd en betaald die onmisbaar zijn bij de beleidsvoorbereiding, maar die ook interessant zijn voor het bedrijfsleven. Gesteld is dat overheidsinformatie (ook over het voorbereidingstraject) in principe kosteloos moet worden verstrekt. Mevrouw Van der Burg suggereerde in dit verband om de mogelijkheden van internet te benutten. De staatssecretaris wees echter op het contract met de SDU en meende dat eerst nagegaan zal moeten worden of een en ander zich wel met dat contract verdraagt. De contractpartners hebben overigens besloten de opzegtermijn met een halfjaar te verlengen, vooral ook om nader zicht te krijgen op het toegankelijkheidsvraagstuk.

Ongetwijfeld zal op zeker moment de knoop moeten worden doorgehakt over het al dan niet kosteloos verstrekken van overheidsinformatie. Daaraan voorafgaand moet de vraag worden beantwoord hoeveel het onderhouden en aanvullen van de bestanden gaat kosten. De Kamer zal worden geïnformeerd over de ontwikkelingen terzake.

Uiteraard zal in afwachting van de nota over de toegankelijkheid niet achterover worden geleund: dit traject zal in fasen worden afgelegd. De kans is natuurlijk groot dat zich op een gegeven problemen zullen voordoen, bijvoorbeeld als het gaat om het creëren van een goede zoekstructuur die de burgers in staat stelt de bomen in het bos te blijven zien. De nota zal overigens niet voor het einde van dit jaar kunnen worden ingediend. Als het niet mogelijk zal blijken, de nota voor 1 maart 1997 klaar te hebben, zal de Kamer hiervan op de hoogte worden gebracht. De staatssecretaris zei zich bewust te zijn van de relatie tussen deze nota en (verlenging van) het contract met de SDU.

De mogelijkheden om burgerparticipatie gestalte te geven moeten inderdaad niet worden overschat, maar dat neemt niet weg dat alles op alles moet worden gezet om de doelstellingen terzake zoveel mogelijk te realiseren en daarbij moderne communicatie- en informatietechnieken ten volle te benutten. In het algemeen wordt de burger als klant en de overheid als dienstverlener gezien. De overheid is echter ook hoedster van het algemeen belang en dient met het oog daarop besluiten voor te bereiden en te nemen. Feit is echter dat de overheid niet langer een vanzelfsprekend gezag wordt toegekend door alle participanten in het openbaar verkeer en het ligt derhalve voor de hand de burgerconsultatie wat dit betreft een relevante rol te laten spelen. Als burgers al vanaf de definiëring van het probleem worden geconsulteerd, zal het draagvlak voor de oplossing ervan alleen maar worden vergroot. Er zal op deze weg worden voortgegaan, maar daarbij moet wel rekening worden gehouden met het feit dat het overgrote deel van de Nederlandse bevolking nog niet thuis is op zoiets als internet. De vraag hoe een digitaal debat precies moet worden georganiseerd, is overigens ook nog niet beantwoord. Verder zal volstrekt helder moeten zijn in welke fase het voorbereidings- en besluitvormingsproces op een gegeven moment verkeert. Er is een fase waarin kan worden meegedacht over probleemanalyses en oplossingsrichtingen, maar er is ook een fase waarin de volksvertegenwoordiging haar verantwoordelijkheid moet nemen en het publieke belang definieert. Het zal een kwestie van trial and error zijn, maar toch is er iets voor te zeggen om wat dit betreft wat doortastender op te treden. Zoals altijd spelen ook hierbij financiële en menskrachtproblemen een rol.

Over het onderwerp «privacy» zal vandaag ongetwijfeld niet het laatste woord zijn gezegd. De staatssecretaris ging ervan uit dat er consensus bestaat over de noodzaak van privacybescherming. De vraag is natuurlijk hoe de vertaling daarvan in de praktijk gestalte te geven. De privacycode voor de chipcard is door de registratiekamer goed bevonden. Een dezer dagen gaat een verzoek naar de registratiekamer om de privacyaspecten van het RINIS-initiatief op het terrein van de sociale zekerheid te beoordelen. Het is van eminent belang uiterst kritisch te blijven op privacyterrein, want ook in de digitale wereld dient de overheid als betrouwbaar en geloofwaardig te worden gezien. De staatssecretaris zegde desgevraagd toe de commissie nader te informeren over de toets op privacy voor de chipcard.

ITC-projecten alleen laten sturen door Binnenlandse Zaken leidt tot weinig of niets. Het draagvlak moet worden gevormd door eenieder die ermee bezig is. Dat houdt niet alleen een financiële verantwoordelijkheid in maar ook het stellen van prioriteiten e.d. door alle participanten. De operatie vanuit Binnenlandse Zaken is dus geen top-down- of een louter financiële operatie. Voor 1997 is een bedrag van bijna 11 mln. uitgetrokken; Binnenlandse Zaken draagt rond 2 mln. bij terwijl participanten in projecten als overheidsloket 2000 en ON-21 voor de rest zorgen. Het zal duidelijk zijn dat deze financiële injectie nieuwe investeringen genereert. De staatssecretaris zei desgevraagd zeer tevreden te zijn over het draagvlak voor de projecten overheidsloket 2000 en ON-21.

Voorbeeldprojecten en het almaar benadrukken dat informatie- en communicatietechnologie heel goed kan worden gebruikt om bepaalde politiek-bestuurlijke doelstellingen dichterbij te helpen brengen, leken de staatssecretaris betere middelen dan bijvoorbeeld het organiseren van een werkconferentie. Voor een doelmatige inzet van die informatie- en communicatietechnologie dient veelal het primaire proces te worden gestroomlijnd waarbij de politiek-ambtelijke leiding zeker zal moeten worden betrokken.

Ook de huidige intermediaire rol van politieke partijen zal ongetwijfeld ter discussie komen als de nieuwe informatie- en communicatietechnieken een directere communicatie tussen burger en bestuur mogelijk maken.

Het GDR-systeem is een uiterst nuttig middel om op een min of meer vrijpostige manier van gedachten te kunnen wisselen over ingewikkelde politiek-bestuurlijke thema's. Voor besluitvorming is het echter ongeschikt omdat die in de openbaarheid moet plaatsvinden en ook omdat het openbaar belang wordt gedefinieerd via het politieke marktmechanisme van loven en bieden.

De ZBO-operatie biedt uiterst waardevolle informatie die kan worden benut bij het formuleren van een antwoord op de vraag welke zaken in ieder geval moeten worden ondergebracht in het modelstatuut dat een kader biedt aan de departementen om de vinger aan de pols te houden. De aangrijpingspunten voor de politiek liggen in de voortgangsrapportage, het rapport van de ARK en de begroting.

De staatssecretaris zegde ten slotte toe na te zullen denken over de suggestie van mevrouw Van der Hoeven met betrekking tot een ISO-achtige aanpak van het beveiligingsvraagstuk en de overige vragen schriftelijk te zullen beantwoorden.

De voorzitter van de commissie,

De Cloe

De griffier van de commissie,

Hommes


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van Erp (VVD), V. A. M. van der Burg (CDA), Te Veldhuis (VVD), Van der Heijden (CDA), De Cloe (PvdA), voorzitter, Janmaat (CD), Van den Berg (SGP), Scheltema-de Nie (D66), ondervoorzitter, Apostolou (PvdA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Zijlstra (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Remkes (VVD), Gabor (CDA), Koekkoek (CDA), Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Hoekema (D66), Essers (VVD), Dittrich (D66), Dijksman (PvdA), De Graaf (D66), Cornielje (VVD), Rouvoet (RPF) en Rehwinkel (PvdA).

Plv. leden: Korthals (VVD), Dankers (CDA), Van Hoof (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Liemburg (PvdA), Poppe (SP), Schutte (GPV), Jeekel (D66), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Vreeman (PvdA), Verhagen (CDA), Van der Stoel (VVD), Mateman (CDA), Mulder-van Dam (CDA), Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Van Boxtel (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Assen (CDA), M. M. van der Burg (PvdA), Bakker (D66), Klein Molekamp (VVD), Leerkes (Unie 55+) en Van Oven (PvdA).

Naar boven