20 487
Natuur- en milieueducatie

nr. 18
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 4 oktober 1999

De vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij1 heeft op 16 september 1999 overleg gevoerd met staatssecretaris Faber van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over:

– het plan van aanpak Natuur- en milieueducatie;

– de brief van staatssecretaris Faber van 28 juni 1999 (20 487, nr. 17).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA) constateerde dat LNV en VROM vooralsnog het voortouw nemen bij de natuur- en milieueducatie (NME), terwijl de Kamer er al jaren op aandringt dat alle departementen die hiermee te maken hebben, erbij betrokken worden. NME moet op z'n minst gecoördineerd en systematisch worden aangepakt. De Extra impuls, die in 1995 naast de normale subsidieregeling werd vrijgemaakt, heeft vruchten afgeworpen, maar uit de evaluatie blijkt toch dat de organisatie, het kennismanagement en de ondersteuningsstructuur verder geprofessionaliseerd moeten worden.

Het beleid dat uiteen is gezet in de nota «NME 21: Leren voor een duurzame samenleving» heeft zeker de instemming van de PvdA-fractie. Er is een breed scala aan activiteiten en er zijn bottum-upactiviteiten in alle denkbare geledingen in de samenleving onder het motto: samenwerking, professionalisering, kennisstructuur en ondersteuningsstructuur. Deze ondersteuning is juist bij het opstellen van de probleemanalyse belangrijk. De aansturing door de overheid – Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen, verenigd in de stuurgroep – moet wel stevig zijn. De stuurgroep moet een duidelijk beleidskader uitzetten en het uitvoeringskader dient getoetst te worden door de overheden die in de stuurgroep vertegenwoordigd zijn en meebetalen aan het beleid en wel aan de hand van duidelijke criteria die door de stuurgroep worden opgesteld. Het advies van het veld is daarbij van eminent belang, maar de verantwoordelijkheid dient bij de overheid, dus de stuurgroep, te liggen.

Verschillende departementen, OS, LNV, OCW en VROM, leveren gedurende de komende vier jaar voor de uitvoering van NME 21 een gezamenlijke inspanning van 28 mln. Het was mevrouw Swildens niet duidelijk hoe dit bedrag over de verschillende departementen is verdeeld. Een bijdrage van 2 mln. door OCW leek haar erg weinig. Zij benadrukte nogmaals dat ieder departement zijn (financiële) verantwoordelijkheid dient te nemen. In de nota wordt uitgegaan van een evenwicht tussen economie, ecologie en sociaal-culturele aspecten. Dat EZ, VWS en VW niet financieel bijdragen vond zij daarom niet terecht. Is de staatssecretaris het daarmee eens en ziet zij nog kans ook hen te mobiliseren?

De opzet van de nieuwe subsidieregeling van LNV, de regeling versterking maatschappelijke betekenis natuur, sluit niet aan bij de voorstellen over het kennismanagement en de ondersteuningsstructuur van de nota NME 21. Organisaties zoals IVN of stichting Veldwerk Nederland zullen daardoor per 1 januari 2000 zonder subsidie komen te zitten, terwijl zij een belangrijke rol moeten kunnen vervullen bij de ondersteuning. Het tender- en projectensysteem kan op deze organisaties niet van toepassing zijn en het leek mevrouw Swildens ook niet de bedoeling dat hun werkzaamheden stagneren. Zij ging er daarom vanuit dat de staatssecretaris hiervoor nog een oplossing vindt. De nota NME 21 zou al in het laatste kwartaal van 1998 gereed zijn; dan had voor het jaar 2000 nog een oplossing gevonden kunnen worden. Zij benadrukte dat continuïteit erg belangrijk is.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) sloot zich aan bij de opmerkingen van mevrouw Swildens over het belang van NME. Ook zij was tevreden met de nota NME 21. Het draagvlak en de steun van organisaties zijn nu verzekerd en daar is D66 gelukkig mee.

Er zit wel een manco in de wijze waarop het plan wordt gefinancierd. Door diverse ministeries wordt gezamenlijk 28 mln. bijgedragen, maar de bijdragen zijn heel verschillend. VW, VWS en EZ hebben afgehaakt. Dat vond zij onbegrijpelijk. Onder Paars I is de nota Economie en milieu aangenomen en NME is typisch iets wat daaronder valt. De continuïteit moet gewaarborgd zijn; het is daarom van belang dat ook deze ministeries bijdragen.

Zij maakte zich vooral zorgen over de positie van NME in het onderwijs. De belangstelling in het onderwijs voor NME wordt niet gestaafd door een flinke bijdrage van OCW en dat is onaanvaardbaar. Op dit moment wordt geprobeerd om in alle relevante HBO-opleidingen elementen van duurzame ontwikkeling in te brengen. NME is daar een onderdeel van en zou daarin ook een plaats moeten krijgen. Hoe staat de staatssecretaris daartegenover?

Organisaties moeten voor oktober plannen indienen voor NME-projecten. Eventuele subsidies worden echter pas in februari toegekend, terwijl de overgangsregeling eind 1999 afloopt. De continuïteit is dus in gevaar. Kan de staatssecretaris hiervoor een oplossing aangeven?

Mevrouw Vos (GroenLinks) spraken de titel en de invulling van de nota NME 21 zeer aan. Duidelijk wordt gemaakt dat kennis, inzicht, vaardigheden, betrokkenheid en bereidheid nodig zijn voor het realiseren van een duurzame samenleving. Het op de been houden van een goede structuur is daarvoor van essentieel belang. NME vraagt dan ook om een structurele plaats in beleid en onderwijs.

Kan de ambitie die uit de nota blijkt, wel worden waargemaakt? Eerder is besloten dat een integrale aanpak op alle departementen nodig is om een brede visie op duurzaamheid gestalte te geven. Zij vond het een slechte zaak dat VW, EZ en VWS niet bijdragen aan de financiering van NME. Is de staatssecretaris van plan om ervoor te zorgen dat ook deze ministeries op korte termijn meedoen en hoe wil zij dat vormgeven? Juist het ministerie van Onderwijs moet op dit vlak veel doen. Mevrouw Vos kon de lage bijdrage van dit ministerie niet verklaren.

Doordat de huidige subsidieregeling per 1 januari 2000 afloopt en de nieuwe regeling nog niet geschikt is, bestaat het risico dat zaken tussen wal en schip zullen vallen. Kennisinfrastructuur en ondersteuningsstructuur krijgen in de nieuwe subsidieregeling onvoldoende aandacht. Het kan niet de bedoeling zijn dat daarvoor per januari 2000 geen geld meer beschikbaar is. Zij verzocht de staatssecretaris hierover meer duidelijkheid te geven.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA) was het eens met de hoofdlijnen van de nota NME 21. Er wordt een goede basis gelegd voor het beleid van de komende vier jaar. Zij betreurde wel dat de nota zo kort voor de begrotingsbehandeling bij de Kamer is ingediend. Is de evaluatie van de Extra impuls al naar de Kamer gestuurd? Wat is tot nu toe bereikt en welke knelpunten moeten nog worden opgelost? Zij verzocht de staatssecretaris de relatie van de nota NME 21 met het NMP en de nota Natuur, bos en landschap (NBL) aan te geven.

Het CDA maakte zich zorgen over de inbedding van NME in het onderwijs. De vaardigheden van leraren op dit terrein zijn in veel gevallen ontoereikend en moeten versterkt worden. Vooral in het voortgezet onderwijs is een inhaalslag noodzakelijk. Het is jammer dat de actiepunten voor de inbedding van NME in het onderwijs niet meetbaar, en daarmee toetsbaar, zijn geformuleerd. De invoering van opleidingseisen voor beroepskrachten voor NME moet serieus overwogen worden. NME moet een formele plaats krijgen binnen het studiehuis. De lesprogramma's moeten geactualiseerd worden en op waarheden gebaseerd zijn.

Het streven om de ondersteuningsstructuur, de professionalisering en de kwaliteitszorg te stimuleren werd door het CDA toegejuicht. De gekozen invalshoek leek mevrouw Schreijer goed. Het Rijk gaat NME-organisaties stimuleren tot het opstellen van kwaliteitscriteria voor NME-activiteiten en -producten, zodat de resultaten kunnen worden getoetst, maar de bestaande mogelijkheden moeten wel bij alle organisaties bekend worden. Rijk, provincie en gemeente zullen de aanwezige ondersteuningsstructuur beoordelen en zo nodig opbouw en aanpassing stimuleren. Is dit al nader uitgewerkt en hoe staat het met het onderzoek dat thans wordt verricht naar de kwaliteit van de aanwezige ondersteuningsstructuur? Tot op heden werd tussen de overheden niet optimaal gecommuniceerd. Een taakverdeling achtte mevrouw Schreijer dan ook zinvol. Gemeenten en provincies krijgen volgens NME 21 een zwaardere rol dan voorheen. Beschikken zij over voldoende middelen om deze rol waar te maken? Delegatie naar de provincies vond zij een goede zaak, maar grote verschillen tussen de provincies moeten voorkomen worden.

Bij de vermelding van rijkstaken in de nota had mevrouw Schreijer het interdepartementaal en het internationaal NME-beleid gemist. Dit zou toch expliciet vermeld moeten worden. Het leek haar verder de moeite waard om zoveel mogelijk publiekrechtelijke organen bij het NME-beleid te betrekken.

Het CDA vond het voor een evenwichtig duurzaamheidsbeleid van belang dat VWS, EZ en VW betrokken worden bij het NME-beleid. Wil de staatssecretaris ook de deelname van deze departementen bevorderen, opdat zij bij de begroting duidelijk maken wat hun financiële inzet zal zijn? Zij verzocht de staatssecretaris nadere informatie te geven over het beheer van de financiële middelen door de stuurgroep, de te hanteren verdeelsleutel, de prioritering van middelen en de mogelijkheden van provincies om daarvan af te wijken. Wanneer komt het eerste landelijke beleidsplan en uitvoeringsprogramma tot stand, of komen er eerst provinciale NME-programma's? Het was haar niet duidelijk hoe groot de bijdragen van de departementen zijn aan de gezamenlijk op te brengen 28 mln. Het leek haar ook dat cofinanciering door het bedrijfsleven gestimuleerd moet worden. De mogelijkheden daartoe moeten worden onderzocht.

Mevrouw Schreijer drong erop aan de actiepunten zoveel mogelijk meetbaar en toetsbaar te formuleren. Is het eerste gezamenlijke uitvoeringsprogramma van Rijk, IPO, VNG en UVW al gereed en is voor NME 21 voorzien in een structurele periodieke monitoring? Zij sloot zich verder aan bij de opmerkingen van mevrouw Swildens en Vos over de subsidieregeling. Tot slot merkte zij op het de moeite waard te vinden de rol van NME in de planningsinstrumenten bij interactieve planvorming te onderzoeken.

De heer Passtoors (VVD) sprak zijn waardering uit voor de inzet van de vele vrijwilligers en professionals en voor de kwaliteit van hun werk op het gebied van NME. Coördinatie van kennis en educatie is daarbij van belang, evenals een breed draagvlak voor duurzaamheid in de samenleving.

Het bedrag dat beschikbaar zal komen voor het realiseren van de doelstellingen van NME 21 leek hem redelijk. Daarmee moeten de doelstellingen bereikt kunnen worden. Ook hij wilde graag weten hoeveel de afzonderlijke departementen zullen bijdragen. Dat een departement niet financieel bijdraagt, hoefde volgens hem nog niet te betekenen dat het geen interesse in NME of een op duurzaamheid gericht beleid heeft.

Hij wees er verder op dat OCW naast de toegezegde 2 mln. een bijdrage levert door de investering in onderwijspersoneel. Duurzaamheid vormt al een belangrijk onderdeel van de kerndoelen in de basisvorming en is opgenomen in het programma van het tweedefaseonderwijs. Daar concentreert het zich in de vakken biologie, scheikunde, maatschappijleer, verzorging en natuurkunde. De heer Passtoors vond dat niet precies vastgelegd moet worden wat in al die vakken over duurzaamheid moet worden gezegd. Een apart vak vond hij zeker niet gewenst. De VVD had daarom geen behoefte aan een specifieke lerarenopleiding. De kennis over het onderwerp bij de desbetreffende docenten moet uiteraard wel up to date zijn, maar de wijze waarop het onderwerp gedoceerd moet worden, is al verdisconteerd in de lerarenopleiding zelf. Scholen zouden zelf moeten bepalen of docenten op dit gebied nascholing nodig hebben. Docenten die deze nascholing hebben gevolgd, kunnen de kennis doorgeven aan collega's, zodat niet elke docent op nascholing moet. Wel is het belangrijk dat overleg plaatsvindt met de overkoepelende organen zoals het schoolbestuur en de ouderraad en dat activiteiten op scholen en initiatieven van leerlingen en ouders door de overheid worden gestimuleerd. De school bepaalt zelf haar prioriteiten, maar kan zich van andere scholen onderscheiden door duurzaamheid als prioriteit te nemen.

Antwoord van de regering

De staatssecretaris was erover verheugd dat de Kamer de nota NME 21 een goede nota vindt. Daarin is uitdrukkelijk geprobeerd aan te geven wat wordt verwacht van de overheid, het bedrijfsleven en de maatschappelijke organisaties. Uit de evaluatie van de Extra impuls blijkt dat dat heeft geleid tot een betere verankering van NME in het onderwijs, maar deze verankering is ook noodzakelijk in het bedrijfsleven en maatschappelijke sectoren. De betrokkenheid van provincies, gemeenten en waterschappen is daarbij belangrijk. In de nota is daarom, anders dan bij de Extra impuls, gekozen voor een interbestuurlijke aanpak.

De samenstelling van de huidige stuurgroep zal worden gewijzigd. De nieuwe stuurgroep, die zal bestaan uit de departementen LNV, OCW, VROM en OS en de VNG, het IPO en de UVW, zal op korte termijn een beleidskader en een uitvoeringsschema moeten opstellen. Daarbij zullen ook de financiële kaders en toetsingscriteria worden geformuleerd. Het beleidskader zal als uitgangspunt dienen voor de provinciale programma's, die uiterlijk begin volgend jaar hun beslag moeten krijgen. Hierover wordt al volop met het IPO overlegd. Binnen de beleidskaders hebben de provincies een enorme eigen verantwoordelijkheid, die uiteraard zal worden ingevuld door plannen van gemeenten en maatschappelijke organisaties. Bij de beleidskaders zullen duidelijke criteria worden aangegeven waaraan getoetst kan worden. Hierbij staan een aantal speerpunten centraal: de ontwikkeling van NME als sociaal instrument, de ontwikkeling van kennismanagement en ondersteuningsstructuur, samenwerking en doorwerking op horizontaal en verticaal niveau, integratie in maatschappelijke sectoren, verdergaande professionalisering van de inzet van NME, nascholing van docenten en aansluiting bij de vernieuwing in het onderwijs.

In de nota wordt aangegeven dat zittende leraren door nascholing in staat moeten worden gesteld, zich vaardigheden op het gebied van NME eigen te maken. Hiervoor wordt aangesloten op het zogenaamde DOOR-programma, waarin alle expertise op NME-gebied is samengebracht. De onderwijsinspectie zal tweejaarlijks monitoren en een rapport uitbrengen over de inbedding van NME in het onderwijs.

Het financiële aspect ziet er als volgt uit. Het ministerie van LNV levert een bijdrage van 12 mln. Daarvan is 4 mln. geoormerkt voor de overdracht van kennis over duurzaamheid door de LNV-kennisinstellingen. De bijdrage van VROM is 10 mln. Ontwikkelingssamenwerking stelt 6 mln. beschikbaar voor een periode van drie jaar. OS wil na deze periode toetsen in hoeverre de nu voorgenomen plannen zijn gerealiseerd. OCW heeft aangedragen dat NME al onderdeel uitmaakt van de huidige kerndoelen en onderwijsprogramma's. Omdat OCW dit toch niet helemaal voldoende vond, heeft het toegezegd structureel 0,8 mln. bij te dragen en zonodig gedurende vier jaar maximaal 0,3 mln. jaarlijks. Tezamen is dit dus een bedrag van 2 mln. Het bedrag van 0,3 mln. is bedoeld voor het oplossen van knelpunten die zich kunnen voordoen bij de inbedding, de bijscholing en dergelijke. De bijdrage van het Rijk zal derhalve in totaal ongeveer 29 mln. bedragen. Van de decentrale overheden is zo'n 6 mln. te verwachten. Het leek de staatssecretaris dat met het totale bedrag, 35 mln., de ambities uit de nota gerealiseerd moeten kunnen worden.

De ministeries van VW en VWS waren alleen formeel lid van de stuurgroep. EZ was geen lid van de stuurgroep, maar aan alle ministeries – VW, VWS en EZ – is in een uitgebreide discussie om een bijdrage gevraagd. Zij zagen in dezen echter geen rol voor hen weggelegd. Bovendien heeft VW juist in deze sector een enorme bezuinigingstaakstelling opgelegd gekregen. EZ en VWS hebben niet aan de Extra impuls bijgedragen zodat een bijdrage voor hen een beleidswijziging inhoudt. De staatssecretaris begreep dat de Kamerleden het gevoel hebben dat EZ vanwege de nota Milieu en economie een bijdrage zou moeten leveren. EZ vindt NME ook van belang, zeker gelet op het aantal activiteiten dat is uitgezet, maar dat betekent ook dat er wellicht geld van marktpartijen uit de samenleving beschikbaar kan worden gesteld. EZ heeft toegezegd, inhoudelijke steun te verlenen bij het betrekken van het bedrijfsleven bij NME. Verder heeft EZ aangevoerd dat het wel meer activiteiten van andere ministeries van belang vindt die niet op de begroting van EZ drukken. Een ander argument was dat EZ versnippering van middelen en arbeidskrachten op de verschillende ministeries wil voorkomen. Deze afweging respecteerde de staatssecretaris ten volle. Zij bracht nogmaals naar voren dat een goed plan met een goede financiële onderbouwing voorligt. Er zal altijd nog wat te wensen blijven. Wel zullen verdere acties en gesprekken plaatsvinden om de bewustwording op de departementen te blijven vergroten. Dat is ook de essentie van de desbetreffende zin in de brief van 28 juni 1999 (20 487, nr. 17).

De huidige regeling versterking maatschappelijke betekenis natuur sluit niet helemaal aan op de nieuwe regeling NME. Voor 1 oktober kan een subsidieaanvrage worden ingediend en daarover zal voor 1 februari worden beslist. Juist omdat het om tenderprogrammering gaat, is het moeilijk om de periode van vier maanden voor overweging te verkorten. Zij overwoog daarom voor volgend jaar de aanvraag voor 1 september te laten plaatsvinden, opdat voor 1 januari kan worden beslist. Zij zei wel toe haar best te zullen doen om dit jaar voor 1 januari beslissingen te nemen. Het leek haar verder dat het gat, dat dit jaar zal vallen niet zo groot is dat problemen zullen ontstaan. Zij was bereid om te praten over de beoordeling van bepaalde projectaanvragen. Het is echter absoluut niet de bedoeling dat dit verkapte exploitatiesubsidies of structurele subsidies worden, maar in verband met de continuïteit van kennisondersteunende organisaties zal daarmee soepel worden omgegaan. Zij kon zich voorstellen dat de nieuwe stuurgroep straks behoefte heeft aan projectmatige structurele ondersteuning op het gebied van kennismanagement of professionalisering. Ook daarvoor bestaat een mogelijkheid omdat naast de subsidiestroom voor concrete projecten, 15% voor overhead is weggelegd. De staatssecretaris wees erop dat de afwegingen voor het grootste deel zullen plaatsvinden op provinciaal en zelfs gemeentelijk niveau. In het contact met IPO en VNG zal zij ook om aandacht voor de vrijwilligersorganisaties vragen. Op een vraag van mevrouw Vos antwoordde zij dat zij niet kon garanderen dat alle mensen in de maand januari aan de slag kunnen blijven. Het is immers mogelijk dat projecten afgewezen worden. Dat probleem valt dan onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende organisatie, omdat het nu eenmaal bekend is dat op projectmatige basis wordt gewerkt. Er zal wel alles aan gedaan worden om hierover een zo goed mogelijk overleg te voeren. Blijken er grote problemen van tijdelijke aard te zijn, dan zal hiervoor zo snel mogelijk een oplossing worden gevonden.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA) benadrukte dat altijd is gezegd dat het NME-beleid kabinetsbreed gestalte moet krijgen. Zij bleef het vreemd vinden dat departementen die eerst wel een bijdrage leverden, dat nu niet meer doen. Wordt NME in de portemonnee gevoeld, dan is de inzet energieker en de continuïteit beter gewaarborgd.

Zij was er blij mee dat ook de staatssecretaris continuïteit in kennismanagement en ondersteuningsstructuur belangrijk vindt en daarom probeert de aanvraag voor de subsidieverlening volgend jaar een maand vooruit te schuiven. Begin 2000 mag echter geen gat ontstaan. De staatssecretaris heeft weliswaar gezegd dat het gat niet te groot zal zijn en dat er over te praten is, maar mevrouw Swildens verzocht haar nogmaals daarvoor haar uiterste best te doen.

Volgend jaar zal het systeem worden geëvalueerd. Kan de staatssecretaris aangeven hoe de nieuwe regeling zich hiermee in de tijd verhoudt? Voorkomen moet worden dat opnieuw een gat ontstaat.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66) schetste dat D66 er toch voorstander van is dat zoveel mogelijk ministeries aan het NME-beleid deelnemen. Zij bestreed dat dit voor EZ en VWS nieuw beleid is. Dit beleid is namelijk al geformuleerd in de nota Milieu en economie. Het enige verschil is dat zij nu zouden meebetalen.

De nota NME 21 is een goede nota en als zij geïmplementeerd wordt zoals aangegeven, is er hoop voor dit beleidsonderdeel. Tot slot merkte zij op dat door de nu gekozen systematiek projecten en mensen, die op die projecten werken tussen wal en schip kunnen komen. Dat is niet alleen jammer voor de continuïteit, maar ook voor de deskundigheid die verloren gaat. Zij verzocht de staatssecretaris hiervoor een oplossing te vinden.

Mevrouw Vos (GroenLinks) bleef het jammer vinden dat niet alle departementen die een duidelijke relatie met NME hebben, deelnemen. Uit de nota blijkt dat de NME op 40% van de scholen in het basisonderwijs onvoldoende kwaliteit heeft. Hoe kan OCW dan van mening zijn dat er weinig extra's nodig is? Dan wordt de werkelijkheid toch onderschat. Verder vond zij het jammer dat ministeries die bijvoorbeeld alle moeite doen om mensen uit de auto te krijgen, niet het gevoel hebben in dit programma thuis te horen. Zij deed ten slotte een dringend beroep op de staatssecretaris te voorkomen dat door de nieuwe subsidieregeling mensen onnodig moeten worden ontslagen.

Mevrouw Schreijer-Pierik (CDA) betreurde het dat het ministerie van EZ niet bijdraagt. Het gaat immers niet alleen om economie en ecologie, maar ook om leefbaarheid en het voorkomen van criminaliteit in de toekomst. Kan de staatssecretaris de relatie van de nota NME 21 met de nota NBL en andere nota's aangeven? Mevrouw Schreijer sloot zich aan bij de opmerking van mevrouw Swildens over het financiële gat. Zij zei verder op haar vragen over het studiehuis en de lesprogramma's nog geen antwoord te hebben gekregen.

De heer Passtoors (VVD) verzocht de staatssecretaris in te gaan op de toetsing van en de financiële verantwoording voor de besteding van de 35 mln.

De VVD is er niet voor NME als een apart vak op de scholen te geven. Nascholing en lesbrieven zijn prima, maar de educatieve vaardigheden moeten geen onderdeel vormen van de nascholing. Hij verwachtte dat uit de evaluatie zal blijken dat NME in de kerndoelen onvoldoende tot uiting is gekomen. Kennelijk heeft de inspectie van OCW daar nu al een aandachtspunt van gemaakt. De tijd die leraren besteden aan NME vond hij toch ook een behoorlijke bijdrage van OCW.

Het was de heer Passtoors gebleken dat het veld de mogelijkheden die nu geboden worden, voldoende vindt. Ook zij hadden graag een verdeling over meer departementen gezien, maar het bedrag dat beschikbaar is, zou voldoende moeten zijn, zodat de discussie over de vraag of departementen wel of niet deelnemen, een idealistische of principiële wordt. Het blijft kabinetsbeleid en dat is de kern van de zaak. Op een vraag van mevrouw Swildens antwoordde hij dat EZ duidelijk thuishoort bij de combinatie ecologie en economische ontwikkeling. Daar legt het dan ook zijn speerpunt, maar niet bij educatie. Dat een departement niet meebetaalt, hoeft niet te betekenen dat het geen aandacht voor NME heeft. De staatssecretaris zou de departementen wel kunnen stimuleren concreet aandacht te besteden aan duurzaamheidsbeleid.

Groepen vrijwilligers zouden ook de gelegenheid moeten krijgen om projecten uit te voeren en projectplannen te maken. De overkoepelende organisatie IVN kan daarbij wellicht een taak hebben.

De staatssecretaris merkte op dat de evaluatie van de Extra impuls, het derde jaarrapport 1996–1999 reeds naar de Kamer te hebben gestuurd. In de bijbehorende brief staat de verdeling van gelden.

De nota NME 21 is een stuk van het hele kabinet, ook al houdt zich slechts een aantal departementen hiermee bezig. De staatssecretaris zei toe zich te blijven inspannen voor een verbreding. Van andere ministeries zal blijvend aandacht worden gevraagd voor de duurzame samenleving en het realiseren daarvan.

De regeling versterking maatschappelijke betekenis natuur is gebaseerd op projectsubsidies. Zij begreep dat verschillende organisaties vrezen voor een gat; de overgangsregeling voor exploitatiesubsidies en structurele subsidies, die drie jaar heeft geduurd, loopt immers volgend jaar af. Dat neemt niet weg dat organisaties drie jaar de tijd hebben gehad hun organisatiestructuur daarop aan te passen. Het is zeer spijtig als zij daarin niet zijn geslaagd of als mensen tussen wal en schip vallen, maar het hoort nu eenmaal bij de structuur die een aantal jaren geleden is bedacht. De nieuwe regeling zal in 2000 worden geëvalueerd. Blijkt aan de hand van goedgekeurde subsidies dat mensen een maand weg zouden moeten, maar daarna weer terug kunnen komen, dan wordt het uiterste gedaan om dat gat zo klein mogelijk te houden. De staatssecretaris zei nogmaals bereid te zijn over een oplossing te praten. Organisaties die zich bezighouden met structurele kennisinfrastructuur, kunnen wellicht nog een structurele bijdrage aanvragen.

De nota Natuur, bos en landschap wordt een vrij forse nota en zal zich moeten verhouden tot het nieuwe beleid op het gebied van plattelandsontwikkeling. De staatssecretaris hoopte deze nota rond de jaarwisseling gereed te hebben.

Zij erkende het belang van het studiehuis, zodat wel degelijk aansluiting zal worden gezocht bij het studiehuisconcept. Dit zal door de stuurgroep moeten worden vertaald in criteria voor het algemene beleidskader waarbinnen provincies, gemeenten en organisaties subsidies kunnen vragen.

De opmerkingen over de vrijwilligers en de vrijwilligersorganisaties nam zij zich ter harte. Deze mogen niet ineens slechter bediend worden. Zij riep de overkoepelende organisaties op, goed te communiceren met actieve groepen op gemeentelijk niveau. Daarbij moet erop worden gelet dat de kennisinstituten worden ingeschakeld, maar deze moeten ook zelf de markt op gaan. De stuurgroep zal worden verzocht hieraan ook aandacht te schenken in hun contact met de provincies.

Over de verantwoording merkte de staatssecretaris op dat ieder jaar een inhoudelijke evaluatie zal plaatsvinden in opdracht van de stuurgroep. Hoe dit precies vorm krijgt, moet nog blijken. Tegelijkertijd zal in het beleidskader een financiële verantwoording uitgewerkt worden met een eindevaluatie of eindcontrole eind 2003.

De voorzitter van de commissie,

Ter Veer

De griffier van de commissie,

Van Overbeeke


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Swildens-Rozendaal (PvdA), Ter Veer (D66), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Feenstra (PvdA), Poppe (SP), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Duivesteijn (PvdA), Stellingwerf (RPF), M.B. Vos (GroenLinks), Augusteijn-Esser (D66), Klein Molekamp (VVD), O.P.G. Vos (VVD), Passtoors (VVD), Eisses-Timmerman (CDA), Th.A.M. Meijer (CDA), Hermann (GroenLinks), Geluk (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Schoenmakers (PvdA), Waalkens (PvdA), Udo (VVD) en Herrebrugh (PvdA).

Plv. leden: Van Vliet (D66), Van Zuijlen (PvdA), Ravestein (D66), Zijlstra (PvdA), Albayrak (PvdA), Kant (SP), Mosterd (CDA), Bos (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Van der Steenhoven (GroenLinks), Scheltema-de Nie (D66), Verbugt (VVD), Te Veldhuis (VVD), Cornielje (VVD), Buijs (CDA), Rietkerk (CDA), Karimi (GroenLinks), Kamp (VVD), Reitsma (CDA), Van Wijmen (CDA), Patijn (VVD), Dijksma (PvdA), Belinfante (PvdA), Voorhoeve (VVD) en De Boer (PvdA).

Naar boven