nr. 17
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 28 juni 1999
Naar aanleiding van uw vraag nog vóór het zomerreces te
worden geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot het toekomstig beleid inzake natuur- en milieu-educatie (NME) deel ik
u hierbij het volgende mede.
In het Wetgevingsoverleg van 3 november 1997 werd op uw verzoek door de
toenmalige Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij een notitie in
het vooruitzicht gesteld over het toekomstig NME-beleid. Hierbij zend ik u
de toegezegde notitie, getiteld «NME 21: Leren voor een duurzame samenleving».1
De notitie is tot stand gekomen onder auspiciën van de Stuurgroep
Extra Impuls NME.
Hierin zijn formeel vertegenwoordigd de departementen van Buitenlandse
Zaken/Ontwikkelingssamenwerking; Landbouw, Natuurbeheer en Visserij; Onderwijs,
Cultuur en Wetenschappen; Verkeer en Waterstaat; Volksgezondheid, Welzijn
en Sport; Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. In de voorbereidende
werkgroep waren voorts vertegenwoordigd het Interprovinciaal Overleg (IPO),
de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), de Unie van Waterschappen (UvW)
alsmede het IVN, Vereniging voor natuur- en milieu-educatie als vertegenwoordiger
van het werkveld.
De departementen van Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking, Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij, Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer leveren gedurende de komende vier jaar
voor de uitvoering van het in de notitie «MNE 21» geformuleerde
beleid gezamenlijk een financiële inspanning van f 28 miljoen. In
de komende periode zal worden bezien welke mogelijkheden er zijn tot medebetrokkenheid
van enkele andere departementen. Naast deze financiering van rijkszijde
kan worden gerekend op financiële inspanningen van de decentrale overheden.
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
G. H. Faber