nr. 17
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Rijswijk, 22 juni 1995
Met onze brief van 8 maart jl. (Kamerstukken II, 1994, 20 423, nr.
16) hebben de Staatssecretaris van OCenW en ik u een eerste voortgangsrapportage
doen toekomen over de uitvoering van het beleid naar de toekomstige structuur
voor de «aansturing en financiering van het gezondheidsonderzoek»
(implementatie BAGO-2).Het betreft de vormgeving van een nieuwe intermediaire
organisatie voor projecten, experimenten en onderzoek op het terrein van volksgezondheid
(PEO-organisatie) en de uitwerking van de samenwerking tussen het bestaande
Gebied Medische Wetenschappen van de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk
Onderzoek (NWO).
Met deze brief informeer ik u over de verdere voortgang en ontwikkelingen.
Stand van zaken wetsvoorstel
Een concept-wetsvoorstel is thans gereed en wordt nu voor interdepartementaal
overleg aan andere betrokken departementen voorgelegd. Gelet op de betrokkenheid
van de Ziekenfondsraad zal ik het concept-wetsvoorstel aan de Ziekenfondsraad
voorleggen, die zijn reactie eind september kan uitbrengen. Aan het Praeventiefonds,
de Koninklijke Academie van Wetenschappen en de Nederlandse organisatie voor
Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) wordt eveneens het eindconcept van het wetsvoorstel
toegestuurd met verzoek om eventuele reactie. Met dit tijdstraject voor ogen
kan derhalve behandeling van het wetsvoorstel in de Ministerraad en vervolgens
aanbieding aan de Raad van State naar verwachting dit najaar plaatsvinden.
Voorbereiding PEO-organisatie «in oprichting»
In de brief van 8 maart hebben wij u gemeld dat, overeenkomstig onze toezegging
om reeds in 1995 binnen het bestaand wettelijk kader een start te maken met
de daadwerkelijke uitvoering van programma's conform de beoogde
structuur, overleg gaande was met het Praeventiefonds over een «in oprichting»-opzet
via een convenant voor de periode waarin er nog geen PEO-wet is.
Ik kan u mededelen dat ter uitwerking van het eerder aan u gemelde voornemen
zeer binnenkort, nog in juli a.s., het bedoelde convenant tussen VWS en het
Praeventiefonds – dat zal opgaan in de toekomstige PEO-organisatie –
zal worden afgesloten. Met het Praeventiefonds is overeengekomen dat een speciale
«PEO-commissie» wordt ingesteld die tot taak krijgt om door de
minister van VWS vastgestelde PEO-programma's tot uitvoering te brengen en
te financieren. Dat biedt de mogelijkheid reeds een start te maken met de
werkwijze die wordt beoogd met de toekomstige PEO-organisatie. Voor de uitvoering
van de programma's wordt jaarlijks door VWS een budget toegekend. Als voorzitter
van de «PEO-commissie» is drs. D. Dees bereid gevonden.
De concept-tekst van het convenant is ter informatie als bijlage bij deze
brief gevoegd1.
Samenwerking tussen PEO-organisatie en NWO
De ingestelde ad hoc werkgroep van deskundigen o.l.v. Prof. dr. A. Struyvenberg,
waarover u ook in de brief van 8 maart bent geïnformeerd, heeft op verzoek
van de minister van OCenW en mijzelf een voorstel ontwikkeld voor de wijze
waarop aan de samenwerking tussen de nieuwe PEO-organisatie en het gebiedsbestuur
Medische Wetenschappen van NWO vorm kan worden gegeven. Het voorstel van de
werkgroep is als bijlage 2 te uwer informatie bijgevoegd1. Wij staan positief tegenover de voorgestelde lijn voor samenwerking.
De aanbevolen weg van de geleidelijkheid spreekt ons aan. Bij de verdere uitwerking
aan de samenwerking op programmatisch niveau dient rekening te worden gehouden
met de rol van de Ziekenfondsraad bij het doelmatigheidsonderzoek. Wij achten
echter in de voorgestelde aanpak geen belemmeringen aanwezig om de betrokkenheid
van de Ziekenfondsraad bij dit onderzoeksterrein voldoende tot uitdrukking
te brengen. Wij zullen het voorstel van de werkgroep samenwerking aanbevelen
bij de voorzitter van de PEO-commissie en via het algemeen bestuur NWO bij
de voorzitter van het gebiedsbestuur Medische Wetenschappen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
mede namens de Minister van OCenW,
E. Borst-Eilers