20 361 Suriname

32 043 Toekomst pensioenstelsel

Nr. 197 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juli 2021

Met de motie van het lid Van Weyenberg (D66) c.s. van 15 oktober 2020 over de onvolledige AOW-opbouw van Surinaamse Nederlanders is de regering verzocht een adviescommissie van wijzen in te stellen die nagaat of een juridische grondslag kan worden gevonden die ruimte geeft om gericht en uitsluitend deze groep toenmalig rijksgenoten die leefde in Suriname in de periode 1957 tot 1975 en nu langere tijd woonachtig is in Nederland, tegemoet te komen voor hun onvolledige AOW-opbouw.1 In mijn brief van 5 februari 2021 heb ik u geïnformeerd over de wijze waarop ik invulling zou geven aan deze motie.2 Enerzijds door het instellen van een commissie van wijzen die onderzoekt of een er een juridische grondslag is die ruimte geeft om gericht en alleen deze groep tegemoet te komen. Daarnaast heb ik de Raad van State gevraagd om met een voorlichting advies uit te brengen over de gevolgen die het instellen van een onverplichte tegemoetkoming kan hebben voor het Statuut van het Koninkrijk.

Op 1 juli 2021 heeft de adviescommissie onder voorzitterschap van Dr. J.J. Sylvester, mij haar eindrapport aangeboden. Graag wil ik de adviescommissie bedanken voor haar inspanningen en het eindrapport. Daarmee is voor het eerste deel invulling gegeven aan de motie van het lid Van Weyenberg c.s. Om verder recht te doen aan deze motie zal ik in overleg treden met de Raad van State over de invulling van het voorlichtingsverzoek en uw Kamer hierover informeren.

Bijgaand ontvang u het eindrapport «Onvolledige opbouw AOW, Naar een onverplichte tegemoetkoming voor ouderen van Surinaamse herkomst»3.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Kamerstuk 29 389, nr. 103

X Noot
2

Kamerstukken 20 361 en 32 043, nr. 195

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven