32 184
Subsidiariteitstoets Europees voorstel erfenissen en testamenten

B
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 23 februari 2010

De vaste commissie voor JBZ-Raad1 heeft in haar vergadering van 17 november 2009 een subsidiariteitstoets uitgevoerd met betrekking tot het voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en authentieke akten op het gebied van erfopvolging en betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (COM (2009) 154)2

Naar aanleiding daarvan heeft zij de minister van Justitie op 24 november 2009 een brief met vragen gestuurd.

De minister heeft op 16 februari 2010 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor de JBZ-Raad,

Kim van Dooren

BRIEF AAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Den Haag, 24 november 2009

De vaste commissie voor de JBZ-Raad heeft in haar vergadering van 17 november jl. een subsidiariteitstoets uitgevoerd met betrekking tot het voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en authentieke akten op het gebied van erfopvolging en betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (COM (2009) 154)1. De commissie heeft met betrekking tot de rechtsgrondslag van het voorstel en de subsidiariteit en proportionaliteit een positief oordeel geveld, maar zij heeft nog enige vragen aan u met betrekking de Hoofdstukken IV (erkenning en tenuitvoerlegging) en V (authentieke akten) van de Verordening. Deze hoofdstukken bevatten artikelen die bepalen dat op grond van de Verordening gegeven beslissingen in de overige lidstaten worden erkend zonder dat daartoe een procedure is vereist, en dat authentieke akten, verleden in een lidstaat, worden erkend in de andere lidstaten. Op deze hoofdregels bestaan slechts beperkte uitzonderingen, veelal verband houdend met de openbare orde van de andere lidstaat.

De commissie leest in deze artikelen dat het exequatur met betrekking tot beslissingen en de apostille met betrekking tot akten worden afgeschaft in erfrechtzaken. De commissie vraagt zich af of dit wel verstandig is, en of niet de voorkeur moet worden gegeven aan een gefaseerde afschaffing. De commissie wijst in dit verband op de inbreng van drie deskundigen tijdens een hoorzitting in de Tweede Kamer over het Programma van Stockholm op 9 september 2009.2 Deze deskundigen, mr. Kortlang (voorzitter KNB), mr. Van Iterson (voormalig Raadsadviseur Ministerie van Justitie) en mr. Van Maanen (advocaat) gaven allen aan dat voorzichtigheid betracht moet worden bij het eventueel afschaffen van het exequatur en de apostille. Zo’n afschaffing zou pas overwogen kunnen worden indien tussen de EU-lidstaten voldoende vertrouwen in elkaars beslissingen en akten bestaat.

Met de deskundigen vraagt de commissie zich af of dit vertrouwen nu al kan bestaan, met name gelet op de stand van het recht en de kwaliteit van de gerechten3 in de nieuwere lidstaten. Zij krijgt graag van u een uiteenzetting over dit vraagstuk.

Voorzitter van de commissie,

M.J.M. Kox

BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 februari 2010

Naar aanleiding van uw brief van 24 november jl. (met kenmerk 145 375u) waarin u mij vraagt u nader te informeren over de hoofdstukken IV (erkenning en tenuitvoerlegging) en V (authentieke akten) in het voorstel voor een erfrechtverordening, in het bijzonder ten aanzien van de exequaturprocedure, bericht ik u als volgt.

Om tot een goede afwikkeling van een internationale nalatenschap te kunnen komen, is het noodzakelijk dat in de verordening wordt voorzien in de erkenning van rechtswege van (gerechtelijke en andere) beslissingen en akten ten aanzien van de nalatenschap. De Commissie heeft in haar voorstel voor een ontwerpverordening inzake het erfrecht in de hoofdstukken IV en V de verordening Brussel I van toepassing verklaard op de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen en authentieke akten inzake het erfrecht. Onder de huidige verordening Brussel I betekent dit dat buitenlandse beslissingen en authentieke akten voor wat betreft het erfrecht zonder meer erkend worden in Nederland, maar dat voor de tenuitvoerlegging hiervan een exequatur van de Nederlandse rechter is vereist. De rechter mag daarbij alleen toetsen of aan bepaalde formaliteiten is voldaan en niet aan enig andere weigeringsgrond. De verordening Brussel I bevat een aantal waarborgen voor de verweerder doordat voor hem tegen de exequaturverlening een rechtsmiddel openstaat. Daarbij kan hij vragen het exequatur alsnog te weigeren wegens kennelijke strijd met de openbare orde en onverenigbaarheid van de beslissing met een in de aangezochte lidstaat gegeven beslissing. Is tegen de verweerder verstek verleend, dan kan onder bepaalde voorwaarden het exequatur ook alsnog worden geweigerd als het procesinleidend stuk niet tijdig aan hem was betekend. De Nederlandse rechter zal ook in het kader van het rechtsmiddel niet kunnen toetsen of de inhoud van de beslissing of de akte gelet op de feiten in de zaak een juiste is.

Op dit moment bereidt de Commissie een voorstel voor herziening van de verordening Brussel I voor. Het belangrijkste doel van de herziening is de afschaffing van het exequatur voor de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen en authentieke akten. In de reactie op het groenboek over de herziening van Brussel I heeft Nederland zich positief uitgesproken over de voorgenomen afschaffing van het exequatur. Wel blijven waarborgen voor de verweerder nodig. Gedacht dient hierbij te worden aan bijvoorbeeld het recht voor de verweerder om gehoord te worden en waarborgen op het gebied van de betekening en kennisgeving van stukken aan de verweerder. Welke waarborgen in de plaats zullen komen van de exequaturprocedure in het voorstel van de Commissie en hoe dat voorstel, dat begin 2011 wordt verwacht, er precies uit komt te zien, is op dit moment nog niet te zeggen.

Bij de onderhandelingen over de ontwerpverordening inzake het erfrecht is de voorgenomen afschaffing van het exequatur in de verordening Brussel I voor mij een aandachtspunt. Mocht blijken dat de nieuwe regeling van Brussel I onvoldoende rekening heeft kunnen houden met de bijzondere positie van de verweerder in erfrechtelijke kwesties dan zal zonodig een afwijkende regeling bepleit worden voor de erfrechtverordening om alsnog de nodige waarborgen veilig te stellen.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Dölle (CDA), Van de Beeten (CDA), Broekers-Knol (VVD), De Graaf (VVD), Kox (SP) (voorzitter), Meurs (PvdA), Eigeman (PvdA), Engels (D66), Franken (CDA) (vice-voorzitter), Van Kappen (VVD), Peters (SP), K.G. de Vries (PvdA), Haubrich-Gooskens (PvdA), Reuten (SP), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Van Bijsterveld (CDA), Strik (GL), Lagerwerf-Vergunst (CU), Duthler (VVD), Vliegenthart (SP), Kuiper (CU), Yildirim (Fractie-Yildirim) en Tiesinga (CDA).

XNoot
2

Dossier 3.2.40 op www.europapoort.nl.

XNoot
1

Dossier 3.2.40 op www.europapoort.nl

XNoot
2

Een beknopt verslag van de hoorzitting is te vinden in dossier 1.0.31 op www.europapoort.nl.

XNoot
3

Blijkens de toelichting op de verordening vallen daaronder ook «andere instanties die een functie uitoefenen die onder de rechterlijke bevoegdheid valt, met name via delegatie, waardoor het in het bijzonder de notarissen en griffiers omvat».

Naar boven