B
MEMORIE VAN ANTWOORD
Ontvangen 20 november 2009
Inleiding
Graag wil ik de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en
Wetenschapsbeleid danken voor de snelle en coöperatieve medewerking aan
de totstandkoming van het voorlopig verslag en voor de vragen die zijn gesteld.
Op de door deze leden gestelde vragen ga ik, mede namens de Staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Wonen, Wijken en
Integratie, hieronder in.
Het verheugt mij dat de leden van de PvdA-fractie met instemming kennis
hebben genomen van het wetsvoorstel.
Uitstel marktwerking
Het uitstel van de marktwerking is ingegeven door de
noodzaak het publiek bekostigde beroepsonderwijs de ruimte en de luwte te
geven teneinde ook daadwerkelijk de doelen waar te maken. Aldus de beantwoording
door de staatssecretaris in het debat in de Tweede Kamer op 8 oktober
2009 (Handelingen TK 8 oktober 2009, blz. 12–853 e.v.). Die periode
zou mede ter borging van de kwaliteit van het beroepsonderwijs moeten dienen.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering zou willen aangeven welke
concrete acties en plannen zij hiertoe voor ogen heeft, mede in het licht
van de uitvoering van de motie Dijsselbloem/Biskop (TK 32 146, nr. 9)
waarin naar voorstellen voor flankerend beleid voor de kwaliteit van educatie
werd gevraagd.
Het komend jaar zal een aantal onderwerpen nader in beeld worden gebracht.
In samenwerking met de VNG, MBO Raad en andere (individuele) marktpartijen
zal een inventarisatie worden gemaakt van belemmeringen die invoering van
de marktwerking in de educatie mogelijk in de weg kunnen staan en de randvoorwaarden
die nodig zijn voor een evenwichtige introductie van de marktwerking in de
educatie. In januari 2010 organiseren de VNG en MBO Raad hiertoe een bijeenkomst.
Daarnaast zal onder meer samen met de Inspectie van het Onderwijs, docenten,
gemeenten en educatieaanbieders worden bezien hoe kwaliteit gedefinieerd en
geborgd kan worden.
Ervaringen met marktwerking in het inburgeringsonderwijs
In het debat in de Tweede Kamer kwamen de ervaringen
met de marktwerking bij de inburgering aan de orde. De leden van de PvdA-fractie
vragen welke lessen de regering hieruit zou willen trekken en hoe te voorkomen
zou zijn dat wederom sprake zal zijn van dermate grote budgettaire problemen
in combinatie met kapitaalvernietiging. Immers, was niet alleen de stagnatie
bij de instroom van deelnemers hiervan de oorzaak, maar ook onder meer gebrek
aan gelijk speelveld vanwege verschillen in arbeidsvoorwaardenregimes, gebrek
aan kwaliteitscontrole en andere gebreken bij de aanbestedingspraktijk waardoor
de selectie te vaak eenzijdig op basis van prijsniveau plaatsvond met alle
nadelige gevolgen van dien, niet alleen voor de roc’s maar vooral ook
voor de deelnemers. Zie hierover ook de brief van de MBO Raad aan de vaste
Kamercommissie WWI van de Tweede Kamer d.d. 8 oktober 2009, kenmerk JZIJ/MHA/122060/2009.
Deze leden vragen welke consequenties in de visie van de regering hieraan
zijn te verbinden voor het beleid inzake marktwerking bij het publiek gefinancierde
beroepsonderwijs.
Per 1 januari 2013 zal er één ontschot participatiebudget
gelden. Vanaf dat moment geldt er ook marktwerking voor de inkoop van educatietrajecten.
De marktwerking heeft uitsluitend betrekking op de onderdelen van het participatiebudget
en niet op het middelbaar beroepsonderwijs.
De belangrijkste les die geleerd kan worden uit de invoering van marktwerking
in de inburgering (en ook in andere sectoren) is dat er een evenwichtig voorwaardenscheppend
kader moet zijn waarbinnen gemeenten en aanbieders met elkaar samenwerken.
Een goed begrip en kennis van de marktmogelijkheden en de behoefte van de
doelgroep zijn essentiële aspecten om tot een goed rendement van de ingezette
middelen te komen. Om de effectiviteit van het aanbesteden in de volwasseneducatie
te vergroten is het van belang dat gemeenten en aanbieders in een vroeg stadium
contact met elkaar hebben om wederzijdse verwachtingen, behoeftes en mogelijkheden
te onderzoeken en daarop de formulering van de inkoopvraag aan te passen.
Daarbij moet helder zijn wat de gemeente van de aanbieder verwacht, onder
meer op het terrein van kwaliteit, toegankelijkheid en geleverde prestaties.
Zoals hierboven reeds aangegeven, zullen de betrokken partijen hierover begin
2010 overleggen.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart