32 123 IIA
Vaststelling van de begrotingsstaat van de Staten-Generaal (IIA) voor het jaar 2010

B
BRIEF AAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 november 2009

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin heeft in haar vergadering van dinsdag 27 oktober jl. gesproken over uw brief van 28 september 2009 (kenmerk BPR2009/U56899) betreffende wijzigingen in de mogelijkheden om bij de Eerste Kamerverkiezingen lijstencombinaties aan te gaan. De commissie wil u laten weten dat met name de laatste alinea van de brief bij haar veel vragen heeft opgeroepen. U schrijft hier dat in het wetsvoorstel tot wijziging van de Kieswet van vervroeging van het tijdstip van kandidaatstelling voor de Eerste Kamerverkiezingen is afgezien, en dat gekozen is voor een bepaling die stelt dat alleen lijstencombinaties die bij de provinciale statenverkiezingen in meer dan de helft van de provincies zijn aangegaan als een lijstencombinatie gelden voor de Eerste Kamerverkiezing. Het was de commissie niet duidelijk wat hiermee bedoeld werd. Wat zouden bijvoorbeeld de gevolgen van een dergelijke bepaling zijn voor een politieke partij als de Onafhankelijke Senaatsfractie (OSF)?

Inmiddels is het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend. De leden van de commissie hebben er dus kennis van kunnen nemen en hebben daardoor een beter beeld van de bedoelingen van de regering gekregen. De commissie wil opmerken dat zij bezwaren heeft tegen het voorgestelde nieuwe artikel S 8 Kieswet. Deze bezwaren spitsen zich toe op twee punten:

1. Het nieuw voorgestelde artikel S 8 bepaalt dat kandidatenlijsten van verschillende politieke groeperingen zijn verbonden tot een lijstencombinatie, indien diezelfde lijstencombinatie bij de laatstgehouden verkiezingen van de leden van provinciale staten in meer dan de helft van de provincies is aangegaan. Dit betekent dat politieke partijen die zijn georganiseerd als federatief samenwerkingsverband van provinciale politieke partijen geen lijstverbindingen kunnen aangaan voor de Eerste Kamerverkiezingen. De regering geeft dat ook met zoveel woorden aan in de memorie van toelichting, waarbij zij het voorbeeld van de OSF noemt. De commissie acht de gekozen oplossing principieel onjuist. Verder merkt zij op dat de wetgever in het verleden juist rekening gehouden heeft met de positie van politieke partijen die zijn georganiseerd als samenwerkingsverband van provinciale partijen. De commissie wijst in dit verband op artikel 4, tweede lid, van de Wet subsidiëring politieke partijen (Wspp), waarin – kort gezegd – is bepaald dat indien van een politieke partij een andere politieke groepering lid is, de leden van deze politieke groepering worden aangemerkt als leden van de politieke partij als bedoeld in de Wspp.

  Op grond van het voorgaande geeft de commissie de regering in overweging het voorgestelde artikel S 8 Kieswet aan te passen. De commissie geeft alles afwegende toch de voorkeur aan vervroeging van het aangaan van lijstencombinaties voor de verkiezing van de Eerste Kamer, zoals ook gevraagd is in de motie-Noten c.s., waarin de regering werd verzocht om wetgeving te bevorderen waardoor lijstverbindingen niet ná de verkiezingen van de provinciale staten kunnen worden aangegaan (Kamerstukken I 2008/09, 31 200 IIA, F). Uiteraard staat de commissie open voor eventuele andere oplossingen om uitvoering te geven aan de genoemde motie.

2. Op grond van het nieuw voorgestelde artikel S 8 is voortaan geen sprake meer van keuzevrijheid voor politieke partijen om al dan niet een lijstencombinatie aan te gaan. Lijstencombinaties die bij de verkiezingen voor provinciale staten zijn aangegaan werken namelijk automatisch door bij de Eerste Kamerverkiezingen. De commissie kan de gedachte achter deze verplichte doorwerking weliswaar volgen, maar zij is niet direct overtuigd van de noodzaak van een dergelijke doorwerking. Zij is van mening dat het nog te vroeg is om de vrijheid van partijen om al dan niet hun lijsten te combineren in te perken.

De commissie wacht met belangstelling op een reactie van de zijde van de regering.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin (BZK/AZ),

L. M. L. H. A. Hermans

Naar boven