32 049 (R1891)
Goedkeuring van de op 28 april 2008 en 5 mei 2008 te Washington totstandgekomen wijzigingen van de Overeenkomst betreffende het Internationale Monetaire Fonds (Trb. 2009, 17)

C
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR BUITENLANDSE ZAKEN, DEFENSIE EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING EN VOOR FINANCIEN1

Vastgesteld 23 februari 2010

Het voorbereidend onderzoek geeft de leden van de fractie van de SP aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

In de toelichtende nota bij het wetsvoorstel wordt melding gemaakt van twee wijzigingen van de uit 1945 stammende Overeenkomst betreffende het IMF. De leden van de SP-fractie hebben vragen over beide wijzigingen, die grotendeels parallel lopen met eerder door de Raad van State geuite bedenkingen. Naar de mening van de leden van de SP-fractie heeft de regering de door de Raad ingebrachte punten niet afdoende beantwoord. Daarom maken deze leden hierbij dankbaar gebruik van de gelegenheid de regering te bevragen over de bewuste wijzigingen en enkele andere zaken rondom deze Overeenkomst en het IMF.

1. Wijzigingsprocedure

Met betrekking tot de wijzigingsprocedure zelf komt de Raad van State tot de volgende analyse:

In de toelichtende nota wordt erop gewezen dat op grond van artikel XXVIII van de Overeenkomst een wijziging voor alle lidstaten van kracht wordt, nadat drievijfde van de lidstaten met vijfentachtig procent van het totaal van de stemmen de desbetreffende wijziging heeft aanvaard en de lidstaten hiervan in kennis zijn gesteld door het IMF. Ingevolge onderdeel c van artikel XXVIII treedt de wijziging in dat geval inwerking drie maanden nadat de lidstaten hiervan in kennis zijn gesteld. Deze regeling brengt voor het Koninkrijk mee dat, wil de gebruikelijke goedkeuringsprocedure voor een verdragswijziging kunnen worden gevolgd, deze dient te zijn voltooid voordat het tijdstip van inwerkingtreding aanbreekt. Indien de goedkeuring niet op dat tijdstip is verkregen, heeft de regeling tot gevolg dat het Koninkrijk wordt gebonden aan de wijziging van een verdrag zonder dat deze binding ingevolge artikel 91 van de Grondwet is voorafgegaan door uitdrukkelijke of stilzwijgende goedkeuring van de Staten-Generaal en de Staten van de Nederlandse Antillen en Aruba. De toelichtende nota gaat ervan uit dat in dat geval de wijziging moet worden gezien als een besluit van een volkenrechtelijke organisatie als bedoeld in artikel 91 van de Grondwet. Uit de toelichting blijkt niet of in dat geval de nog lopende parlementaire goedkeuringsprocedure wordt voortgezet. (...) Onder verwijzing naar eerdere adviezen over vergelijkbare regelingen is de Raad van State van oordeel dat van een besluit van een volkenrechtelijke organisatie geen sprake kan zijn, nu de wijzigingen in beginsel aanvaarding van de afzonderlijke lidstaten volgens hun eigen daarvoor geldende procedures behoeven.

De Eerste Kamer ontving de bedoelde wijzigingen per brief, met het verzoek over te gaan tot stilzwijgende goedkeuring, lang nadat de 3 maanden termijn zoals hierboven geschetst, was verstreken. Gezien de werking van het parlementaire systeem, zeker in landen met twee Kamers, is drie maanden geen realistische termijn en komt e.e.a. neer op windowdressing. Graag ontvangen de leden van de SP-fractie een diepgaandere versie van de korte afwijzende reactie van de regering op de hierboven aangehaalde inbreng van de Raad van State en op het punt van de 3 maanden termijn.

2. Vergroting stemrecht kleine lidstaten.

De eerste voorgestelde wijziging (van 28 april 2008) beoogt een vergroting van het stemrecht en de vertegenwoordiging in het IMF van lidstaten met een klein stemgewicht. De Overeenkomst voorziet in een vaststelling dat het aantal basisstemmen 5,502% van het totaal aantal stemmen bedraagt. Volgens de toelichtende nota zal dit er toe leiden dat het aantal basisstemmen verdrievoudigt. Dit betekent niettemin dat na inwerkingtreding nog steeds bijna 95% van de stemmen wordt gebaseerd op het aantal Speciale Trekkingsrechten, zodat het effect van de uitbreiding van het aantal basisstemmen zeer beperkt lijkt te zijn. Ook op dit punt zijn de leden van de SP-fractie van mening dat de regering de Raad van State te kort doet. Hier is duidelijk sprake van een Pyrrhus-overwinning voor de kleine lidstaten. Zou, gezien de noodzaak van omvorming en democratisering van het IMF, zoals ook door de Nederlandse regering onderschreven, een ingrijpender wijziging niet wenselijk zijn geweest?

3. Beleggingsmandaat

De tweede voorgestelde wijziging (van 5 mei 2008) betreft een verruiming van het beleggingsmandaat van het IMF. De Raad van State merkt hierover het volgende op:

De toelichtende nota maakt niet duidelijk waarom een vergroting van het beleggingsrendement van het IMF nodig of gewenst is, mede in het licht van de doelstellingen van het IMF, het bevorderen van financiële stabiliteit en het lenen van geld aan landen die in financiële moeilijkheden verkeren. Voorts is onvoldoende duidelijk hoe het nieuwe beleggingsbeleid er uit zal zien. De toelichtende nota noemt een aantal grondbeginselen. De Raad ziet vooralsnog niet in hoe het grondbeginsel dat het College van Bewindvoerders een centrale rol krijgt bij het bepalen van het beleggingsbeleid, te verenigen valt met het beginsel dat het IMF bij het beleggen geen gebruik maakt van niet-publiek bekende informatie. Evenmin wordt in de toelichtende nota vermeld of de ontwikkelingen in de wereldeconomie na mei 2008 gevolgen zullen hebben voor het gewijzigde beleggingsbeleid van het IMF. De Raad adviseert in de toelichtende nota uitgebreider aandacht te besteden aan bovenstaande onderwerpen.

Het komt de leden van de SP-fractie voor dat de Raad van State hier een uiterst belangwekkende vraag stelt, zeker in het licht van de oorzaken en gevolgen van de financiële crisis. Als reden vóór verruiming van het beleggingsmandaat voert de regering aan dat het IMF daarmee in lijn komt met andere internationale financiële instellingen. Welke instellingen worden bedoeld en waarom zou het IMF daarmee in lijn moeten zijn?

Waarom is het wenselijk dat het IMF de aandelenmarkt op gaat? Het is de leden van de SP-fractie niet duidelijk, gezien missie en doelstellingen van het IMF, waarom er risicovoller belegd zou moeten worden. Graag ontvangen deze leden een reactie van de regering waarin duidelijk wordt gemaakt hoe de nieuwe beleggingsstrategie zich verhoudt tot het mandaat van het IMF. Voorts: waaruit blijkt dat het College van bewindvoerders voldoende in staat is om beleggingsbeslissingen te nemen? En hoe wordt voorkomen dat niet-publieke informatie toch wordt benut om tot beleggingsbeslissingen te komen?

Tenslotte op dit punt worden de leden van de SP-fractie graag geïnformeerd over de inzichten van de regering aangaande het effect van substitutie van beleggingen in staatsobligaties door beleggingen in aandelen op de prijzen van beide. Verwacht de regering dan – bij een gegeven rentespreiding en bij voor beide beleggingsvormen gelijke omstandigheden – een relatieve stijging van de rente op staatsobligaties en zo hogere overheidsuitgaven? Heeft de regering enige garantie, bijvoorbeeld in de vorm van beleggingsrichtlijnen, dat het nieuwe beleggingsbeleid niet slechts ziet naar het rendement op de IMF-portefeuille maar vooral ook naar het rente-effect voor de staatsbegrotingen van landen? Indien de regering deze garantie thans niet heeft, welke mogelijkheden ziet zij dan om de genoemde overwegingen substantieel deel te doen uitmaken van het voorgestelde IMF-beleggingsbeleid?

4. Appreciatie huidige IMF cq. Bretton Woods instellingen

Tenslotte stellen de leden van de SP-fractie het op prijs van de regering een appreciatie te vernemen van het IMF zoals het op dit moment functioneert. Nog maar enkele jaren geleden stonden zowel IMF als buurman Wereldbank er slecht op. In brede kring wordt nu erkend dat de «Washington Consensus» dramatische effecten op de ontwikkeling van lage inkomenslanden heeft gehad, zie bijvoorbeeld het World Development Report 2008 van de Wereldbank zelf (over de verontachtzaming van de landbouw) en het kortgeleden verschenen WRR-rapport Minder pretentie, Meer ambitie, voorwaar toch geen links-populistische schrijfsels. Hoe apprecieert de regering thans bijvoorbeeld het toonaangevende boek over het IMF uit 2002 van Joseph Stiglitz (Globalization and its discontents, 2002)? Welke lessen trekt de regering hieruit?

Vindt de regering dat de missie van Wereldbank en IMF onderhand duidelijk onderscheidend zijn geformuleerd en dat dit in de praktijk ook beter werkt? Zo ja, waar blijkt dat uit? Hoe denkt de regering deze instellingen, maar ook de WTO, tot meer pluriformiteit aan te zetten? De «one size fits all» gedachte van een volledig geliberaliseerde wereldeconomie blijkt immers nog volkomen dominant, zo blijkt ook keer op keer wanneer het «mislukken» van de Doha-ronde wordt betreurd. Met een andere manier van denken valt ook te zeggen dat deze «mislukking» geholpen heeft om nieuwe realiteiten in de wereld onder ogen te zien, zoals bijvoorbeeld het feit dat rijstexporterende landen tijdens een voedselcrisis de export terugschroeven of stopzetten: een begrijpelijke reflex. Het begrip «voedselsoevereiniteit» werd geboren en laat zien dat een hoog percentage voedselvoorziening binnen land en regio gewenst en zelfs noodzakelijk is. Dit wordt echter als protectionistisch bestempeld en in en buiten WTO kringen verwerpelijk gevonden. Graag ook op dit punt een reactie van de regering.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking,

De Graaf

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Essers

De griffier voor dit verslag,

Hester Menninga


XNoot
1

Samenstelling:

Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking:

Van den Berg (SGP), Dupuis (VVD), Rosenthal (VVD), Ten Hoeve (OSF), De Graaf (VVD) (voorzitter), Vedder-Wubben (CDA), Kox (SP), Schouw (D66), Van Driel (PvdA), Eigeman (PvdA), Franken (CDA) (1e vice-voorzitter), Thissen (GL), Van Kappen (VVD), De Boer (CU), K.G. de Vries (PvdA), Willems (CDA), Haubrich-Gooskens (PvdA), Hillen (CDA), Smaling (SP) (2e vice-voorzitter), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Kuiper (CU), Elzinga (SP), Vliegenthart (SP), Yildirim (Fractie-Yildirim), Flierman (CDA) en Tiesinga (CDA).

Financiën:

Van den Berg (SGP), Bemelmans-Videc (CDA), Terpstra (CDA), Ten Hoeve (OSF), Kox (SP), Vedder-Wubben (CDA), Biermans (VVD), Essers (CDA) (voorzitter), Noten (PvdA), Sylvester (PvdA), Schouw (D66), Van Driel (PvdA), Doek (CDA), Leijnse (PvdA), Peters (SP), De Boer (CU), (vice-voorzitter), Reuten (SP), Hofstra (VVD), Asscher (VVD), Laurier (GL), Hermans (VVD), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Elzinga (SP) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

Naar boven