B
VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN1
Vastgesteld 16 december 2009
De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennis genomen van het
onderhavige wetsvoorstel. Zij hebben evenwel nog een drietal vragen.
Uit de wetstekst valt af te leiden dat er voor aanbestedende diensten
een stand still periode geldt van 15 dagen (de Alcatel termijn). Voor de inschrijvers
is het zowel tijdens als na deze periode mogelijk om doeltreffend beroep te
kunnen instellen tegen een gunningsbeslissing van de aanbestedende dienst
voordat de laatstgenoemde een overeenkomst heeft gesloten met een beoogde
wederpartij. Zien de aan het woord zijnde leden het goed, dat deze beroepsmogelijkheid «ex
ante» niet aan enige (verval)termijn is gebonden?
De mogelijkheid tot het instellen van beroep nadat als resultaat van een
gunningsbeslissing een overeenkomst door de aanbestedende dienst is gesloten,
vervalt na een periode van respectievelijk 30 dagen of 6 maanden. Waarom
zijn hier de minimumtermijnen aangehouden, die de Richtlijn voor het beroep «ex
post»geeft? Is de praktijk wel gediend met dergelijke zeer korte termijnen?
De aan het woord zijnde leden zijn verheugd over het feit, dat er ook
in het kader van aanbestedingsgeschillen kan worden gekozen voor arbitrage.
Dit betekent, dat er ook in dit domein een snel beroep kan worden gedaan op
ter zake kundige scheidslieden, terwijl de rechterlijke macht van het beslissen
van een aantal vaak lastige geschillen wordt ontlast. Nu lijkt er een tegenspraak
te zijn tussen de tekst van art. 20 sub b van het wetsvoorstel, waarin is
vermeld, dat van een uitspraak in arbitrage beroep kan worden ingesteld bij
de rechter, en de tekst van de Nota naar aanleiding van het verslag p. 3,
waarin staat geschreven: «Beroep tegen een arbitrage-uitspraak geschiedt
in beginsel via het instellen van arbitraal appel.» Het komt de leden
van de CDA-fractie voor dat er met het beroep, zoals aangeduid in art. 20
sub b wordt bedoeld de aanvraag tot vernietiging van een arbitraal vonnis,
zoals bepaald in art.1064 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
In deze opvatting wordt hiermee immers voldaan aan de wens van de Raad van
State om van een arbitraal vonnis (uiteindelijk) ook een beroep
te kunnen instellen bij een rechterlijke instantie in de zin van art. 234
EG.
Graag vernemen de leden van de CDA-fractie het antwoord op deze vragen
van de regering.
Vertrouwende, dat deze vragen volledig en voor vrijdag 18 december
10:00 zullen worden beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging
over het onderhavige wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,
Kneppers-Heynert
De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,
Warmolt de Boer
XNoot
1
Samenstelling:
Schuurman (CU), Van den Berg (SGP), Meindertsma (PvdA), Broekers-Knol
(VVD), Terpstra (CDA), Kneppers-Heynert (VVD) (voorzitter), Kox (SP), Essers
(CDA), Hamel (PvdA), Sylvester (PvdA), Schouw (D66), Van Driel (PvdA), Doek
(CDA), Franken (CDA), Böhler (GL), Willems (CDA), Reuten (SP) (vice-voorzitter),
Hofstra (VVD), Asscher (VVD), Laurier (GL), Koffeman (PvdD), Elzinga (SP),
Vliegenthart (SP), Kuiper (CU), Yildirim (Fractie-Yildirim).