31 916
Herindeling van de gemeenten Rotterdam en Rozenburg

A
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE ZAKEN EN DE HOGE COLLEGES VAN STAAT/ALGEMENE ZAKEN EN HUIS DER KONINGIN1

Vastgesteld 15 september 2009

Het voorbereidend onderzoek geeft de commissie aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Door gemeenten zelf gewilde herindelingen beoordelen zij in beginsel positief. Zij hebben nog slechts enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling, maar ook met de nodige twijfel kennis genomen van het voorstel om de gemeenten Rotterdam en Rozenburg te laten fuseren. Zij hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie, alsmede de leden van de CU-fractie, hebben met belangstelling van het wetsvoorstel kennis genomen. Vanwege het feit dat sinds 2002 (wijziging Wet ARHI) de wetgever (en niet meer de minister) het aangewezen orgaan is om de behoorlijkheidvraag wat betreft de voorbereiding van het herindelingadvies c.q. van het wetsvoorstel te beantwoorden, hebben deze leden er behoefte aan de regering enige vragen voor te leggen.

De fractie van de OSF heeft met enige verbazing kennis genomen van dit wetsvoorstel. Het komt haar voor dat de procedure waarlangs het wetsvoorstel tot stand is gekomen niet vlekkeloos is geweest en zij heeft daarover dan ook nog enkele vragen.

Draagvlak

De leden van de fractie van het CDA vragen in hoeverre de regering de burgerparticipatie ter voorbereiding op deze herindeling als voldoende beoordeelt, dit ook in relatie tot het later ingetrokken raadsbesluit om een referendum te houden?

De commissie BZK/AZ van de Eerste Kamer heeft vanuit de gemeente Rozenburg vernomen dat de college-partijen (CDA en Gemeentebelangen Rozenburg) de nodige twijfels hebben bij de voorgestelde herindelingen en bezwaren hebben met betrekking tot het proces op basis waarvan het voorstel om tot herindeling te komen tot stand is gekomen. Vandaar dat de leden van de SP-fractie benieuwd zijn naar de inschattingen van de regering omtrent het lokale draagvlak voor de voorgestelde herindeling. Wat is volgens de regering het draagvlak onder de bevolking van Rozenburg voor de gemeentelijke herindeling? Kan de regering aangeven op welke gegevens zij zich heeft gebaseerd?

Aangezien het beleidskader van het kabinet wil dat onder meer aandacht wordt geschonken aan de wijze waarop tijdens de procedure aan een optimaal draagvlak is gewerkt en aan het draagvlak voor het uiteindelijk voorstel, stellen de leden van de fractie van de SGP en van de fractie van de CU de vraag op welke wijze dit draagvlak bij de inwoners – als de vertaling van de «plaatselijke gemeenschappen» van het Europees Handvest inzake lokale autonomie – is nagegaan en vastgesteld. Is, behalve dat (goede?) informatie aan de inwoners is verstrekt, ook door de van de betrokken bestuursorganen deel uitmakende functionarissen met de inwoners in gesprek gegaan?

Volgens het beleidskader gemeentelijke herindeling is het allereerst de verantwoordelijkheid van een gemeente om voordat ingestemd wordt met een gemeentelijke herindeling zich te vergewissen van voldoende maatschappelijk draagvlak. Moet het dan, zo vraagt de fractie van de OSF niet als verwijtbaar gezien worden dat door de gemeenteraad van Rozenburg een in mei 2008 genomen besluit om over een mogelijke herindeling een referendum te organiseren in september weer werd ingetrokken? Dit terwijl bovendien de aan de inwoners geboden informatie (gemeenteblad en informatieavond op 21 januari 2009) door veel inwoners blijkbaar als summier ervaren werd en in ieder geval weinig gelegenheid tot open discussie bood?

Provincie – Gemeente

Het afzien van het voorgenomen referendum lijkt vooral veroorzaakt te zijn door de druk vanuit de provincie om per se op de gemeenteraadsvergadering van 10 juli 2008 tot beslissingen te komen, zo stelt de fractie van de OSF. Moet zulke pressie, onder dreiging van het overnemen van de regie in de besluitvorming, ook niet gezien worden als een afwijking van behoorlijke omgangsvormen en dus als tekortkoming in de gevolgde procedure?

Is het niet afwijkend van de gebruikelijke gang van zaken dat de zienswijze van GS m.b.t. het herindelingadvies van de beide betrokken gemeenten niet behandeld is in PS? Is dat niet (zij het niet formeel) een omissie in de gevolgde procedure?

De leden van de fracties van de SGP en CU stellen de vraag of staande gehouden kan worden dat de rol van de provincie in het kader van de voorbereiding (van het advies) slechts een adviserende is geweest. Zij vragen verder of de provincie Zuid-Holland over een eigen beleidskader beschikt en zo ja, hoe de toetsing daaraan heeft plaatsgevonden. Heeft het provinciaal bestuur bijvoorbeeld, vóórdat de concrete ARHI-procedure werd gestart, criteria aangegeven waaraan uiteindelijk wordt getoetst of herindeling al dan niet gewenst is?

In meer algemene zin stellen de leden van de fracties van de SGP en CU tenslotte nog de volgende kwestie aan de orde, uitmondend in een concrete vraag. De wet – ARHI – 1991 ging ervan uit dat, indien de provincie een herindeling voorbereidt, de gemeenteraden formeel eerste«aan zet» zijn op het moment dat het herindelingsontwerp is vastgesteld en een zienswijze kan worden ingediend (artikel 8 lid 4). Is de enkele bevoegdheid van de gemeenteraad om een zienswijze kenbaar te maken niet mager te noemen sinds 2002, toen het monistische structuur van het gemeentebestuur werd vervangen door een dualistisch bestel? Zou het, gelet op de ingrijpende betekenis van een herindeling, niet in de rede liggen om wettelijk te verankeren dat (tevens) de gemeenteraad in de gelegenheid wordt gesteld met GS overleg te voeren in de zin van artikel 8 lid 1? Zijn GS in casu (onverplicht) rechtstreeks in contact getreden met beide gemeenteraden?

Onderzoek «Herindelingen gewogen»

In oktober 2008 heeft de Rijksuniversiteit Groningen in samenwerking met het bureau Berenschot onderzoek gedaan naar gemeentelijke herindelingen in de provincie Zuid-Holland (rapport «Herindelingen gewogen. Een onderzoek naar de doelen, effecten en het proces van herindelingen»). Daarbij trok zij onder meer de volgende conclusies:

– dat het vertrouwen in de gemeente en de betrokkenheid bij gemeentelijke politiek na herindelingen is afgenomen (p. 134);

– de burger als democratisch participant «het kind van de rekening» is als het gaat om herindelingen (p. 135);

– dat er weliswaar formele mogelijkheden om je uit te spreken, maar dat betrokkenen het gevoel hebben dat het besluit van tevoren al vast ligt (p. 138).

– dat in alle fasen van het besluitvormingsproces weinig ruimte wordt geboden aan individuele burgers en organisaties van burgers om invloed uit te oefenen op het proces (p. 138).

De leden van de fractie van de SP vragen hoe waarschijnlijk het is volgens de regering dat deze conclusies ook bij het voorliggende voorstel van toepassing zullen zijn? In hoeverre heeft dit rapport de gedachtevorming van de regering op het punt van herindelingen beïnvloed? Heeft het rapport ook invloed gehad op het huidige voorstel?

Crisisbeheersing

Een van de argumenten die de regering geeft in haar verdediging van het voorliggende wetsvoorstel is dat de bestrijding van crises en rampen in de nieuwe situatie beter georganiseerd zou zijn. De leden van de fractie van de SP vragen of de regering kan aangeven hoe de organisatie van de rampenbestrijding na de herindeling verschilt van de organisatie daarvoor? Klopt het dat de organisatie van de rampenbestrijding in Rozenburg op dit moment ondergebracht is bij Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, waarbij de gemeente Rotterdam in bijna alle gevallen als «crisisleider» fungeert?

Motief/keuze herindeling

In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel wordt onder punt 4, toets aan het beleidskader gemeentelijke herindeling en coalitieakkoord, de suggestie gewekt dat de gemeente Rozenburg in bestuurskracht tekort schiet, en dat de herindeling het middel moet zijn om dit probleem op te lossen. Is het niet zo, vraagt de fractie van de OSF dat juist alle in de bestuurskrachtmeting van 2007 geconstateerde tekortkomingen door de gemeente Rozenburg intussen zijn verholpen dan wel weerlegd? Als dat het geval is, is dan niet de conclusie dat het tekort aan bestuurskracht in redelijkheid niet meer als motief voor herindeling kan worden opgevoerd?

Natuurlijk is het aan de betrokken gemeenten om conclusies te trekken, maar vindt de regering ook niet dat nu er, enerzijds, geen gebrek aan bestuurskracht is en de financiële positie van de gemeente Rozenburg zeer gunstig is, en, anderzijds, bij de gekozen vorm van herindeling een structureel verlies van € 900 000 per jaar aan algemene uitkeringen Gemeentefonds (voor de beide betrokken gemeenten gezamenlijk) optreedt, de gemaakte keuze weinig voor de hand ligt?

Datum inwerkingtreding

De leden van de fractie van het CDA vragen of is gekeken naar de mogelijkheden/onmogelijkheden van het afwijken van de datum van inwerkingtreding van 1 januari voor de begrotingen van eventuele samenwerkingsverbanden waar Rozenburg deel van uitmaakt? Zo nee, waarom niet, zo ja, wat was de uitkomst?

De in het wetsvoorstel opgenomen datum van herindeling, die expliciet afwijkt van wat de Wet Arhi voorschrijft, vormt natuurlijk ook een afwijking van wat in herindelingprocedures gebruikelijk is, zo stelt de OSF-fractie. Ondanks het feit dat de gemaakte keuze (zeker vanuit het standpunt van Rotterdam) niet onbegrijpelijk is kan dit tot (ernstige?) administratieve en begrotingstechnische problemen leiden. Is de snelheid van realisatie het nemen van dergelijke risico’s wel waard?

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin,

Hermans

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin,

Hester Menninga


XNoot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Meindertsma (PvdA), Bemelmans-Videc CDA), Dölle (CDA), Ten Hoeve (OSF), Kox (SP), Van Bijsterveld (CDA), Noten (PvdA), Putters (PvdA) (vice-voorzitter), Engels (D66), Thissen (GL), Hendrikx (CDA), Van Kappen (VVD), De Boer (CU), Quik-Schuijt (SP), K.G. de Vries (PvdA), Schaap (VVD), Hermans (VVD) (voorzitter), Ten Horn (SP), De Vries-Leggedoor (CDA), Koffeman (PvdD), Böhler (GroenLinks), Lagerwerf-Vergunst (CU), Vac.l (PvdA), Duthler (VVD), Vliegenthart (SP) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

Naar boven