31 746
Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht ter uitvoering van richtlijn nr. 2007/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 juli 2007 betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen (PbEU L 184)

B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1

Vastgesteld 19 februari 2010

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij onderschrijven het belang om de deelname van aandeelhouders aan de besluitvorming in de algemene vergadering van aandeelhouders te verbeteren. Hierbij moet enerzijds het belang van de rechten van de aandeelhouders worden gediend en anderzijds moet het vestigingsklimaat in Nederland goed in het oog worden gehouden.

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van het bovengenoemde wetsvoorstel en willen graag van de gelegenheid gebruik maken de minister nog enkele vragen te stellen.

De leden van de fracties van de ChristenUnie en SGP hebben enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel dat ertoe strekt een Europese richtlijn te implementeren, waarvan het doel is het versterken van aandeelhoudersrechten. Zij hebben daarover enige prangende vragen.

2. Reikwijdte van de richtlijn

Begrip «beursvennootschap»

De leden van de CDA-fractie achten het juist, dat dit voorstel vanwege de gestelde implementatietermijn in een aparte wet is ondergebracht, doch zij hebben er behoefte aan een duidelijk overzicht te verkrijgen van het begrip «beursvennootschap». Immers de NV is op zichzelf genomen een hybride rechtsvorm. Zij moet enerzijds dienen voor vennootschappen met beursgenoteerde aandelen (beursvennootschappen) of op andere wijze verhandelbaar gestelde aandelen, maar anderzijds ook voor de «besloten» NV, die materieel niet te onderscheiden is van de BV. Zoals de stormachtige ontwikkeling van het effectenrecht laat zien, en zoals ook blijkt uit enkele van de nu aanhangige wetsvoorstellen, moeten aan de beursvennootschap c.a. heel andere eisen worden gesteld dan aan de besloten NV. Toch wordt in het NV-recht geen systematisch onderscheid gemaakt tussen deze twee typen. Het begrip «beursvennootschap» wordt ook niet gebruikt of helder gedefinieerd. We moeten het doen (o.m. in het onderhavige wetsvoorstel) met een omslachtige omschrijving, die op haar beurt weer verwijst naar de weinig tot de fantasie sprekende omschrijving van het begrip «gereglementeerde markt» in de Effectenwetgeving. De vraag rijst daarom of het geen aanbeveling verdient het begrip «beursvennootschap», dan wel een andere, iets ruimere term, in Boek 2 te introduceren. Of komen we dan in de knoop met de effectenwetgeving?

Nationale kop

In de Nota naar aanleiding van het Verslag wordt gerefereerd aan aanwijzing 337 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, waarin is aangegeven dat in de implementatieregeling geen andere regels worden geïmplementeerd dan voor de implementatie noodzakelijk is. Met andere woorden, implementatieregelingen dienen geen nationale kop te bevatten. De leden van de fracties van ChristenUnie en SGP vragen zich af: kan de regering uitleggen waarom zij per – op grond van de richtlijn noodzakelijke – aanpassing van bestaande regels voor beursgenoteerde vennootschappen, afweegt of deze ook moet gelden ten aanzien van de NV zonder beursnotering? Is hier sprake van een nationale kop? Indien andere lidstaten hier niet voor gekozen hebben, betekent dit dan niet dat Nederlandse NV’s zonder beursnotering zich zullen vestigen in een andere lidstaat?

3. Implementatie van de richtlijn

De indiening van dit wetsvoorstel, als ook het advies van de Raad van State, dateert van voor het hoogtepunt van de financiële crisis van 2008 en 2009. De richtlijn is vanzelfsprekend nog ruim eerder tot stand gekomen. Na de apotheose van genoemde crisis was er stevige kritiek te horen op de kortzichtige blik van aandeelhouders en de rol die de te sterke focus op aandeelhouderswaarde bij de totstandkoming van deze crisis heeft gespeeld. Ook van bewindslieden. Daarom vragen de leden van de SP-fractie zich het volgende af: is in dat nieuwe licht bezien de implementatie van een richtlijn die aandeelhoudersrechten verder versterkt nog wel wenselijk?

Implementatietermijn

De leden van de fracties van ChristenUnie en SGP hebben geconstateerd dat de implementatie van richtlijn nr. 2007/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 11 juli 2007 betreffende de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde vennootschappen op 3 augustus 2009 afgerond had dienen te zijn. Kan de regering uitleggen wat de reden is dat deze datum niet is gehaald?

De leden van de SP-fractie vragen naar de consequenties van te laat of eventueel niet implementeren van de richtlijn.

4. Recht om punten op de agenda van de algemene vergadering te plaatsen en ontwerpresoluties in te dienen

Samenloop termijnen

De leden van de CDA-fractie zien een bezwaar in het feit dat er geen rekening is gehouden met de samenloop tussen de in dit wetsvoorstel genoemde termijnen en de termijnen in het wetsvoorstel spreekrecht OR en de geldende regels voor het agenderingsrecht. Bovendien doet de tot zes weken verlengde oproepingstermijn afbreuk aan de slagvaardigheid van Nederlandse beursfondsen in de gevallen waarin besluitvorming van de algemene vergadering is vereist. Dergelijke besluiten lopen daarmee grote vertraging op en deze verlengde termijn kan juist aanleiding zijn om meer te speculeren met betrekking tot een voorgenomen transactie.

Agenderingsverzoeken

De leden van de VVD-fractie vragen zich het volgende af; aandeelhouders moeten op grond van art 114a BW een met redenen omkleed verzoek doen tot behandeling van een onderwerp (de zogenaamde motiveringseis). De minister heeft in de Tweede Kamer, naar aanleiding van het voorgestelde amendement nr. 14, gezegd dat de richtlijn niet toelaat dat een agenderingsverzoek inhoudelijk wordt getoetst. Bedoelt de minister daarmee te zeggen dat het bestuur de motivering niet op zijn merites mag beoordelen? Waartoe dient de motivering dan? Kan de regering aangeven met welke bepaling van de richtlijn dit in strijd zou zijn?

Door het schrappen van de weigeringgrond van het zwaarwichtig belang met betrekking tot het agenderingsrecht is de verwachting dat het moeilijker wordt een agenderingsverzoek te weigeren. De leden van de VVD-fractie vragen zich af of de regering het hiermee eens is en wat het gevolg daarvan zal zijn?

De leden van de SP-fractie vragen zich af of het verstandig is om redenen van zwaarwichtig belang van de vennootschap af te voeren als grond om een agendavoorstel van activistische aandeelhouders te weren?

De richtlijn bepaalt dat aandeelhouders ter vergadering het recht hebben vragen te stellen over onderwerpen die op de agenda zijn geplaatst. Volgens de toelichting geldt dit recht van individuele aandeelhouders in het Nederlandse recht al (art. 107 lid 2). Het is de leden van de VVD-fractie niet duidelijk of de door de richtlijn gegeven beperking tot geagendeerde onderwerpen ook wordt gevolgd, nu art 107 lid 2 BW daar niets over zegt. Gaarne een reactie van de minister.

5. Machtsverhoudingen aandeelhouders

Forumbankregel

In principe kunnen aandeelhouders alle onderwerpen ter bespreking agenderen, hetgeen niet betekent dat ze daarover ook kunnen besluiten (Forumbankregel). In de praktijk hebben de leden van de VVD-fractie kunnen constateren dat het bestuur wel enorm onder druk kan komen te staan, o.a. door de media aandacht. Een weigering van het bestuur om de beslissing van de aandeelhouders uit te voeren, kan door de aandeelhouders aangevochten worden in het kader van een enquêteprocedure (Stork). Kan naar de mening van de minister bij onmiddellijke voorziening de uitvoering van het betreffende aandeelhoudersbesluit geëist worden? Is de minister van mening dat de «erosie van de Forumbank regel» een gevolg is van een zwak bestuur (incl. RvC) of dreigen de rechten van de aandeelhouders te ver door te slaan? Hoe te laveren tussen enerzijds afwezige en inactieve aandeelhouders en anderzijds een kleine groep activistische aandeelhouders met een onevenredige invloed? Wat vindt de minister van de suggestie om een quorum in te voeren?1

Machtsverdeling aandeelhouders

Hoe verhoudt dit wetsvoorstel zich tot de aanname in de Tweede Kamer van de motie Kant2 over beperking van de macht van aandeelhouders? De leden van deSP-fractie willen graag weten hoe de regering deze motie wenst uit te voeren

6. Tot slot

Verband houdend met hetgeen onder punt 2 (reikwijdte van de richtlijn) voorgelegd, willen de leden van de CDA-fractiegraag nog de volgende gedachte aan de regering voorleggen.

De «besloten» NV is materieel gelijk aan de BV. Door de flexwet (31 058)3 krijgt nu de BV een heel ander karakter. De NV, ook de besloten NV, maakt deze ontwikkeling niet mee. Dit betekent dat we straks met een besloten NV zitten die op een weinig rationele wijze tussen de beurs-NV en de BV in hangt. Voor een deel is deze ontwikkeling te wijten aan de verder gaande gebondenheid van de NV aan Europese richtlijnen. Voor een ander deel is vermoedelijk het niet meegaan van de NV te wijten aan de noodzaak dit type te bewaren voor de beursvennootschap. Voor weer een ander deel, althans zo lijkt het, heeft de vraag in hoeverre nu ook de wetgeving van de NV moet worden aangepast onvoldoende aandacht gehad. Het resultaat van het een en ander is in elk geval dat een zekere mate van niet goed te verantwoorden verbrokkeling is ingetreden.

De vraag luidt daarom of het geen aanbeveling verdient een ontwikkeling in gang te zetten waarin de NV geheel wordt toegesneden op de beursvennootschap. Daarbij zou dan ook de verhouding tot de effectenwetgeving en de BV opnieuw bekeken moeten worden.

Evaluatie

De leden van de CDA-fractie lijkt de technische uitwerking van de voorstellen redelijk goed doordacht, hoewel de praktijk hier zal moeten leren in hoeverre deze regeling voldoet. Het is daarom aanbevelenswaard om de werking van deze voorstellen binnen niet al te korte tijd te evalueren.

De leden van de commissie zien met belangstelling uit naar de antwoorden van de regering.

De voorzitter van de commissie,

Van de Beeten

De griffier van de commissie,

Kim van Dooren


XNoot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Dölle (CDA), Tan (PvdA), Van de Beeten (CDA) (voorzitter), Broekers-Knol (VVD), De Graaf (VVD), Kneppers-Heynert (VVD), Kox (SP), Westerveld (PvdA) (vice-voorzitter), Doek (CDA), Engels (D66), Franken (CDA), Peters (SP), Quik-Schuijt (SP), Haubrich-Gooskens (PvdA), Ten Horn (SP), Janse de Jonge (CDA), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Van Bijsterveld (CDA), Strik (GL), Lagerwerf-Vergunst (CU), De Vries (PvdA), Duthler (VVD) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

XNoot
1

Tiemstra en de Keijzer, Ondernemingsrecht 2008, 54.

XNoot
2

Kamerstuk TK 2008/09, 31 371, nr. 195.

XNoot
3

31 058 Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de aanpassing van de regeling voor besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht)

Naar boven