Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 30693 nr. C |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2009-2010 | 30693 nr. C |
Vastgesteld 21 januari 2010
Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Deze leden vragen allereerst hoe uitleg wordt gegeven aan het begrip nevenfuncties in de context van het parttime Kamerlidmaatschap van de Leden van de Eerste Kamer. Immers, voor de meeste Leden geldt dat de bezoldigde werkzaamheden die zij naast hun Kamerlidmaatschap vervullen hun hoofdfunctie betreffen. De leden van de fractie van de VVD sluiten zich bij deze vraag aan.
De leden van de CDA-fractie merken voorts op dat enige onduidelijkheid bestaat over een klaarblijkelijk technische wijziging van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, te weten het nieuw voorgestelde artikel 17, eerste lid. De huidige bepaling luidt:
«De Kamerleden ontvangen ter vergoeding van reiskosten een bedrag gelijk aan de bij de Wet op de loonbelasting 1964 maximaal toegestane belastingvrije vergoeding voor autokosten per kilometer op basis van 13 000 kilometer per jaar».
Het wetsvoorstel maakt daarvan:
«De Kamerleden ontvangen ter vergoeding van reiskosten een bedrag gelijk aan de vergoeding die geldt voor burgerlijk rijkspersoneel voor het gebruik van een eigen motorvoertuig indien openbaar vervoer niet mogelijk of niet doelmatig is, op basis van 13 000 kilometer per jaar».
Deze bepaling is door de vierde nota van wijziging (30 693, nr. 15) ingevoegd, maar daarin wordt niet toegelicht waarom de verwijzing naar de Wet op de loonbelasting wordt vervangen door een verwijzing naar de vergoeding die geldt voor burgerlijk rijkspersoneel. De gevolgen van deze wijziging zijn evenmin duidelijk. De leden van de CDA-fractie ontvangen hierop gaarne een toelichting.
In de vijfde nota van wijziging wordt in de toelichting vermeld dat leden van de Tweede Kamer die op het tijdstip van de eerstvolgende verkiezing tussen de 50 en 55 jaar oud zijn en voldoende dienstjaren hebben beter af zijn als zij afzien van herbenoeming. Dit is niet de bedoeling van de wijziging, dus wordt het overgangsrecht aangepast.
De tekst luidt:
2. Ten aanzien van de belanghebbende die op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 52, vierde lid, lid is van de Tweede Kamer van de Staten-Generaal en na de eerstvolgende verkiezing voor de leden van de Tweede Kamer niet wordt herbenoemd, dan wel bij herbenoeming onmiddellijk na de eerstvolgende verkiezing de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt, wordt in artikel 52, eerste lid, voor «vier jaren» gelezen «zes jaren» en in artikel 52, derde lid, voor «55 jaar» gelezen: 50 jaar.
Deze leden vragen hoe moet «onmiddellijk» worden gelezen? Betekent «onmiddellijk» op de dag van de verkiezing 50 jaar worden óf de dag na de verkiezing 50 jaar worden óf de dag van beëdiging 50 jaar worden of een andere invulling?
De leden van de fractie van D66 hebben met instemming kennis genomen van het wetsvoorstel. Niettemin hebben zij enkele vragen over de nieuwe regelingen voor publieke nevenfuncties.
Begrijpen de leden van de fractie het goed dat de inkomsten uit publieke nevenfuncties van fulltime politieke ambtsdragers in de desbetreffende politieke kas moet worden teruggestort? In de praktijk komt het voor dat personen tegelijkertijd lid zijn van Provinciale Staten en de Eerste Kamer of van een gemeenteraad. Zien de leden van de fractie van D66 het goed dat via de voorgestelde regeling de ene publieke kas indirect kan worden gespekt uit een andere publieke kas?
De regering acht het voor deeltijdgedeputeerden en -wethouders redelijk dat zij naast hun ambt inkomsten hebben om te kunnen voorzien in een volwaardig inkomen. Om die reden is de regering van oordeel dat de terugstorting van verdiensten uit publieke nevenfuncties de maatregel slechts beperkt voor deeltijdgedeputeerden en -wethouders zal moeten gelden. Slechts voor zover de bezoldiging in hun deeltijdambt samen met de neveninkomsten meer bedraagt dan de bezoldiging in een fulltime ambt, zal dat meerdere worden verrekend c.q. teruggestort. Deze redenering uittekenend, vragen de leden van de fractie van D66 zich af of het klopt dat een fulltime ambtsdrager die zich tevens belast ziet met nevenfuncties, zich uiteindelijk op een zelfde bedrag zal kunnen uitkomen als een parttime ambtsdrager die betaalde publieke nevenfuncties heeft aangetrokken en de verdiende bedragen daarvan tot op de hoogte van het salaris van de fulltime ambtsdrager mag houden, hoewel hij in totaal minder tijd kwijt is aan zijn gecombineerde publieke taken dan de fulltime ambtsdrager met de extra nevenfuncties?
De regering is van mening dat er wat betreft voorstellen voor de regeling van nevenfuncties een uitzondering moet worden gemaakt voor Tweede Kamerleden en Europarlementariërs. De leden van de fractie van D66 vragen zich af of de regering meent dat de volkvertegenwoordigers de inkomsten uit nevenfuncties niet ontzegd mogen worden om de reden dat ze wellicht anders niet voldoende gemotiveerd zouden zijn om nevenfuncties aan te grijpen en daarmee te voldoen aan een, zoals de regering omschrijft, «adequate invulling van zijn of haar werk als lid van het parlement». Het bevreemdt de leden van de fractie van D66 dat parlementsleden op een dergelijke wijze geprikkeld zouden moeten worden hun ambt naar behoren uit te voeren, los van de inkomsten die ze uit hoofde van hun functie al ontvangen. Indien dit niet de achterliggende motivatie van de regering is, zouden de leden van de fractie van D66 graag willen weten wat, zo niet het voorgaande, de motieven zijn om voor deze ambtsdragers een uitzondering te maken.
Samenstelling:
Holdijk (SGP), Meindertsma (PvdA), Bemelmans-Videc CDA), Dölle (CDA), Ten Hoeve (OSF), Kox (SP), Van Bijsterveld (CDA), Westerveld (PvdA), Putters (PvdA), vice-voorzitter, Engels (D66), Laurier (GL), Hendrikx (CDA), Van Kappen (VVD), De Boer (CU), Quik-Schuijt (SP), K.G. de Vries (PvdA), Schaap (VVD), Hermans (VVD), voorzitter, Ten Horn (SP), De Vries-Leggedoor (CDA), Koffeman (PvdD), Böhler (GroenLinks), Lagerwerf-Vergunst (CU), Eigeman (PvdA), Duthler (VVD), Vliegenthart (SP) en Yildirim (Fractie-Yildirim).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-20092010-30693-C.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.