J
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 27 oktober 2009
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene
Zaken en Huis der Koningin1 heeft met interesse
kennis genomen van de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 26 juni 2009 betreffende de procedure van grondwetswijziging en de
rol en functie van een demissionair kabinet.
Naar aanleiding daarvan heeft zij de minister op 2 oktober 2009 een
brief gestuurd.
De minister heeft op 16 oktober 2009 gereageerd.
De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk
overleg.
De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de
Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin,
Hester Menninga
BRIEF AAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Den Haag, 2 oktober 2009
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene
Zaken en Huis der Koningin heeft met interesse kennis genomen van uw brief
van 26 juni jl. betreffende de procedure van grondwetswijziging en de
rol en functie van een demissionair kabinet (kenmerk 2009–000036681).
Binnen de commissie bestaat het gevoelen dat het kabinet de bevoegdheid
van een demissionair kabinet om te beslissen over het al dan niet bekrachtigen
van wetsvoorstellen tot grondwetsherziening onvoldoende scherp omlijnt en
daarmee vragen oproept ten aanzien van de grenzen aan de uitoefening van die
bevoegdheid. In de brief wordt immers gesteld: «Een demissionair kabinet
dat voor de vraag tot bekrachtiging komt te staan kan besluiten tot bekrachtiging,
tot niet-bekrachtiging of besluiten het besluit daarover over te laten aan
het volgende kabinet, indachtig de opdracht al datgene te blijven verrichten
dat het in het belang van het Koninkrijk noodzakelijk acht.» De commissie
vraagt zich af of een demissionair kabinet in de geschetste situatie staatsrechtelijk
de volledige vrijheid heeft een aanvaard wetsvoorstel tot grondwetsherziening
wel of niet te contrasigneren. Kunt u nog eens gemotiveerd aangeven in hoeverre
er staatsrechtelijke of staatkundige bezwaren bestaan tegen de beslissing
van een demissionair kabinet om (g)een contraseign te plaatsen onder een besluit
tot bekrachtiging van een met tweederde meerderheid in beide Kamers aanvaard
voorstel tot grondwetsherziening?
De commissie gaat er in ieder geval vanuit dat het kabinet de interpretatie
van de commissie van terughoudendheid deelt en met de commissie van mening
is dat een demissionair kabinet de beslissing omtrent contra-signering in
de regel zal doorschuiven naar een nieuw, volwaardig kabinet ten aanzien waarvan
de vertrouwensregel weer volledig functioneert. De commissie verneemt dienaangaande
gaarne nader bericht.
Voorts gaat de commissie er vanuit dat de schriftelijke overleggen over
de grondwetswijziging en het schriftelijk overleg betreffende de toezeggingen
over de opdracht aan de Staatscommissie Grondwet (Kamerstuknummers 28 331,
H en 31 700 VII, F) worden meegewogen in de komende notitie van het kabinet
over grondwetswijziging ten aanzien van (onder andere) de herzieningsprocedure.
Ook op dit punt ontvangt de commissie van u gaarne nader bericht.
De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Hoge
Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin,
Drs. L. M. L. H. A. Hermans
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 oktober 2009
Bij brief van 2 oktober 2009 heeft de vaste commissie voor Binnenlandse
Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin gereageerd
op mijn brief van 26 juni 2009 betreffende de procedure van grondwetswijziging
en de rol en functie van een demissionair kabinet (Kamerstukken 2008/09, 28 331,
I).
Mijn reactie hierop zal ik betrekken bij het reeds eerder aan uw Kamer
aangekondigde standpunt over grondwetswijziging ten aanzien van de herzieningsprocedure.
Dit standpunt zal naar verwachting voor het einde van 2009 uw Kamer bereiken.
De door uw commissie gememoreerde schriftelijke overleggen worden, voor zover
betrekking hebbend op de procedure van grondwetswijziging, hierin meegewogen.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
G. ter Horst
XNoot
1Samenstelling:
Holdijk (SGP), Meindertsma (PvdA), Bemelmans-Videc CDA), Dölle (CDA),
Ten Hoeve (OSF), Kox (SP), Van Bijsterveld (CDA), Noten (PvdA), Putters (PvdA),
(vice-voorzitter), Engels (D66), Laurier (GL), Hendrikx (CDA), Van Kappen
(VVD), De Boer (CU), Quik-Schuijt (SP), K.G. de Vries (PvdA), Schaap (VVD),
Hermans (VVD), (voorzitter), Ten Horn (SP), De Vries-Leggedoor (CDA), Koffeman
(PvdD), Böhler (GroenLinks), Lagerwerf-Vergunst (CU), Eigeman (PvdA),
Duthler (VVD), Vliegenthart (SP) en Yildirim (Fractie-Yildirim).