A
GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet maatschappelijke
ondersteuning te wijzigen in verband met het opnemen van een verplichting
voor het college van burgemeester en wethouders om op begrijpelijke wijze
inlichtingen te verstrekken over de keuze tussen de verschillende wijzen waarop
een aanspraak tot gelding kan worden gebracht, alsmede te voorzien in een
overlegverplichting voor aanbieders van huishoudelijke verzorging;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet maatschappelijke ondersteuning wordt als volgt gewijzigd:
aA
In artikel 4, tweede lid, wordt na «en behoeften van de aanvrager
van de voorzieningen,» ingevoegd: waaronder verandering van woning in
verband met wijziging van leefsituatie,.
A
Artikel 5, eerste lid, komt te luiden:
1. De gemeenteraad stelt bij verordening en met inachtneming van
het bepaalde bij of krachtens deze wet regels over de door het college van
burgemeester en wethouders te verlenen individuele voorzieningen en over de
voorwaarden waaronder personen die een aanspraak hebben op dergelijke voorzieningen
recht hebben op het ontvangen van die voorziening in natura, het
ontvangen van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget,
waaronder de vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel
5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
B
Artikel 6 komt te luiden:
Artikel 6
1. Het college van burgemeester en wethouders biedt personen die
aanspraak hebben op een individuele voorziening de keuze tussen het ontvangen
van een voorziening in natura of het ontvangen van een hiermee vergelijkbaar
en toereikend persoonsgebonden budget, waaronder de vergoeding voor een arbeidsverhouding
als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964,
tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan.
2. Indien een persoon gekozen heeft voor een individuele voorziening
in natura, dan wordt hem deze voorziening door of namens het college van burgemeester
en wethouders verstrekt. Het college van burgemeester en wethouders laat de
voorziening in natura zoveel mogelijk door derden verrichten. Indien een derde
de voorziening in natura verricht, draagt het college van burgemeester en
wethouders er zorg voor dat op de persoon, die de voorziening in natura ontvangt,
geen werkgevers- of opdrachtgeversverplichtingen komen te rusten.
3. Het persoonsgebonden budget, waaronder de vergoeding voor een
arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting
1964, wordt door het college van burgemeester en wethouders als bedrag aan
de persoon die aanspraak heeft op een individuele voorziening verstrekt.
C
Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6a
1. Het college van burgemeester en wethouders licht de personen,
bedoeld in artikel 6, eerste lid, vooraf in duidelijke en begrijpelijke bewoordingen
in over de gevolgen van de keuze voor een individuele voorziening in natura,
een persoonsgebonden budget, waaronder de vergoeding voor een arbeidsverhouding
als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964,
of een financiële tegemoetkoming.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels
worden gesteld over de wijze waarop een persoon als bedoeld in artikel 6,
eerste lid, door het college van burgemeester en wethouders geïnformeerd
wordt over de keuze die deze persoon heeft tussen de individuele voorziening
in natura, een persoonsgebonden budget waaronder de vergoeding voor een arbeidsverhouding
als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964,
of een financiële tegemoetkoming.
D
Artikel 7, eerste lid, komt te luiden:
1. Op het persoonsgebonden budget waaronder de vergoeding voor een
arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting
1964 en de financiële tegemoetkomingen is titel 4.2 van de Algemene wet
bestuursrecht niet van toepassing.
E
Na artikel 10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10a
1. Degene die in opdracht van het college van burgemeester en wethouders
huishoudelijke verzorging gaat verlenen aan personen die daarop aanspraak
hebben, treedt met degenen die vóór hem in opdracht van het
college van burgemeester en wethouders huishoudelijke verzorging hebben verleend
in overleg over de overname van het betrokken personeel.
2. Het college van burgemeester en wethouders ziet erop toe dat het
in het eerste lid bedoelde overleg plaatsvindt.
F
Artikel 15, eerste lid, komt te luiden:
1. De gemeenteraad kan bij verordening bepalen dat een persoon van
18 jaren of ouder aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend, voor
zover die ondersteuning bestaat uit het verlenen van een individuele voorziening
in natura of een persoonsgebonden budget waaronder de vergoeding voor een
arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting
1964 en niet bestaat uit een aan hem verleende financiële tegemoetkoming,
een eigen bijdrage is verschuldigd.
ARTIKEL II
1. Artikel I, onderdelen aA tot en met D en F, treden in werking
op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
2. Artikel I, onderdeel E, treedt in werking met ingang van de dag
na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,