31 772
Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget, de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met de integratie van hoofdstuk 3 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten in de Wet op het kindgebonden budget

C
MEMORIE VAN ANTWOORD

Ontvangen 2 juni 2009

Met belangstelling heeft de regering kennis genomen van de set vragen van de fracties van de SP en de ChristenUnie en de SGP.

De leden van de SP-fractie vragen of het in de huidige financiële situatie en de kredietcrisis reëel is vast te houden aan het in 2004 ingenomen standpunt dat het kindgebonden budget wel, en de kinderbijslag niet inkomensafhankelijk is. Zij vragen of de regering bereid is over dit onderwerp een discussienotitie aan het parlement voor te leggen.

De regering heeft het standpunt ingenomen dat het goed is dat de kinderbijslag een inkomensonafhankelijk tegemoetkoming is die alle ouders krijgen voor de kosten die zij voor hun kinderen maken. Op die manier draagt de hele samenleving bij aan de kosten die met kinderen gemoeid zijn. Tegelijkertijd vindt de regering het juist om ouders in de lage en middeninkomens extra te ondersteunen, door hen naast de kinderbijslag een financiële tegemoetkoming te geven waarvan de hoogte afhankelijk is van het inkomen. Hierdoor komen de beschikbare middelen terecht bij die ouders die het het meeste nodig hebben. Door zowel de inkomensonafhankelijke kinderbijslag als het inkomensafhankelijk kindgebonden budget heeft de regering gezorgd voor een afgewogen en houdbaar systeem. De regering ziet geen aanleiding dit uitgangspunt ter discussie te stellen en zal daarom geen discussienota over dit onderwerp opstellen.

Deze leden vragen wanneer de resultaten van het onderzoek naar de samenloop van kinderbijslag, kindgebonden budget en pleegvergoeding naar de Kamer gezonden zullen worden.

Het is mijn voornemen dit voor het zomerreces te doen en het stuk naar beide Kamers te sturen.

De leden van de fracties van de ChristenUnie en SGP hebben met instemming kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij vragen hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot het grote raamwerk van kinderregelingen.

De regering ziet het als de taak van de overheid om ouders financieel te ondersteunen in de kosten die zij maken bij de verzorging en opvoeding van hun kinderen. Daartoe is juist door de introductie van het kindgebonden budget een evenwichtig stelsel opgebouwd. Uitgangspunt is dat ouders zelf verantwoordelijk zijn, en dat de overheid een financiële tegemoetkoming levert in de kosten van kinderen. Op die manier wordt het verschil in welvaart tussen mensen met en mensen zonder kinderen verkleind, en draagt de hele samenleving bij aan het verzorgen van kinderen, vanuit het belang dat een samenleving heeft bij kinderen. In het stelsel van kinderregelingen gaat het om een inkomensonafhankelijke basis voor alle ouders, en een inkomensafhankelijke tegemoetkoming daarboven op. Met de totstandkoming van het kindgebonden budget is de hoogte van de extra tegemoetkoming niet alleen afhankelijk van het gezinsinkomen, maar ook van de grootte van het gezin. Behalve deze twee inkomensondersteunende regelingen zijn er ook fiscale voordelen speciaal voor ouders. Met dit wetsvoorstel wordt het stelsel uitgebreid met de tegemoetkoming voor schoolkosten voor kinderen van 12 tot 18 jaar. Hierdoor wordt het niet-gebruik tegengegaan en nemen de administratieve lasten voor ouders af.

Deze leden vragen tot slot of de regering heeft overwogen de verhoging voor de kinderen van 12 tot 18 jaar niet maandelijks uit te keren maar bijvoorbeeld eens in het halve jaar. De bijdrage zou daarmee meer zichtbaar worden voor de ouders.

Nu de WTOS-tegemoetkoming voor de meeste ouders geïntegreerd wordt in het kindgebonden budget, is het logische gevolg dat deze verhoging ook maandelijks wordt uitgekeerd. Het ligt immers voor de hand hierbij de systematiek van het kindgebonden budget te volgen. Het is juist, zoals deze leden stellen, dat een halfjaarlijks bedrag hoger is en dus mogelijk meer zichtbaar dan een maandelijks bedrag. De regering vindt een maandelijkse uitbetaling echter aantrekkelijker omdat de ouders het hele jaar door kosten maken. Hierbij komt dat de schoolboeken nu gratis verstrekt worden; deze maakten vroeger een grote kostenpost uit juist aan het begin van het schooljaar. Daarnaast is een praktisch punt dat het kindgebonden budget een toeslag is in de zin van de AWIR (Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regelingen) en dat volgens de systematiek van deze wet voorschotten maandelijks worden betaald.

De minister van Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet

Naar boven