C
MEMORIE VAN ANTWOORD
Met belangstelling heeft de regering kennis genomen van de set vragen
van de fracties van de SP en de ChristenUnie en de SGP.
De leden van de SP-fractie vragen of het in de huidige financiële
situatie en de kredietcrisis reëel is vast te houden aan het in 2004
ingenomen standpunt dat het kindgebonden budget wel, en de kinderbijslag niet
inkomensafhankelijk is. Zij vragen of de regering bereid is over dit onderwerp
een discussienotitie aan het parlement voor te leggen.
De regering heeft het standpunt ingenomen dat het goed is dat de kinderbijslag
een inkomensonafhankelijk tegemoetkoming is die alle ouders krijgen voor de
kosten die zij voor hun kinderen maken. Op die manier draagt de hele samenleving
bij aan de kosten die met kinderen gemoeid zijn. Tegelijkertijd vindt de regering
het juist om ouders in de lage en middeninkomens extra te ondersteunen, door
hen naast de kinderbijslag een financiële tegemoetkoming te geven waarvan
de hoogte afhankelijk is van het inkomen. Hierdoor komen de beschikbare middelen
terecht bij die ouders die het het meeste nodig hebben. Door zowel de inkomensonafhankelijke
kinderbijslag als het inkomensafhankelijk kindgebonden budget heeft de regering
gezorgd voor een afgewogen en houdbaar systeem. De regering ziet geen aanleiding
dit uitgangspunt ter discussie te stellen en zal daarom geen discussienota
over dit onderwerp opstellen.
Deze leden vragen wanneer de resultaten van het onderzoek naar de samenloop
van kinderbijslag, kindgebonden budget en pleegvergoeding naar de Kamer gezonden
zullen worden.
Het is mijn voornemen dit voor het zomerreces te doen en het stuk naar
beide Kamers te sturen.
De leden van de fracties van de ChristenUnie en SGP hebben met instemming
kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij vragen hoe dit wetsvoorstel zich
verhoudt tot het grote raamwerk van kinderregelingen.
De regering ziet het als de taak van de overheid om ouders financieel
te ondersteunen in de kosten die zij maken bij de verzorging en opvoeding van hun kinderen. Daartoe is juist door de introductie van het kindgebonden
budget een evenwichtig stelsel opgebouwd. Uitgangspunt is dat ouders zelf
verantwoordelijk zijn, en dat de overheid een financiële tegemoetkoming
levert in de kosten van kinderen. Op die manier wordt het verschil in welvaart
tussen mensen met en mensen zonder kinderen verkleind, en draagt de hele samenleving
bij aan het verzorgen van kinderen, vanuit het belang dat een samenleving
heeft bij kinderen. In het stelsel van kinderregelingen gaat het om een inkomensonafhankelijke
basis voor alle ouders, en een inkomensafhankelijke tegemoetkoming daarboven
op. Met de totstandkoming van het kindgebonden budget is de hoogte van de
extra tegemoetkoming niet alleen afhankelijk van het gezinsinkomen, maar ook
van de grootte van het gezin. Behalve deze twee inkomensondersteunende regelingen
zijn er ook fiscale voordelen speciaal voor ouders. Met dit wetsvoorstel wordt
het stelsel uitgebreid met de tegemoetkoming voor schoolkosten voor kinderen
van 12 tot 18 jaar. Hierdoor wordt het niet-gebruik tegengegaan en nemen de
administratieve lasten voor ouders af.
Deze leden vragen tot slot of de regering heeft overwogen de verhoging
voor de kinderen van 12 tot 18 jaar niet maandelijks uit te keren maar bijvoorbeeld
eens in het halve jaar. De bijdrage zou daarmee meer zichtbaar worden voor
de ouders.
Nu de WTOS-tegemoetkoming voor de meeste ouders geïntegreerd wordt
in het kindgebonden budget, is het logische gevolg dat deze verhoging ook
maandelijks wordt uitgekeerd. Het ligt immers voor de hand hierbij de systematiek
van het kindgebonden budget te volgen. Het is juist, zoals deze leden stellen,
dat een halfjaarlijks bedrag hoger is en dus mogelijk meer zichtbaar dan een
maandelijks bedrag. De regering vindt een maandelijkse uitbetaling echter
aantrekkelijker omdat de ouders het hele jaar door kosten maken. Hierbij komt
dat de schoolboeken nu gratis verstrekt worden; deze maakten vroeger een grote
kostenpost uit juist aan het begin van het schooljaar. Daarnaast is een praktisch
punt dat het kindgebonden budget een toeslag is in de zin van de AWIR (Algemene
Wet Inkomensafhankelijke Regelingen) en dat volgens de systematiek van deze
wet voorschotten maandelijks worden betaald.
De minister van Jeugd en Gezin,
A. Rouvoet