31 548
Een horizonbepaling met betrekking tot participatieplaatsen (Wet horizonbepaling participatieplaatsen)

A
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID1

Vastgesteld 5 december 2008

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met gemengde gevoelens kennis genomen van dit wetsvoorstel.

Deze leden zijn niet verbaasd over het negatieve advies van de Raad van State bij het voorstel voor een Wet horizonbepaling participatieplaatsen, maar des te meer over het naast zich neer leggen van dit advies door het kabinet. Daarover zijn dan ook enkele, vooral procedurele vragen gerezen.

Wanneer precies waren de staatssecretaris en de minister voor het eerst bekend met het advies van de Raad van State bij dit wetsvoorstel? Wanneer is het nader rapport geschreven en wanneer hebben de bewindslieden hieraan hun akkoord gegeven? Wanneer zijn het advies van de Raad van State en nader rapport verstuurd aan en besproken in de Ministerraad?

Aangezien het advies van de Raad van State ook betrekking heeft op het – ten tijde van het uitbrengen van dit advies bij de Eerste Kamer aanhangige – wetsvoorstel participatieplaatsen, had het wellicht voor de hand gelegen dit advies nog voor de afronding van voornoemd wetsvoorstel door de Eerste Kamer ook kenbaar te maken aan deze Kamer. Is aan deze mogelijkheid door de bewindslieden op enig moment gedacht? Waarom is er besloten dit advies – voor zover betrekking hebbend op het wetsvoorstel participatieplaatsen – niet voor de plenaire afhandeling van dit voorstel door de Eerste Kamer te openbaren?

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met instemming kennis genomen van het advies van de Raad van State om af te zien van het wetsvoorstel Participatieplaatsen. De Raad van State achtte het een onjuist gebruik van een horizonbepaling, nu op het moment van inwerkingtreding al zou vaststaan dat zij binnen afzienbare termijn zou worden gewijzigd of komen te vervallen. De Raad van State nam daarbij in overweging dat de regering andere methoden ter beschikking stonden, via een novelle of intrekking van het wetsvoorstel in indiening van een nieuw integraal wetsvoorstel. Deze alternatieven zouden nauwelijks meer tijd hebben gekost en wel hebben voldaan aan de eisen van zorgvuldige wetgeving. Waarom heeft de regering dit advies volledig naast zich neergelegd? De leden achten de argumenten die de regering in het Nader Rapport hanteert niet toereikend en vragen om een nadere toelichting. De leden waren voorts zeer verbaasd te zien dat het advies van 13 juni 2008 dateert, en de regering dus alle ruimte had gehad om de Senaat in kennis te stellen van het advies voordat ze het wetsvoorstel in stemming zou brengen. Het Nader Rapport is onmiddellijk na de stemming in de Eerste Kamer naar buiten gebracht, zodat de Senaat het advies van de Raad van State niet meer heeft kunnen betrekken bij haar oordeel over het wetsvoorstel. Onderkent de regering dat een advies om een wetsvoorstel in te trekken dat al bij het parlement in behandeling is, ook relevant is voor het Parlement? Zo ja, had het dan niet op de weg van de regering gelegen om de Senaat vóór de stemming in kennis te stellen van het advies? Waarom heeft de regering dat niet gedaan? Er is zelfs nog tijdens de plenaire behandeling gevraagd om het advies. Waarom heeft in elk geval op dat moment de staatssecretaris geen openheid van zaken gegeven? Met haar handelswijze heeft de regering de Senaat de kans ontnomen om het advies te kunnen betrekken bij de behandeling.

Gelet op de gelijktijdige behandeling van dit wetsvoorstel met het wetsvoorstel stimulering arbeidsplaatsen, lijkt onderhavig wetsvoorstel geen functie meer te hebben, omdat het wordt ingetrokken op het moment van aanneming. Zien de leden dit juist? Acht de regering deze lappendeken wenselijk, gelet op de gebrekkige inzichtelijkheid en helderheid voor instanties en burgers? Hoe denkt de regering een dergelijke werkwijze in de toekomst te voorkomen?

De leden van de commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid zien de beantwoording met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Van Driel

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Kim van Dooren


XNoot
1

Samenstelling:

Van den Berg (SGP), Swenker (VVD), Terpstra (CDA), Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), Vedder-Wubben (CDA), Kneppers-Heijnert (VVD), Westerveld (PvdA), Biermans (VVD), Schouw (D66), Van Driel (PvdA), voorzitter, Leijnse (PvdA), Franken (CDA), vice-voorzitter, Thissen (GroenLinks), Goyert (CDA), Quik-Schuijt (SP), Klein Breteler (CDA), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), Rehwinkel (PvdA), Elzinga (SP), vacature (SP) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

Naar boven