31 373
Wijziging van de Wet op de jeugdzorg en de Wet van 20 december 2007, Stb. 578 (Reparatiewet gesloten jeugdzorg)

D
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 6 oktober 2008

Naar aanleiding van het antwoord van de minister voor Jeugd en Gezin op de vraag van alle fracties tijdens het plenaire debat op 15 april 2008 hebben de vaste commissies voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport/Jeugd en Gezin1 en voor Justitie2 de minister voor Jeugd en Gezin op 10 juli 2008 een brief gestuurd.

De minister heeft daarop bij brief van 3 oktober 2008 gereageerd.

De commissies brengen hierbij verslag uit van het aldus gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport/Jeugd en Gezin,

Warmolt de Boer

BRIEF AAN DE MINISTER VOOR JEUGD EN GEZIN

Den Haag, 10 juli 2008

De commissies voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor Justitie danken de minister voor zijn uitvoerige en duidelijke antwoord1 op de vraag over bovengenoemde wet, gesteld namens alle fracties tijdens het plenaire debat op 15 april 2008.

Het antwoord van de minister komt er kort gezegd op neer dat «omzetting» van een gesloten plaatsing van een strafrechtelijk naar een civielrechtelijk regime niet meer mogelijk is onder het stelsel van de wet gesloten jeugdzorg (30 644). Het zogenaamde «ventiel» dient uitsluitend om een jeugdige na zijn veroordeling, op zijn verzoek de mogelijkheid te geven zijn opleiding casu quo behandeling in de JJI af te maken.

In het hypothetische geval dat er geen gebrek aan gesloten jeugdzorg plaatsen zou zijn, zou deze regeling juist en afdoende zijn.

Uit het veld vallen thans signalen te vernemen dat er in de praktijk niet onbelangrijke problemen ontstaan. Een en ander laat zich als volgt beschrijven.

De situatie is nu zo dat een veroordeelde die niet in de JJI wil blijven naar huis gaat. De niet instemmende jeugdige kan in theorie aansluitend overgeplaatst worden naar de gesloten jeugdzorg als maar tijdig gestart wordt met het vragen van een civiele machtiging. Daar zal echter in de praktijk het probleem niet liggen. Als het nodig is kan zo’n machtiging binnen een week worden afgegeven.

Het probleem zit in de wachtlijst en daarmee samenhangend in de indeling in categorieën van spoedeisendheid. Als het met de jeugdige tegen het einde van zijn straftijd – dankzij de in detentie gestarte behandeling – beter gaat, zal hij niet als urgent kunnen worden aangemerkt. Voor optimisme over de inmiddels opgebouwde motivatie van de jeugdige bestaat niet veel grond, omdat een jeugdige heel sterk in zijn schoenen moet staan om vrijwillig in een JJI te blijven als hij ook kan kiezen om naar huis te gaan. Vaak zullen ouders of vrienden zware druk op hem uitoefenen om deze keuze niet te maken. Het is dan de taak van de behandelaar in de JJI om, samen met de gezinsvoogd, de jeugdige te motiveren voor vrijwillig verblijf. Daarmee komt een zware verantwoordelijkheid op diens schouders te rusten.

De meerderheid van beide commissies zou het op prijs stellen als de minister over deze beschrijving het veld zou willen sonderen en de Kamer over zijn bevindingen in september wil informeren. Tevens zouden beide commissies graag vernemen of de ontwikkeling van capaciteit en wachtlijsten conform de verwachting van de minister is.

De leden van beide commissies wachten met belangstelling de antwoorden af.

Mede namens de voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport/Jeugd en Gezin,

mevrouw drs. T.M. Slagter-Roukema

de voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

mr. R.H. van de Beeten

BRIEF VAN DE MINISTER VOOR JEUGD EN GEZIN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 oktober 2008

De commissies voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport en voor Justitie hebben mij naar aanleiding van mijn brief van 23 juni (Kamerstukken I 2007/08, 31 373, C) gevraagd nader in te gaan op de praktijk van de plaatsing van een jeugdige die na afloop van zijn straf een machtiging gesloten jeugdzorg krijgt. Daarop ga ik, mede namens de minister van Justitie, graag in.

De commissies schrijven dat een jeugdige die na afloop van zijn straf in aanmerking komt voor gesloten jeugdzorg niet snel als urgent aangemerkt zal worden en in de praktijk dus vaak naar huis gaat. Die conclusie deel ik niet. Bij iedere jeugdige die in aanmerking komt voor gesloten jeugdzorg wordt bekeken hoe urgent zijn plaatsing is. Ook jeugdigen die al een strafrechtelijk traject in een JJI hebben doorlopen kunnen dermate ernstige problemen hebben dat een spoedige plaatsing in de gesloten jeugdzorg noodzakelijk is. Daarbij wordt uiteraard niet alleen bekeken hoe de jeugdige op dat specifieke moment functioneert, maar ook naar de problematiek die de jeugdige gehad heeft en de situatie waarin hij terecht komt. Er wordt iedere keer dat een plek beschikbaar komt een afweging gemaakt welke jeugdige daarvoor op dat moment in aanmerking komt. Sommige doelgroepen zijn daarbij in het algemeen urgenter dan andere. Zo zal een meisje dat uit de gedwongen prostitutie is gehaald in het algemeen voorgaan op andere jeugdigen, waaronder ook jeugdigen die uit een strafrechtelijk traject komen.

In mijn brief van 23 juni heb ik geschreven dat, als tijdig voor afloop van de straf gestart wordt met het vervolgtraject van gesloten jeugdzorg, de vervolgplaatsing geen probleem behoeft te zijn. Daarbij doelde ik niet alleen op het traject van aanvragen van een machtiging. Dat kan, zoals de commissies ook constateren, in dringende gevallen op zeer korte termijn gebeuren. Ook met het regelen van een vervolgplek hoeft echter niet gewacht te worden tot de jeugdige uit de JJI komt. Als de jeugdige tijdig voor een vervolgplek wordt aangemeld, kan een zo soepel mogelijke overgang van de ene naar de andere plek worden bewerkstelligd. Door de implementatie van het netwerkberaad bij de JJI’s zullen op dit punt ook verbeteringen worden bereikt. Het netwerkberaad, waarin in ieder geval de JJI waarin de jeugdige verblijft, de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering deelnemen, heeft immers als taak een trajectplan voor iedere jeugdige op te stellen. De eventuele plaatsing van jeugdigen in de gesloten jeugdzorg na afloop van een strafrechtelijk traject is daarmee, zoals de commissie ook verzoekt, expliciet onder de aandacht van het veld.

Ook is de beschikbaarheid van voldoende capaciteit, zowel kwantitatief, als kwalitatief, van belang. De commissie geeft aan dat het probleem naar haar idee in de wachtlijst zit. Op dit moment is er nog geen adequate wachtlijstregistratie voor de gesloten jeugdzorg. De werkprocessen bij bureau jeugdzorg en het informatiesysteem jeugdzorg dienen aangepast te worden, om de informatie over de gesloten jeugdzorg door de medewerkers te kunnen laten registreren. Er wordt op dit moment hard aan gewerkt om dit te realiseren.

De opbouw van de benodigde capaciteit wordt met grote inzet ter hand genomen. In 2010 zal de geplande capaciteit van ruim 1300 plekken gerealiseerd zijn. Daarnaast ben ik voornemens Glen Mills aan te wijzen, waarmee nog eens 120 plekken beschikbaar zullen komen. Ik zal de vraag naar gesloten jeugdzorg bovendien blijven monitoren om te bezien hoe deze zich ontwikkelt. Initiatieven die door de sector ontwikkeld worden met als doel het gesloten verblijf zo kort mogelijk te houden met aansluitend intensieve (ambulante) zorg, zal ik met kracht steunen.

De minister voor Jeugd en Gezin,

A. Rouvoet


XNoot
1

Samenstelling:

Werner (CDA), Van den Berg (SGP), Dupuis (VVD), (vice-voorzitter), Rosenthal (VVD), Swenker (VVD), Tan (PvdA), Van de Beeten (CDA), Slagter-Roukema (SP), (voorzitter), Linthorst (PvdA), Biermans (VVD), Putters (PvdA), Leijnse (PvdA), Engels (D66), Thissen (GL), Goyert (CDA), Peters (SP), Quik-Schuijt (SP), Klein Breteler (CDA), Huijbregts-Schiedon (VVD), Laurier (GL), Ten Horn (SP), Meurs (PvdA), Leunissen (CDA), De Vries-Leggedoor (CDA), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Lagerwerf-Vergunst (CU), De Boer (CU) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

XNoot
2

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Dölle (CDA), Tan (PvdA), Van de Beeten (CDA), (voorzitter), Broekers-Knol (VVD), De Graaf (VVD), Kneppers-Heynert (VVD), Kox (SP), Westerveld (PvdA), (vice-voorzitter), Russell (CDA), Engels (D66), Franken (CDA), Peters (SP), Quik-Schuijt (SP), Haubrich-Gooskens (PvdA), Ten Horn (SP), Janse de Jonge (CDA), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Van Bijsterveld (CDA),Strik (GL),Lagerwerf-Vergunst (CU), Rehwinkel (PvdA), Duthler (VVD) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

XNoot
1

Brief van 23 juni 2008, Kamerstukken I 2007/08, 31 373, C.

Naar boven